ECLI:NL:RBGEL:2025:6127 - Rechtbank Gelderland - 25 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem Parketnummer: 05/302291-21
Datum uitspraak: 25 juli 2025
Beslissingvan de meervoudige kamer als bedoeld in artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[betrokkene]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] , thans verblijvende in de P.I. [verblijfplaats] in [plaats] ,
raadsman: mr. J.P.W. Nijboer, advocaat in Utrecht.
Procedure
Betrokkene is op 20 maart 2023 bij arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld tot (onder meer) terbeschikkingstelling met voorwaarden, waarbij is bevolen dat de terbeschikkingstelling dadelijk uitvoerbaar is. Deze maatregel is ingegaan op 21 maart 2023 en het laatst verlengd bij beslissing van de rechtbank van 11 april 2025.
Bij vordering van 25 juni 2025, ingekomen op diezelfde dag, heeft de officier van justitie gevorderd dat de verpleging van overheidswege alsnog wordt bevolen.
Bij beschikking van 27 juni 2025 heeft de rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie de voorlopige verpleging van overheidswege van betrokkene bevolen.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de volgende processtukken:
Ter zitting van 11 juli 2025 zijn gehoord:
De standpunten
De officier van justitie heeft ter zitting de vordering gehandhaafd. De raadsman van betrokkene heeft gepleit voor afwijzing van de vordering. Daarbij heeft de raadsman verwezen naar de vorige verlengingsbeslissing waar een overwegend positief beeld aan de orde was. Er is daarna sprake geweest van een korte opbouw van spanningen en incidenten. Omzetting naar tbs met dwangverpleging voor de aan de orde zijnde incidenten is volgens de verdediging een stap te ver.
De beoordeling
De ter beschikkingstelling met voorwaarden is opgelegd ter zake van wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging met zware mishandeling van een huisarts in de kliniek waar betrokkene verbleef.
Artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bepaalt dat de rechtbank op vordering van het openbaar ministerie kan bevelen dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, indien één of meer van de gestelde voorwaarden niet worden nageleefd of anderszins het belang van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen zulks eist.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. In augustus 2023 werd betrokkene vanuit de overbruggingsplek FPA [kliniek 2] opgenomen in FPA [kliniek 1] . De behandelingen werden opgestart, maar na ongeveer een half jaar werd besloten de behandeling te beëindigen vanwege de zeer beperkte leerbaarheid van betrokkene. Geconcludeerd werd dat verdere resocialisatie binnen een woonvorm in combinatie met een ambulant behandeltraject voor betrokkene wenselijk is. Het behandelplafond binnen een klinische setting was volgens [kliniek 1] bereikt. Voor betrokkene is vooral een ondersteunende benadering nodig, ondanks dat het recidiverisico en het risico op letselschade vrijwel niet is verlaagd. Eind 2024 werd betrokkene vervolgens aangemeld bij een RIBW en er werden door het FACT van Kairos mogelijkheden gezien voor een ambulant behandeltraject na zijn klinische opname. Betrokkene bleef echter ageren tegen het behandeltraject vanuit Kairos en de spanningen liepen hierdoor op.
De reclassering en [kliniek 1] concluderen dat te zien is dat betrokkene moeite heeft zaken in perspectief te plaatsen; hij focust zich op kleine zaken die niet goed zijn verlopen. Die zaken worden door hem enorm uitvergroot. Hierbij heeft hij weinig zelfreflectie. Dit heeft geleid tot meerdere agressie incidenten. Zo zijn er vernielingen geweest en was sprake van bedreiging van een behandelaar, die thans niet meer onaangekondigd op de afdeling komt om zo de confrontatie met betrokkene te vermijden. De huisarts wenst betrokkene ook niet meer te ontvangen in verband met bedreigingen, welke situatie veel overeenkomsten heeft met het indexdelict. [kliniek 1] heeft op basis van bovenstaande incidenten – die zowel in frequentie als explosiviteit toenamen – besloten de behandeling en het verblijf per direct voortijdig te beëindigen. Volgens [kliniek 1] kan de veiligheid van verplegend personeel, behandelaren en groepsgenoten niet meer worden gegarandeerd, nu betrokkene bij contact direct ontvlamt en forse verbale agressie vertoont, waarbij de risico’s dat dit zich omzet in fysieke agressie hoog worden geacht.
In de eindbrief van [kliniek 1] is te lezen dat gebleken is dat betrokkene op geen enkele manier mee kan buigen, en dat na ruim twee jaar intensieve begeleiding geen behandeling van de grond is gekomen. Betrokkene heeft geen ontwikkeling kunnen doormaken die de risico’s op geweld naar hulpverlening of naar anderen die hem niet geven wat hij wenst, hebben kunnen verminderen. Volgens [kliniek 1] zou een andere setting binnen het kader van tbs met voorwaarden geen oplossing zijn. Daarom wordt geadviseerd omzetting van de maatregel in tbs met dwangverpleging.
De rechtbank stelt voorop dat uit de stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat betrokkene enkele aan hem gestelde voorwaarden niet heeft nageleefd en dat er meerdere incidenten hebben plaatsgevonden. De rechtbank constateert echter dat deze incidenten zich in korte tijd hebben voorgedaan. Bovendien hebben deze confrontaties, zonder af te willen dingen op de zorgen waartoe dit kan leiden bij de behandelaars, nooit geleid tot fysieke agressie, net als het indexdelict. Kennelijk is dat voor betrokkene toch een grens die hij ondanks alle frustratie aan zijn kant, niet wil overschrijden. Daarnaast staan deze incidenten in contrast tot de periode daarvoor, waarin het duidelijk beter ging met betrokkene en waarin werd toegewerkt richting resocialisatie. In dat verband heeft de rechtbank in de verlengingsbeslissing van 11 april 2025 op basis van het reclasseringsadvies destijds overwogen: “In de loop van de behandeling, waarbij betrokkene PMT-therapie en psycho-educatie krijgt, urinecontroles doet en gesprekken heeft met de ervaringsdeskundige, is te zien dat hij steeds beter op zijn gedrag is aan te spreken. Er wordt een man gezien die zijn best doet om te doen wat er van hem wordt gevraagd in zijn behandeling en zich houdt aan de gemaakte afspraken. De overstap naar de resocialisatieafdeling van de kliniek (op het terrein van GGNet, maar buiten de kliniek) lijkt hier positief aan te hebben bijgedragen.” Opvallend is dat minder dan een jaar geleden stappen zijn gezet om betrokkene aan te melden voor een RIBW met begeleidende ambulante behandeling.
De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat de voorwaarden weliswaar overtreden zijn, maar dat deze overtredingen, gelet op de overige gebleken omstandigheden, onvoldoende ernstig zijn om het omzetten in dwangverpleging te rechtvaardigen. De rechtbank zal betrokkene de kans bieden om de tbs met voorwaarden in een andere behandelsetting/kliniek voort te zetten. Daarbij speelt ook een rol de omstandigheid dat betrokkene, na een bevel tot alsnog verplegen, voorlopig, naar het zich laat aanzien, zo’n één tot twee jaar als passant in een huis van bewaring zal verblijven, waarbij hij amper of geen op zijn problematiek toegespitste behandeling zal kunnen krijgen. [in de oorspronkelijke tekst werd vermeld een passantentermijn van 8 – 10 jaar, maar dat is verbeterd in 1-2 jaar, rb] De rechtbank geeft de reclassering de opdracht een andere passende kliniek voor betrokkene te vinden, en tot die tijd zal de rechtbank het bevel voorlopige verpleging van de rechter-commissaris van 25 juni 2025 laten doorlopen totdat plaatsing in een kliniek is gerealiseerd.
De beslissing
De rechtbank:
Deze beslissing is gegeven door mr. H.C. Leemreize, voorzitter, mr. F.J.H. Hovens en mr. I. de Bruin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juli 2025.
Mr. Leemreize en de griffier zijn buiten staat de beslissing mede te ondertekenen.