ECLI:NL:RBGEL:2025:5426 - Rechtbank Gelderland - 4 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 11635502 \ CV EXPL 25-1073
Vonnis van 4 juli 2025
in de zaak van
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS B.V., gevestigd te Maastricht, eisende partij, hierna te noemen: Q-Park, gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel,
tegen
[gedaagde], wonende te [woonplaats] , gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] , procederend in persoon.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding- de conclusie van antwoord- de conclusie van repliek- de conclusie van dupliek.
2 Het geschil
2.1. Q-Park vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt om aan haar te betalen een bedrag van € 458,63, ter voldoening van het tarief verloren kaart (€ 25,00), de aanvullende schadevergoeding (€ 373,81) en de buitengerechtelijke incassokosten (€ 59,82), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van pleging, althans van verzuim, althans vanaf een andere door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van volledige betaling en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2. Q-Park legt primair aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst tussen partijen en subsidiair dat [gedaagde] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Q-Park stelt dat [gedaagde] op 20 juni 2024 direct achter een voorganger, althans zonder geldig parkeerbewijs, de parkeergarage Arnhem-Broerenstraat heeft verlaten en dat dat in strijd is met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Verder stelt Q-Park dat op grond van de artikelen 5.5 tot en met 5.8 van de toepasselijke algemene voorwaarden [gedaagde] het geldende tarief voor een verloren kaart van € 25,00 en een (aanvullende) schadevergoeding van € 373,81 per keer treintje rijden (prijspeil 2024) verschuldigd is. Omdat [gedaagde] ondanks sommatie niet is overgegaan tot betaling van de hoofdsom van € 398,81, is zij naast de wettelijke rente ook een bedrag van € 59,82 aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd, aldus Q-Park.
2.3. [gedaagde] erkent dat zij zonder te betalen de parkeergarage heeft verlaten, maar zij voert verweer tegen de gevorderde hoofdsom, die zij buitenproportioneel vindt. [gedaagde] voert aan dat zij haar parkeerkaart kwijt was en dat zij in een emotionele en stressvolle toestand achter de auto van haar vriendin de parkeergarage uit is gereden. Verder voert [gedaagde] , zakelijk weergegeven, aan dat het boetebeding waarop Q-Park zich beroept onredelijk bezwarend is en naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Zij verzoekt daarom om matiging van de boete en, zo nodig, een betalingsregeling toe te staan.
2.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
3 De beoordeling
3.1. Door het inrijden van de parkeergarage is de bestuurder van het motorvoertuig een overeenkomst aangegaan met Q-Park. Q-Park heeft onweersproken gesteld dat bij de ingang van de parkeergarage een bord staat met daarop de parkeertarieven en de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden en de (digitale) vindplaats daarvan, zodat de algemene voorwaarden op de overeenkomst van toepassing zijn. Daarmee is voldaan aan de artikelen 6:234, 6:230a, 6:230b en 6:230c BW. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst.
3.2. Naar het oordeel van de kantonrechter bevatten de algemene voorwaarden geen bedingen die, afzonderlijk én in onderlinge samenhang bezien, oneerlijk zijn. Het “tarief verloren kaart” (een vergoeding voor het gederfde parkeertarief) is redelijk en laat onverlet dat Q-Park een aanvullende schadevergoeding in de vorm van een forfaitair bedrag mag vorderen, alsmede overige, daadwerkelijk geleden (gevolg)schade en de werkelijke parkeerkosten, voor zover die parkeerkosten hoger zijn dan het “tarief verloren kaart”. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter niet oneerlijk. Het forfaitaire bedrag van € 373,81 dient immers als prikkel tot nakoming (uitrijden nadat er is betaald) en mag in dat opzicht voldoende afschrikwekkend zijn, teneinde het “treintje rijden” te ontmoedigen. Bovendien staat het in redelijke verhouding tot de belang van Q-Park en dient het voor vergoeding van algemenere schade, zoals de inzet van personeel en apparatuur met betrekking tot het voorkomen van en klachten over “treintje rijden”. Verder kan “treintje rijden” leiden tot kopieergedrag, schade aan de slagboom bij het uitrijden en een onveilig gevoel in de parkeergarage. Van een buitensporige boete, die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook geen sprake. De boete zal daarom niet gematigd worden. De persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] , hoe vervelend ook, leiden niet tot een ander oordeel.
3.3. Verder heeft Q-Park in artikel 5.8 AV cumulatie van andere bedingen uit de algemene voorwaarden voor dezelfde gedragingen uitgesloten. Ten aanzien van de op grond van artikel 8.2 AV gevorderde proceskosten en buitengerechtelijke incassokosten, is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is van ongeoorloofde cumulatie, nu het niet leidt tot een onevenredige afwijking van de wettelijke regeling, die zonder het beding zou gelden.
3.4. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Q-Park bij conclusie van repliek voldoende gesteld en onderbouwd dat [gedaagde] gebruik had kunnen maken van de in de parkeergarage aanwezige help-knoppen, dan wel van het op de informatieborden vermelde telefoonnummer om in contact te komen met een van haar medewerkers, maar dat zij dat niet heeft gedaan. Wat daar ook van zij, ook als die mogelijkheid er niet was geweest, dan had het nog steeds op de weg van [gedaagde] gelegen om bij de betaalautomaat een kaartje “tarief verloren kaart” te kopen. Q-Park heeft voldoende gesteld dat die mogelijkheid er is bij alle in de parkeergarage aanwezige betaalautomaten en [gedaagde] heeft hiertegen geen verweer gevoerd. Door geen kaartje “tarief verloren kaart” te kopen, maar door middel van “treintje rijden” de parkeergarage te verlaten, heeft [gedaagde] het risico van het door Q-Park gevorderde bedrag aanvaard. Dit kon van [gedaagde] worden gevergd, ook al was zij toen naar eigen zeggen erg emotioneel. Dit is in elk geval geen reden om het bedrag (gedeeltelijk) af te wijzen.
3.5. Gelet op het voorgaande wijst de kantonrechter de gevorderde hoofdsom toe.
3.6. De wettelijke rente vanaf de datum van pleging, die niet is betwist, wordt toegewezen over de hoofdsom, nu [gedaagde] in verzuim is met de tijdige betaling van die hoofdsom.
3.7. Q-Park maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Aan [gedaagde] is een aanmaning gestuurd die voldoet aan de wettelijke vereisten. [gedaagde] heeft niet binnen de 14 dagen termijn van deze aanmaning betaald, zodat zij deze incassokosten is verschuldigd. Het gevorderde bedrag van € 59,82 komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en wordt daarom toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen vanaf de datum van dagvaarding.
3.8. Tot slot overweegt de kantonrechter dat hij niet bevoegd is om partijen een betalingsregeling op te leggen, zoals [gedaagde] heeft verzocht. Voor het treffen van een betalingsregeling kan [gedaagde] zich wenden tot (de gemachtigde van) Q-Park.
3.9. [gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de kant van Q-Park als volgt vastgesteld:
4 De beslissing
De kantonrechter
4.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park te betalen een bedrag van € 398,81 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 20 juni 2024 tot aan de dag van volledige betaling,
4.2. veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park te betalen een bedrag van € 59,82 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 13 maart 2025 tot aan de dag van volledige betaling,
4.3. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 460,78, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
858 / 560