ECLI:NL:RBGEL:2025:6446 - Rechtbank Gelderland - 5 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/7352
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van
[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Heumen, de heffingsambtenaar.
Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 17 oktober 2023.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende, met dagtekening 31 augustus 2023, een aanslag leges omgevingsvergunning opgelegd van € 92.435,01 (aanslagnummer 52300239, de legesaanslag). Deze aanslag is opgelegd voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. Hij heeft daarbij de legesaanslag gehandhaafd.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 26 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen gemachtigde en [persoon A] en namens de heffingsambtenaar [persoon B] .
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en partijen de gelegenheid gegeven om te onderzoeken of zij tot een overeenstemming kunnen komen.
Bij brief van 6 juni 2025 heeft de heffingsambtenaar aan de rechtbank medegedeeld dat er intern beraad is geweest en dat hij daarover belanghebbende op 27 februari 2025 (de rechtbank leest: 27 mei 2025) heeft ingelicht. De heffingsambtenaar vraagt in die brief de rechtbank, zonder nadere zitting, uitspraak te doen.
Op 6 juni 2025 heeft de rechtbank partijen laten weten dat zij zonder nadere zitting uitspraak wil doen. Daarbij heeft zij partijen de gelegenheid gegeven om binnen vier weken te laten weten of zij alsnog op een zitting willen worden gehoord. Die termijn eindigde op 4 juli 2025. Belanghebbende heeft weliswaar op 18 juni 2025 gereageerd, maar zij noch de heffingsambtenaar heeft aangegeven dat zij op een nadere zitting wil worden gehoord. De rechtbank heeft daarom het onderzoek gesloten op 8 juli 2025 en per brief van dezelfde datum aangegeven dat er binnen zes weken uitspraak zal worden gedaan.
Feiten
-
Belanghebbende heeft op 22 december 2022 een aanvraag omgevingsvergunning ter zake van het bouwen van 18 appartementen en 14 woningen en een wadi (project OVERMORGEN) nabij het adres [locatie 1] , op het perceel [locatie 2] te [plaats 2] . Op deze aanvraag is bij besluit van 5 juli 2023 positief beslist.
-
Met dagtekening 31 augustus 2023 heeft de heffingsambtenaar de legesaanslag opgelegd.
-
In de legesaanslag zijn onder meer leges in rekening gebracht voor vier maal een welstandstoets voor een bedrag van totaal € 14.487,17 (vier maal € 3.621,79).
-
Binnen de gemeente Heumen wordt de welstandstoetsing uitgevoerd door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK). Het bouwplan is vijf maal aan de CRK voorgelegd, namelijk op
[1] :
-
21 februari 2023: negatief advies, het plan is niet akkoord;
-
12 maart 2023: het aangepaste plan kan in de huidige vorm verder worden uitgewerkt waarna het opnieuw aan de commissie dient te worden voorgelegd voor een volledige beoordeling; het plan wordt door de commissie aangehouden;
-
16 mei 2023: om een gefundeerd advies te geven is verdere informatie nodig; de beoordeling van het bouwplan wordt aangehouden;
-
13 juni 2023: negatief advies; het plan moet worden aangepast. In het advies staat:
“De commissie is in grote lijnen akkoord met de nu ingediende plannen. Voor twee punten wordt nog aandacht gevraagd, te weten: - ten aanzien van de appartementen wordt een groter overstek van de dakgoten van minimaal 50 centimeter gevraagd voor wat betreft de hoofdbouw; - voor wat betreft de rijwoningen wordt nog aandacht gevraagd voor de warmtepomp
units. De aanvragen geeft aan dat deze aan de achterzijde worden geplaatst. In beide gevallen dienen ze te worden voorzien van donkergrijskleurige omkasting.” De secretaris van de CRK wordt gemandateerd om te beoordelen of een aangepast plan tegemoet komt aan de gestelde voorwaarden;
- 25 juni 2023: gemandateerd advies secretaris CRK; positief advies.
Beoordeling door de rechtbank
-
De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de legesaanslag naar het juiste bedrag heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende. In geding is slechts het onderdeel “Leges welstand” ter hoogte van € 14.487,17.
-
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
-
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de leges welstand ten onrechte op € 14.487,17 is gesteld. Zij gaat uit van het indienen van één plan voor de aanvraag omgevingsvergunning en kan zich niet voorstellen dat het terecht is om vier maal de leges te heffen die staan voor de toetsing van een plan door de afdeling Welstand. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het niet zo kan zijn dat wanneer een bouwplan niet in één keer is goedgekeurd, er opnieuw over de gehele bouwsom leges geheven worden. Belanghebbende vindt dat maximaal € 3.621,79 aan leges welstand kan worden geheven.
-
De heffingsambtenaar beroept zich op Titel 2 van de tarieventabel bij de Legesverordening. Als een plan meerdere malen moet worden getoetst aan de welstandscriteria, bijvoorbeeld omdat het plan tussentijds (al dan niet door eerdere opmerkingen uit de welstandstoets) is aangepast, wordt het tarief uit artikel 2.3.1.2.1 vermenigvuldigd met het aantal keer dat aan de criteria moet worden getoetst (artikel 2.3.1.2.2). Wanneer een bouwplan meerdere keren inhoudelijk wordt getoetst aan de welstandscriteria - waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen de diverse bouwdelen van het bouwplan - is evenzovele keren het tarief verschuldigd, ongeacht of de toetsing plaatsvindt door de voltallige CRK of door een gemandateerde functionaris. Onderhavig bouwplan is vijf keer aan de CRK voorgelegd. Bij het vaststellen van de aanslag is het standpunt ingenomen dat vier keer een inhoudelijke toets heeft plaatsgevonden
[2] , zodat in de aanslag vier keer een bedrag van € 3.621,79 is begrepen aan leges welstand. -
In de brief van 6 juni 2025 heeft de heffingsambtenaar te kennen gegeven dat de adviezen van de CRK van 12 maart en 13 juni 2023 samen als een advies opgevat zouden kunnen worden en is het nader standpunt ingenomen dat deze drie inhoudelijke toetsingen moeten leiden tot een legesbedrag van € 10.865,37 (drie maal € 3.621,79).
-
Op grond van artikel 229, lid 1, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Op basis van dit artikel is de Legesverordening Heumen 2022 (de Legesverordening) vastgesteld. Op grond van artikel 2, aanhef en onder a, van de Legesverordening worden onder de naam “leges” rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeente bestuur verstrekte diensten. Artikel 3 van de Legesverordening bepaalt vervolgens dat de aanvrager van een dienst belastingplichtig is. De tarieven voor een aanvraag zijn bepaald in Bijlage 1 Tarieventabel, behorende bij de Legesverordening (de Tarieventabel).
-
Artikel 2.3.1.1 van de Tarieventabel geeft de tarieven voor de behandeling van een aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’. Indien de aanvraag moet worden getoetst aan de redelijke eisen van welstand (de welstandscriteria), komt hierop een toeslag. Artikel 2.3.1.2 bepaalt hierover:
2 3.1.2 Welstandstoets
2.3.1.2.1. Het op basis van onderdeel 2.3.1.1 berekende tarief wordt verhoogd in verband met een toetsing aan welstandscriteria met het tarief, dat aan de hand van de tarieventabel van het Gelders Genootschap 2022 is vastgesteld. 2.3.1.2.2. Het tarief van 2.3.1.2.1 wordt vermenigvuldigd met het aantal keren dat de aanvraag aan de welstandscriteria moet worden getoetst.
-
Volgens vaste jurisprudentie is er geen rechtstreeks verband vereist tussen de hoogte van de geheven leges enerzijds en de omvang van ter zake van gemeentewege verstrekte diensten anderzijds.
[3] -
Niet in geschil is dat gelet op de hoogte van de bouwsom een bedrag van € 3.621,79 per welstandstoets verschuldigd is.
-
Voor de vraag of de heffingsambtenaar terecht het standpunt inneemt of drie maal leges in rekening gebracht kunnen worden voor een welstandstoetsen, is bepalend of zich drie maal een belastbaar feit heeft voorgedaan. Met andere woorden, of zich tijdens de beoordeling van de vergunningsaanvraag 1) wijzigingen hebben voorgedaan in het bouwplan 2) waarvoor telkens een nieuwe welstandstoets noodzakelijk was. Concreet ligt dus de vraag voor of na de initiële zitting van de welstandscommissie op 21 februari 2023, nog tweemaal een wijziging in het bouwplan is aangebracht waarvoor een nieuwe welstandstoets noodzakelijk was.
[4] -
Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet het geval. De heffingsambtenaar heeft in bijlage 9 bij het verweerschrift weergegeven welke bijeenkomsten van de CRK tot welke uitkomst hebben geleid. De rechtbank stelt vast dat de CRK op 21 februari 2023 het bouwplan heeft beoordeeld en getoetst aan de welstandscriteria. Dat zich daarna op advies van de CRK wijzigingen hebben voorgedaan, is tussen partijen niet in geschil. Naar het oordeel van de rechtbank is op 12 maart 2023 een gewijzigd plan voorgelegd, waarna nadere informatie is gevraagd en uiteindelijk op 13 juni 2023 een nieuw advies is gegeven. Voor het beoordelingstraject van 2 maart 2023 tot het advies op 13 juni 2023 was naar het oordeel van de rechtbank inderdaad opnieuw een welstandstoets noodzakelijk. Hoewel het advies van 13 juni 2023 (nog) negatief is, is het in feite een voorwaardelijk positief advies. Het plan is immers volgens de CRK grotendeels akkoord, maar er is nog sprake van aanvullende (duidelijk omschreven) voorwaarden. Op 25 juni 2023 heeft de secretaris vastgesteld dat de overstekken van de dakgoten inderdaad zijn vergroot tot 50 centimeter en dat de warmtepompen zijn voorzien van de donkergrijze omkasting. Naar het oordeel van de rechtbank heeft op 25 juni 2023 geen beoordeling plaatsgevonden van een nieuw bouwplan, maar is slechts beoordeeld of aan de voorwaarden voor goedkeuring was voldaan. Van een nieuwe welstandstoets op 25 juni 2023 is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
-
Uit het voorgaande volgt dat de heffingsambtenaar twee keer het tarief voor een welstandstoets in rekening had behoren te brengen. In de aanslag is echter vier keer het tarief voor de welstandstoets begrepen. De rechtbank zal daarom de legesnota met een bedrag van € 7.243,58 (twee keer € 3.621,79) verminderen tot een bedrag van intotaal € 85.191,43.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is gegrond. De rechtbank vermindert de legesaanslag tot € 85.191,43. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht terug. Niet gesteld of gebleken is dat belanghebbende recht heeft op vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank:
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Germs-de Goede, rechter, in aanwezigheid van mr.C.H. den Blaauwen-Jansen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Zie bijlage 9 bij het verweerschrift.
De behandeling op 16 mei 2023 is niet in de heffing betrokken.
Hoge Raad 14 augustus 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1943.
Zie onder meer ECLI:NL:RBDHA:2023:17057, r.o. 9 en ECLI:NL:GHDHA:2022:1784.