ECLI:NL:RBDHA:2025:18029 - Rechtbank Den Haag - 23 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Team handel - voorzieningenrechter
Zaaknummer: C/09/688090/ KG ZA 25-666
Vonnis in kort geding van 23 september 2025
in de zaak van
MAGNIT GLOBAL NETHERLANDS B.V., eiseres, hierna te noemen: Magnit, advocaat: mr. E.K. Sneeuw,
tegen
DE POLITIEte Den Haag, gedaagde, hierna te noemen: de Politie, advocaat: mr. I.J. van den Berge,
waarin zijn tussengekomen
**[bedrijf] B.V.**te [vestigingsplaats] , hierna te noemen: [bedrijf] , advocaat: mr. W.J.W. Engelhart,
en
DE STAFFING GROEP NEDERLAND B.V. handelend onder de naam ‘CIRCLE8’ te Nieuwegein, hierna te noemen Circle8, advocaat: mr. L. Bozkurt.
1 De procedure
1.1. Het procesdossier bestaat uit:
-
de dagvaarding van 9 juli 2025, met producties aanvullende productie;
-
de schriftelijke reactie van de Politie, met producties;
-
de incidentele conclusie tot tussenkomst, subsidiair voeging van [bedrijf] ;
-
de incidentele conclusie tot tussenkomst, subsidiair voeging van Circle8.
1.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 september 2025. Aan het begin van de mondelinge behandeling is [bedrijf] en Circle8 toegestaan tussen te komen in de procedure tussen Magnit en de Politie. De advocaten van Magnit, de Politie en Circle8 hebben ter zitting het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd, en partijen hebben over en weer hun standpunten toegelicht en vragen van de voorzieningenrechter beantwoord.
1.3. In de aanloop naar dit kort geding heeft Magnit geweigerd om aan [bedrijf] en Circle8 meer dan een geredigeerde dagvaarding en een deel van de producties ter beschikking te stellen, omdat deze concurrentiegevoelige informatie zou bevatten. [bedrijf] heeft op 1 september 2025 de voorzieningenrechter verzocht om voorafgaand aan de mondelinge behandeling te beslissen over het verzoek tot interventie en/of om Magnit te bewegen alsnog alle relevante stukken te verstrekken, dan wel om de informatie die zij niet openbaar wenst te maken terug te trekken. Op 3 september 2025 heeft Circle8 een soortgelijk verzoek gedaan. In reactie op de verzoeken van [bedrijf] en Circle8 heeft de voorzieningenrechter bij berichten van 2 september 2025 (voor [bedrijf] ) en 4 september 2025 (voor Circle8) aan partijen meegedeeld dat pas tijdens de mondelinge behandeling over de verzoeken tot tussenkomst wordt beslist en dat de voorzieningenrechter pas daarna kan beslissen over de aan de tussenkomende partijen te verstrekken stukken. Daarbij heeft de voorzieningenrechter er met klem op aangedrongen om alle processtukken zoveel mogelijk tijdig voor de mondelinge behandeling volledig ter beschikking te stellen en benadrukt dat het onleesbaar maken van concurrentiegevoelige informatie tot het uiterste beperkt dient te blijven en ter zitting deugdelijk gemotiveerd moet kunnen worden.
1.4. Na hun toelating als tussenkomende partijen hebben [bedrijf] en Circle8 opnieuw bezwaar gemaakt tegen de manier waarop Magnit processtukken heeft verstrekt. Zij hebben toegelicht dat ook in de later verstrekte dagvaarding meerdere relevante passages waren weggelakt en dat zij geen producties hebben ontvangen. Hiertegenover heeft Magnit zich op het standpunt gesteld dat de weggelakte delen en niet verstrekte stukken bedrijfsvertrouwelijke dan wel bedrijfsgeheime informatie betreft die zij niet met concurrenten hoeft te delen.
1.5. De voorzieningenrechter heeft aan de hand van de geredigeerde versie van de dagvaarding geoordeeld dat Magnit het weglakken niet tot het uiterste heeft beperkt. De voorzieningenrechter heeft hierop beslist Magnit relevante informatie met betrekking tot haar bezwaren tegen de gunningsbeslissing alsnog aan de procespartijen ter beschikking diende te stellen, omdat haar standpunten anders voor [bedrijf] en Circle8 niet begrijpelijk zijn. Dat het gaat om passages uit haar inschrijving en de beoordeling daarvan maakt niet reeds dat zij die niet hoeft te delen met de tussenkomende partijen. Magnit heeft ook niet toegelicht dat er bepaalde zwaarwegende gronden zijn die zich ertegen verzetten dat specifieke passages bekend worden bij de tussenkomende partijen. De voorzieningenrechter heeft Magnit daarbij wel toegestaan om een concreet bedrag en een voor deze procedure niet relevante dienst (opgenomen in 2.10 van de dagvaarding) weg te lakken. Verder heeft de voorzieningenrechter beslist dat Magnit alle producties met uitzondering van haar inschrijving aan [bedrijf] en Circle8 ter beschikking dient te stellen.
1.6. Vervolgens heeft Magnit na enige tijd een aangepaste versie van de dagvaarding en de producties aan [bedrijf] en Circle8 ter beschikking gesteld, waarna ook de Politie haar schriftelijke reactie (met weglakking van het bedrag) aan [bedrijf] en Circle8 ter beschikking heeft gesteld. Hierop heeft de voorzieningenrechter een korte leespauze ingelast.
1.7. Na de leespauze hebben [bedrijf] en Circle8 er terecht op gewezen dat zij door de late terbeschikkingstelling van de processtukken in hun belangen zijn geschaad. [bedrijf] en Circle8 hebben ermee ingestemd dat de behandeling van de zaak aansluitend werd voortgezet maar opgemerkt dat zij mogelijk niet op alle punten afdoende zullen kunnen reageren. Vervolgens is de voorzieningenrechter overgegaan tot de inhoudelijke behandeling van de zaak.
1.8. Vonnis is bepaald op vandaag.
2 De incidenten tot tussenkomst
2.1. [bedrijf] en Circle8 hebben ieder voor zich gevorderd in de procedure tussen Magnit en de Politie te mogen tussenkomen, dan wel zich te mogen voegen aan de zijde van de Politie. Magnit en de Politie hebben verklaard hiertegen geen bezwaar te hebben. In verband met de nadelige gevolgen die [bedrijf] en Circle8 van een uitspraak in de hoofdzaak kunnen ondervinden, hebben zij elk voldoende belang om zich te mengen in dit kort geding. Niet gebleken is dat de inmenging van [bedrijf] en/of Circle8 een voortvarende afdoening van dit geschil in kort geding in de weg staat. Aangezien [bedrijf] en Circle8 in de hoofdzaak een (voorwaardelijke) vordering hebben ingesteld, zijn zij allebei toegelaten als tussenkomende partij.
3 De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1. Op 6 of 7 maart 2025 heeft de Politie de aankondiging gedaan voor de een Europese openbare aanbesteding voor de opdracht “Intermediaire dienstverlening” (hierna: de Opdracht). Op de aanbestedingsprocedure is de Aanbestedingswet 2012 (Aw 2012) van toepassing.
3.2. Met de Opdracht beoogt de Politie met twee onafhankelijke intermediaire dienstverleners een raamovereenkomst te sluiten om de Politie te voorzien van zogenoemde inhuurprofessionals, waarbij de intermediairs professionals werven en leveren en er geen arbeidsovereenkomst ontstaat tussen de Politie en de inhuurprofessionals. Binnen de raamovereenkomst wordt de inhuurbehoefte door de Politie door middel van zogenoemde Nadere oproepen om en om bij de opdrachtnemers uitgezet. De totale maximale waarde van de Opdracht is € 1.500.000,- (exclusief btw), te verdelen over de twee opdrachtnemers, voor de maximale contractduur van drie jaar, met een optie tot verlenging van eenmaal drie jaar.
3.3. De aanbestedingsprocedure is nader omschreven in de Inschrijvingsleidraad van 28 april 2025 (hierna: de Inschrijvingsleidraad), met bijlagen, waaronder een Programma van Eisen en een Begrippenlijst. Daarnaast heeft de Politie twee Nota’s van Inlichtingen verstrekt.
3.4. Het gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding. De weging van de subgunningscriteria is als hierna weergegeven:
3.5. Met betrekking tot de beoordeling van de kwalitatieve criteria staat in 2.1 van de Inschrijvingsleidraad het volgende:
Verder vermeldt de Inschrijvingsleidraad de volgende bonusregeling:
“Als de beantwoording naar het oordeel van het beoordelingsteam één of meerdere extra elementen bevat die van meerwaarde zijn voor de Politie, zoals verrassende elementen c.q. inzichten die de verwachting van de Politie overtreffen en/of vernieuwend voor de Politie zijn, wordt hiervoor eenbonus van 10%toegekend.”.
3.6. In de Inschrijvingsleidraad staat met betrekking tot de beoordeling van de verschillende subgunningscriteria nog het volgende:
“Voor de volledigheid wordt de Inschrijver erop gewezen dat bij de beoordeling van de uitwerking steeds uitsluitend wordt beoordeeld op hetgeen bij het betreffende sub-Gunningscriterium is opgesteld. Dat betekent dat bijvoorbeeld bij de beoordeling van de uitwerking voor sub-Gunningscriterium 2 niet tevens rekening wordt gehouden met hetgeen staat in de uitwerking voor sub-Gunningscriterium 1.”
3.7. Met betrekking tot uitwerking van KC 1 staat in de Inschrijvingsleidraad de volgende doelstelling en vraagstelling:
“Doelstelling
De Politie wenst om tijdig te worden voorzien van Inhuurprofessionals die voldoen aan het gestelde in de Nadere oproep. Het is essentieel dat de Inschrijver beschikt over een sourcingproces dat toegang biedt tot de volledige arbeidsmarkt, waaronder ook nichemarkten. Het sourcing- en wervingsproces en het selectieproces dienen hierbij optimaal aan te sluiten op de inhuurbehoefte van de Politie en wendbaar te zijn, zodat er tijdig ingespeeld kan worden op veranderende omstandigheden, o.a. binnen de Politie en/ of op de arbeidsmarkt. Hierbij wordt door de Inschrijver volledig voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving waardoor voor de Politie de rechtmatigheid gewaarborgd is. De Inschrijver past voor iedere Nadere oproep een transparante, objectieve en passende marktwerking toe, met als resultaat een passend aanbod tegen een optimale prijs- kwaliteitverhouding.
Vraagstelling
Welke concrete stappen neemt de Inschrijver om specifiek voor de Politie een Netwerk van Derden op te bouwen, onder meer gericht op het ontsluiten van nichemarkten en het voorzien van Inhuurprofessionals met de juiste expertise tegen de beste prijs- kwaliteitverhouding?
KC-1.1 Sourcing- en wervingsproces (maximaal 25 punten te behalen) o Beschrijf drie (3) voorbeelden van markten, waaronder één (1) nichemarkt (...), waar de Politie actief op inhuurt (zie 1.3) en hoe Inschrijver deze drie (3) markten monitort; o Beschrijf per markt het sourcing- en wervingsproces (onder andere de werkwijzen, het netwerken en de toegepaste methodieken en technologieën) die de Inschrijver toepast om geschikte Kandidaten en Toeleveranciers te vinden. U dient hierbij een concrete tijdlijn bij te voegen; o Beschrijf hoe de Inschrijver ervoor dat het sourcing- en wervingsproces wendbaar genoeg is om in te spelen op veranderingen (bijvoorbeeld in aantallen, functies, snelheid, maatschappelijke veranderingen en proces); o Beschrijf hoe de Inschrijver ervoor zorgt dat de Toeleveranciers en Kandidaten graag voor de Politie willen werken; o Beschrijf de risico’s die Inschrijver ziet bij het vinden van Kandidaten met specifieke expertise en schaarse vaardigheden, inclusief mitigerende maatregelen.
KC-1.2 Selectieproces (maximaal 25 punten te behalen) o Beschrijf hoe de Inschrijver ervoor zorgt dat hij Kandidaten kan aanbieden tegen de optimale prijs- kwaliteitverhouding conform de Normtarieven en het gestelde in de KPI’s. Beschrijf hierbij de processen en tools die u inzet; o Beschrijf hoe de Inschrijver de compliancy binnen het inhuurproces waarborgt. Beschrijf hierbij welke specifieke processen, systemen en controles u heeft geïmplementeerd om ervoor te zorgen dat alle inzetten voldoen aan de wettelijke vereisten, zoals maar niet noodzakelijkerwijs beperkt tot de WAB, Wet DBA en Waadi; o Beschrijf welke maatregelen Inschrijver neemt om het vervullingspercentage zoals beschreven in het Programma van Eisen te realiseren.
KC-1.3 Samenwerking (maximaal 10 punten te behalen) o Beschrijf hoe u de gezamenlijke aanpak met de tweede opdrachtnemer vormgeeft op het gebied van onder andere, maar niet beperkt tot, procesinrichting en marktwerking om zo optimaal mogelijk aan de inhuurbehoefte van de Politie te kunnen voldoen; o Beschrijf wat u bij deze gezamenlijke aanpak van de Politie verwacht qua inzet.”
3.8. In de Inschrijvingsleidraad staat dat voor KC 1.1 een presentatieronde wordt gehouden ter toelichting op de door de inschrijvers gegeven antwoorden. In de Inschrijvingsleidraad heeft de Politie zich het recht voorbehouden om naar aanleiding daarvan de score op KC 1.1 met één stap naar boven of naar beneden bij te stellen.
3.9. In 2.2.3 van de Inschrijvingsleidraad staat de volgende uitwerking van KC 3 (Diversiteit en inclusie):
“Doelstelling De Politie streeft naar een diverse en inclusieve werkomgeving. Het is van belang dat de Inschrijver een actieve rol speelt in het bevorderen van diversiteit en inclusie in de wervingsprocessen. Een diverse en inclusieve werkplek draagt bij aan betere prestaties, innovatie en maatschappelijke impact, en speelt een cruciale rol in het wervingsproces van de juiste mensen voor de juiste functies. Zie ook 1.14 “Diversiteit en inclusie” voor de uitgangspunten.
Vraagstelling Hoe bevordert de Inschrijver diversiteit en inclusie binnen het selectieproces? Beschrijf de maatregelen en processen die de Inschrijver inzet om diversiteit en inclusie te bevorderen, zowel bij het werven als bij het selecteren van Kandidaten. Hoe zorgt de Inschrijver ervoor dat het selectieproces een breed scala aan Kandidaten aantrekt?
Hoe waarborgt de Inschrijver een bias-vrij selectieproces? Leg uit welke tools en technieken de Inschrijver inzet om vooroordelen in het selectieproces te vermijden en een objectieve selectie van Kandidaten te waarborgen.”
3.10. In 1.4.4 van de Inschrijvingsleidraad staan onder meer de volgende contractdoelstellingen:
“1.4.4 Contractdoelstellingen De Raamovereenkomst dient invulling te geven aan de volgende doelen: (...) o Een optimale ontsluiting van de markt; o (...) o (...) Marktbereik: een groot landelijk netwerk en bereik, met maximale dekking; (...)”
3.11. Voor de Opdracht hebben zich zeven partijen ingeschreven, waaronder Magnit, [bedrijf] en Circle8.
3.12. Bij brief van 19 juni 2025 heeft de Politie aan Magnit meegedeeld dat zij als vierde is geëindigd en dat zij voornemens is de Opdracht te gunnen aan [bedrijf] en Circle8. De brief bevat met betrekking tot de beoordeling van de kwalitatieve subgunningscriteria de volgende tabel:
3.13. Uit de toelichting bij deze voorlopige gunningsbeslissing volgt dat Magnit 3,85 punten minder heeft behaald dan [bedrijf] , de inschrijver die als tweede in de rangorde is geëindigd, en 10 punten minder dan Circle8, die als eerste is geëindigd. Magnit heeft voor KC 1.1 (Sourcingproces) en KC 1.2 een “voldoende” (65% van 25 punten en daarmee 16,25 punten) gescoord. Voor KC 3 (Diversiteit en Inclusie) heeft Magnit een “goed” (90% van 10 punten en daarmee 9 punten) gescoord. Voor KC 1.3 en KC 2 heeft Magnit ook een “goed” gescoord (90% van 10 punten en 90% van 15 punten). Aan Magnit zijn geen bonussen toegekend.
3.14. In de toelichting op de gunningsbeslissing is de beoordeling van de inschrijving van Magnit voor subgunningscriterium KC 1.1, KC 1.2 en KC 3 – voor zover hier van belang – als volgt gemotiveerd:
“De winnende Inschrijvingen hebben op KC-1.1 beide een “goed” behaald. Het is een complete weergave van het gevraagde in de doelstelling. Er wordt uitgebreid en concreet antwoord gegeven op het gevraagde en er wordt een vertaalslag gemaakt naar hoe dit realistisch en toepasbaar is voor de Politie. Voor de Inschrijver die op de eerste (1e) plaats is geëindigd blijkt dit bijvoorbeeld uit de heldere uiteenzetting hoe de Inschrijver ervoor zorgt dat de Toeleveranciers en Kandidaten graag voor de Politie willen werken. Tevens draagt de beschrijving van de risico’s die de Inschrijver ziet bij het vinden van Kandidaten met specifieke expertise en schaarse vaardigheden, inclusief mitigerende maatregelen, volledig bij aan het bereiken van de doelstelling.
Voor de Inschrijver die op de tweede (2e) plaats is geëindigd blijkt dit bijvoorbeeld uit de complete beschrijving van het sourcing- en wervingsproces per markt die tevens realistisch en toepasbaar is voor de Politie. Tevens heeft de Inschrijver concreet onderbouwd hoe de Inschrijver ervoor zorgt dat de Toeleveranciers en Kandidaten graag voor de Politie willen werken.
KC 1.2 Selectieproces
(...)
De Inschrijving die op de eerste (1e) plaats is geëindigd heeft op KC-1.2 een “goed” behaald. De beantwoording is een complete weergave van het gevraagde in de doelstelling. Er wordt uitgebreid en concreet antwoord gegeven op het gevraagde en er wordt een vertaalslag gemaakt naar hoe dit realistisch en toepasbaar is voor de Politie. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de concrete omschrijving hoe de Inschrijver ervoor zorgt dat hij Kandidaten kan aanbieden tegen de optimale prijs- kwaliteitverhouding, wat volledig bijdraagt aan het bereiken van de doelstelling.
De Inschrijving die op de tweede (2e) plaats is geëindigd heeft op KC-1.2 een “voldoende” behaald. (...)
KC-3 Diversiteit en inclusie
(...)
De winnende Inschrijvingen hebben op KC-3 beide een “goed” behaald, waarbij de Inschrijving die op de tweede (2e) plaats is geëindigd een bonus toegekend heeft gekregen. De Politie heeft hiertoe besloten, omdat de beantwoording meerdere elementen bevat die van meerwaarde zijn voor de Politie. Zoals de inzet van een gespecialiseerd D&I advies- en trainingsbureau dat een doorlopend programma ontwikkelt voor alle betrokkenen in het inhuurproces, waaronder hiring managers, HR en Toeleveranciers.”
3.15. Magnit heeft de Politie verzocht om met haar in gesprek te gaan over bezwaren tegen de beoordeling. Bij e-mail van 27 juni 2025 heeft de Politie aan Magnit meegedeeld dat de Politie als beleid heeft om tijdens de zogenoemde alcateltermijn niet met partijen in gesprek te gaan. In de e-mail geeft de Politie Magnit wel de mogelijkheid om haar op- en aanmerkingen op papier te zetten, zodat de Politie erop kan antwoorden.
3.16. Op 3 juli 2025 heeft Magnit haar bezwaren tegen de gunningsbeslissing aan de Politie toegelicht en verzocht de gunningsbeslissing in te trekken en over te gaan tot herbeoordeling van de inschrijvingen. Hiertoe heeft Magnit aangevoerd dat de motivering van de gunningsbeslissing feitelijke onjuistheden bevat en onvoldoende concreet is en dat niet is voldaan aan de motiveringseisen van artikel 2.130 Aw 2012.
3.17. Op 7 juli 2025 heeft de Politie aan Magnit meegedeeld dat zij in de bezwaren van Magnit geen aanleiding ziet om de gunningsbeslissing in te trekken en tot herbeoordeling over te gaan.
4 Het geschil
4.1. Magnit vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, samengevat: I. de Politie te verbieden om de Opdracht op basis van de gunningsbeslissing (definitief) te gunnen aan Circle8 en [bedrijf] ; II. de Politie te gebieden om de (voorlopige) gunningsbeslissing in te trekken; III. de Politie te gebieden om, indien zij de Opdracht nog wenst te gunnen, tot herbeoordeling over te gaan van alle inschrijvingen, althans van de inschrijving van Magnit, door een nieuwe beoordelingscommissie en met inachtneming van dit vonnis, althans door dezelfde beoordelingscommissie als die de inschrijvingen al heeft beoordeeld; een en ander met veroordeling van de Politie in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2. Magnit legt aan de vordering het volgende ten grondslag. De gunningsbeslissing bevat onjuistheden voor wat betreft de beoordeling van de subgunningscriteria KC 1.1, KC 1.2 en KC 3 en is daarnaast onvoldoende concreet. Verder voldoet de motivering van de gunningsbeslissing niet aan de daaraan op grond van artikel 2.130 Aw 2012 te stellen eisen: de motivering is te algemeen en geeft geen inzicht in beoordeling van andere onderdelen die van wezenlijk belang waren. Verder blijkt uit de motivering niet waarom aan Magnit geen bonus is toegekend voor KC 1.3 en KC 2. Gelet op dit een en ander is intrekking van de gunningsbeslissing en herbeoordeling van alle inschrijvingen door nieuwe beoordelingscommissie aangewezen.
4.3. De Politie voert verweer. De Politie concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Magnit, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Magnit, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Magnit in de kosten van deze procedure.
4.4. [bedrijf] vordert de Politie te gebieden de gunningsbeslissing in stand te houden en – voor zover zij de Opdracht nog wenst te gunnen – de Opdracht definitief aan [bedrijf] te gunnen en om Magnit te gebieden de gehengen en te gedogen dat de Politie, conform de voorlopige gunningsbeslissing, definitief een raamovereenkomst sluit met [bedrijf] , met veroordeling van Magnit in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.5. Circle8 vordert de Politie te gebieden de Opdracht conform de gunningsbeslissing definitief te gunnen aan Circle8 en over te gaan tot het sluiten van de raamovereenkomst, een en ander met veroordeling van Magnit in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.6. [bedrijf] en Circle8 leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat zij er belang bij hebben dat de Opdracht definitief aan hen wordt gegund en dat zij daarom belang hebben bij afwijzing van de vorderingen van Magnit, omdat die definitieve gunning door de vordering van Magnit in gevaar kan komen.
4.7. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5 De beoordeling
5.1. Tussen partijen is in geschil of de Politie de inschrijving van Magnit op de juiste wijze heeft beoordeeld en of de motivering van de gunningsbeslissing voldoet aan de daaraan te stellen eisen en of om daarom herbeoordeling van alle inschrijvingen van Magnit (dan wel alleen die van Magnit) aangewezen is.
Beoordelingskader
5.2. De vorderingen van Magnit zijn in de eerste plaats gebaseerd op haar stelling dat de beoordelingscommissie fouten heeft gemaakt bij de beoordeling van de kwalitatieve subsubgunningscriteria KC 1, KC 1.2 en K 3. Bij de beoordeling van deze stelling is het volgende van belang. Volgens vaste jurisprudentie heeft de voorzieningenrechter bij de toetsing van kwalitatieve criteria slechts een beperkte beoordelingsvrijheid. De voorzieningenrechter moet in beginsel uitgaan van de deskundigheid van de aangewezen beoordelingscommissie, terwijl bedacht moet worden dat de rechter geen deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de Opdracht en dus geen deskundigenoordeel kan geven over de uitkomst van de beoordeling. Slechts wanneer de beoordeling onbegrijpelijk is gemotiveerd of wanneer er sprake is van procedurele of inhoudelijke onvolkomenheden van wezenlijke aard die meebrengen dat de beoordeling gebrekkig is, is plaats voor ingrijpen door de rechter. Dit kader is tussen partijen niet in geschil.
5.3. Magnit heeft 3,85 punten minder dan nummer 2 in de rangorde. Vast staat dat een hogere beoordeling van KC 1.1 of KC 1.2 ertoe zou leiden dat Magnit de score van de huidige nummer twee in de rangorde overtreft en daarmee voor gunning in aanmerking zou komen. Magnit heeft daarom voldoende belang bij beoordeling van haar bezwaren. De bezwaren van Magnit tegen de beoordeling van KC 1.1 en KC 1.2 komen – net als het bezwaar over het niet toekennen van de bonus op KC 3 – hierna aan de orde.
Beoordeling KC 1.1
5.4. Voor KC 1.1 dienden de inschrijvers voorbeelden te geven van markten waarop de Politie actief is en hoe de Inschrijver die monitort. Inschrijvers mochten deze markten zelf selecteren, met dien verstande dat het één zogenoemde nichemarkt diende te betreffen. Daarnaast dienden de inschrijvers risico’s bij het vinden van schaarse kandidaten te beschrijven, met daarbij mitigerende maatregelen, zie 3.7. Op dit subgunningscriterium heeft Magnit een voldoende gescoord, wat overeenkomt met het oordeel dat haar antwoord “merendeels voldoet”, zie 3.5. Voor het oordeel “goed” in de zin van de beoordelingssystematiek is vereist dat het antwoord een complete weergave van een volledige bijdrage aan de doelstellingen van de Politie bevat, dat het concreet is onderbouwd en realistisch en toepasbaar is voor de Politie. Beoordeeld moet worden of de door de beoordelingscommissie gegeven kritiekpunten de score “voldoende” rechtvaardigen.
5.5. In de gunningsbeslissing heeft de beoordelingscommissie meerdere kritiekpunten gegeven op dit deel van de inschrijving van Magnit. Magnit heeft niet tegen alle kritiekpunten van de beoordelingscommissie bezwaren naar voren gebracht. De bezwaren van Magnit richten zich tegen het oordeel van de beoordelingscommissie dat de door Magnit beschreven wervingsaanpak voor de verschillende markten weinig onderscheidend van elkaar zijn en dat hiermee wellicht niet hele markt wordt ontsloten. Magnit heeft betoogd dat het oordeel dat het oordeel dat die aanpak weinig onderscheidend zou zijn feitelijk onjuist is en dat zij met haar aanpak wel de hele markt ontsluit. Bij de mondelinge behandeling heeft Magnit daar nog aan toegevoegd dat het gevraagde onderscheid een nieuw beoordelingscriterium betreft en dat de beoordelingscommissie hiermee buiten haar toetsingskader is getreden.
Drie voorbeeldmarkten
5.6. Het standpunt van Magnit met betrekking tot het verschil in aanpak tussen de drie (sub)markten kan niet worden gevolgd. Aangezien inschrijvers zelf drie markten dienden te selecteren, ligt het voor de hand dat zij in hun inschrijving de verschillen in aanpak tussen die markten laten zien, dan wel aantonen dat zij voor alle markten dezelfde uniforme aanpak hanteren, waarmee voor alle markten, waaronder één nichemarkt, de doelstellingen (waaronder de ontsluiting van de gehele markt) worden behaald. Volgens de Politie heeft Magnit in haar inschrijving aangekondigd in te gaan op de specifieke aanpak voor de drie markten, maar bleek die aanpak grotendeels hetzelfde, wat Magnit bij de mondelinge presentatie zou hebben bevestigd. Magnit heeft niet weersproken dat zij in haar inschrijving een verschil in aanpak heeft aangekondigd, maar dat die aanpak – op wat accentverschillen na – grotendeels hetzelfde is. De kritiek van de beoordelingscommissie dat die aanpak weinig onderscheidend is, is daarmee niet onbegrijpelijk. Anders dan Magnit heeft betoogd, is daarbij geen nieuw beoordelingscriterium toegepast maar een vaststelling gedaan ten aanzien van een tegenstrijdigheid of onduidelijkheid in haar inschrijving. Het betoog van Magnit dat het maken van onderscheid ten aanzien van de verschillende markten in strijd zou zijn met de verplichting om de gehele markt te ontsluiten (de zogenoemde “open marktbenadering”), is niet navolgbaar. Denkbaar is immers dat de ontsluiting van de ene markt meer inspanning vergt dan die van een andere. Verder heeft Magnit niet aannemelijk gemaakt dat zij in haar inschrijving en de toelichting bij de mondelinge presentatie concreet heeft gemaakt op welke wijze zij met haar vrijwel uniforme aanpak de drie voorbeeldmarkten, waaronder de nichemarkt, geheel kan ontsluiten. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter de kritiekpunten op KC 1.1 niet onbegrijpelijk of ondeugdelijk.
Risico 5
5.7. In haar inschrijving heeft Magnit als risico 5 het risico van het uitgebreide screeningsproces opgenomen. Hierbij is vetgedrukt dat het uitgebreide screeningsproces een drempel kan opwerpen en daaronder staat dat dit kan leiden tot uitval (van kandidaten). Magnit heeft een aantal mitigerende maatregelen voorgesteld, waaronder het vermelden in de vacaturetekst dat een VOG en/of VGB vereist is en het informeren van kandidaten over de procedure en doorlooptijden, waardoor verrassingen bij kandidaten zouden worden voorkomen. De beoordelingscommissie heeft als kritiekpunt gegeven dat niet concreet is onderbouwd hoe deze maatregel ervoor gaat zorgen dat de opgeworpen drempel voor sommige kandidaten met specifieke expertise en schaarse vaardigheden hierdoor wordt verlaagd. In de dagvaarding heeft Magnit zich op het standpunt gesteld dat het logisch en evident is dat tijdige aankondiging van het uitgebreide screeningsproces ertoe leidt dat onbekendheid met het screeningsproces wordt weggenomen en dat daardoor de bereidheid om deel te nemen aan het screeningsproces zou toenemen.
5.8. De voorzieningenrechter volgt Magnit niet in dit standpunt. Partijen zijn het erover eens dat het uitgebreide screeningsproces voor potentiële kandidaten een drempel opwerpt. Zonder nadere toelichting – die in de inschrijving niet is gegeven – valt niet in te zien waarom vroegtijdige uitleg over dit uitgebreide proces die drempel verlaagt. Het is immers ook denkbaar dat die uitleg de drempel juist verhoogt, omdat schaarse kandidaten mogelijk de voorkeur geven aan een vacature met een minder uitgebreide screening of een vacature waarbij niet op voorhand duidelijk is hoe uitgebreid de screening is. De voorgestelde maatregel ziet kennelijk op het mitigeren van het risico van onbekendheid met het screeningsproces en uitval om die reden. Dat is niet hetzelfde als dat van (de drempel van) het uitgebreide screeningsproces. Het kritiekpunt van de beoordelingscommissie dat Magnit niet concreet heeft gemaakt hoe de voorlichting in de vacaturetekst bijdraagt aan het wegnemen van het risico van het uitgebreide screeningsproces is daarmee niet onbegrijpelijk of evident ondeugdelijk.
5.9. De stellingen van Magnit en de overige partijen met betrekking tot het mogelijk in overleg met de Politie verkorten van het screeningsproces en het in een later stadium opvragen van referenties zijn bij de beoordeling van dit kritiekpunt niet relevant.
Risico 6
5.10. In haar inschrijving heeft Magnit als risico 6 genoemd dat voor een opdracht alleen zzp’ers beschikbaar zijn die niet “DBA compliant” zijn. Zij heeft dit risico heeft als volgt omschreven:
“Risico 6: Alleen zzp’ers beschikbaar die niet DBA compliant zijn voor de opdracht. Bij sommige specialistische functies, is het risico aanwezig dat er enkel zelfstandigen beschikbaar zijn die niet voldoen aan de eisen van de Wet DBA. Denk aan opdrachten waarin (impliciet) sprake is van leiding en toezicht, geen duidelijke afbakening in resultaat, of langdurige inzet binnen een hiërarchisch team. Dit leidt tot risico op schijnzelfstandigheid.”
5.11. Voor dit risico van schijnzelfstandigheid heeft Magnit vier mitigerende maatregelen voorgesteld. Het kritiekpunt van de beoordelingscommissie is dat drie van de door Magnit voorgestelde maatregelen geen betrekking hebben op de kandidaat, maar op de opdracht. Magnit heeft dit erkend. Zij voert aan dat het door haar beschreven risico niet alleen de kandidaat betreft, maar ook de opdracht en dat de vraag of sprake is van (schijn)zelfstandigheid in de zin van de Wet DBA in belangrijke mate bepaald door de aard en inrichting van de opdracht en slecht voor een klein deel door de kenmerken van de opdrachtnemer.
5.12. Hoewel het risico op schijnzelfstandigheid ontegenzeggelijk kan worden tegengegaan door aanpassing van de (voorwaarden van een) opdracht, is het door Magnit in haar inschrijving vermelde risico beschreven vanuit de kandidaat. Het gaat immers om het risico van een kandidaat die niet “DBA compliant” is dat zich bij bepaalde opdrachten zou voordoen. De wijze waarop Magnit dit risico heeft beschreven wekt de verwachting dat de door haar voorgestelde beheersmaatregelen betrekking zullen hebben op de kandidaat. Het kritiekpunt van de beoordelingscommissie dat drie van de vier voorgestelde maatregelen de opdracht betreffen is feitelijk juist. Gelet op het door Magnit geformuleerde risico dat juist op de kandidaat lijkt te zien, acht de voorzieningenrechter het oordeel van de beoordelingscommissie dat die maatregelen het genoemde risico niet mitigeren niet onbegrijpelijk. Verder is het onduidelijk of de door Magnit voorgestelde maatregelen die zien op de desbetreffende opdracht voor de Politie realistisch en toepasbaar zijn.
KC 1.2
5.13. Voor KC 1.2 diende de inschrijver te beschrijven hoe zij ervoor zorgt dat zij kandidaten kan aanbieden tegen een optimale prijs-kwaliteitverhouding. Op dit subgunningscriterium heeft Magnit een voldoende gescoord, wat overeenkomt met het oordeel dat haar antwoord “merendeels voldoet”, zie 3.5. Voor het oordeel “goed” in de zin van de beoordelingssystematiek is vereist dat het antwoord een complete weergave van een volledige bijdrage aan de doelstellingen van de Politie bevat, dat het antwoord concreet is onderbouwd en voor de Politie realistisch en toepasbaar is. Beoordeeld moet worden of de door de beoordelingscommissie gegeven kritiekpunten de score “voldoende” rechtvaardigen. De kritiekpunten van de beoordelingscommissie betreffen onder meer de beoordeling van kwaliteit op zogenoemde zachte criteria en de beoordeling door consultants naast de AI-matching. Deze twee punten komen hierna aan de orde.
Beoordeling kwaliteit op zachte criteria
5.14. De beoordelingscommissie heeft als kritiek gegeven dat Magnit niet duidelijk heeft gemaakt hoe zij beoordeelt op motivatie en culturele fit en hoe zij de kwaliteit op zachte criteria beoordeelt. Magnit heeft als bezwaar aangevoerd dat de beoordelingscommissie door het toetsen op zachte criteria buiten het toetsingskader is getreden en overigens is zij het niet eens met de kritiek omdat zij meent dat zij een en ander wel concreet heeft gemaakt. Zij heeft daartoe verwezen naar een passage uit haar inschrijving waar staat:
“De zachte criteria beoordeelt de consultant op basis van de motivatie en het intakegesprek met de inhuurprofessionals. (..)”
5.15. Aangezien Magnit in haar inschrijving (ongevraagd) heeft vermeld dat zij toetst aan zogenoemde zachte criteria, mag – mede gelet op de beoordelingssystematiek – van haar worden verwacht dat zij concreet onderbouwt op welke wijze zij dit doet. Het oordeel dat de door Magnit aangehaalde passage onvoldoende concreet is, acht de voorzieningenrechter niet onbegrijpelijk of ondeugdelijk, aangezien uit die passage niet volgt op welke wijze de consultant van Magnit concreet toetst, waardoor ook onduidelijk is of de voorgestelde werkwijze voor de Politie realistisch en toepasbaar is. Hetgeen Magnit over die toetsing op zachte criteria in de dagvaarding naar voren heeft gebracht, maakt geen deel uit van haar inschrijving, zodat dat niet in de beoordeling kon of kan worden betrokken.
Beoordeling door consultants naast AI-matching
5.16. Een tweede kritiekpunt van de beoordelingscommissie met betrekking tot KC 1.2 ziet erop dat niet duidelijk is hoe het proces van beoordeling door de consultants naast de AI-matching eruitziet. In de dagvaarding heeft Magnit op dit punt verwezen naar een tweetal passages in de inschrijving waarin dit wel zou zijn uitgewerkt. In haar schriftelijke reactie heeft de Politie erop gewezen dat de door Magnit aangehaalde passages deel uitmaken van de beantwoording van andere subgunningscriteria, zodat deze op grond van de Inschrijvingsleidraad niet in de beoordeling van KC 1.2 konden worden betrokken. Magnit heeft dit vervolgens onweersproken gelaten. Dit bezwaar slaagt daarom niet.
Geen bonus
5.17. Magnit heeft gesteld dat zij voor KC 3 een bonus had moeten krijgen, omdat zij een diversiteitsprogramma heeft dat minstens zo goed is als dat van [bedrijf] , die wel een bonus heeft gekregen. Zij heeft tegenover het gemotiveerde verweer van de Politie echter niet voldoende aannemelijk gemaakt dat haar diversiteitsprogramma (ten opzichte van dat van de andere inschrijvers) voor de Politie een evidente verrassende en/of vernieuwende meerwaarde opleverde.
Conclusie KC 1.1, KC 1.2 en KC 3
5.18. Gelet op het voorgaande heeft Magnit niet aannemelijk gemaakt dat zij voor KC 1.1, KC 1.2 of KC 3 een hogere beoordeling had moeten krijgen dan zij heeft gekregen, dan wel dat deze beoordeling onzorgvuldig is geweest. Dit maakt, in combinatie met de andere (onweersproken gelaten) kritiekpunten op deze kwalitatieve gunningscriteria dat het totaaloordeel over KC 1.1, KC 1.2 en KC 3 niet evident onjuist of ondeugdelijk is. Er bestaat dan ook geen grond voor de door Magnit gevorderde herbeoordeling van de inschrijvingen.
Motiveringsplicht
5.19. Op grond van artikel 2.130 Aw 2012 dient de gunningsbeslissing de relevante redenen voor die beslissing te bevatten. Deze beslissing dient zodanig te worden gemotiveerd dat inschrijvers de wijze van beoordeling kunnen toetsen en kunnen controleren of de beoordeling de gunningsbeslissing rechtvaardigt en zij zich erop kunnen beraden of juridische stappen tegen de gunningsbeslissing zinvol zijn. Onder de relevante redenen die de aanbestedende dienst moet verstrekken wordt in ieder geval verstaan de kenmerken en relatieve voordelen van de uitgekozen inschrijving.
5.20. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de Politie de gunningsbeslissing in lijn met artikel 2.130 Aw 2012 voldoende gemotiveerd. Uit de gunningsbeslissing en de toelichting daarop blijkt hoe Magnit ten opzichte van de winnende inschrijvingen heeft gescoord, welke kritiekpunten maken dat zij niet (nog) beter heeft gescoord dan zij heeft gedaan en een beschrijving van de relatieve voordelen van de winnende inschrijvingen. Hiermee heeft de Politie – op neutrale wijze – de essentie van de inhoud van de relevante redenen aan Magnit bekend gemaakt. Dit zou voor haar voldoende moeten zijn om de beoordeling te controleren en zich te beraden op eventuele juridische stappen. Anders dan Magnit heeft betoogd, gaat de motiveringsplicht niet zo ver dat de Politie per element van de inschrijving moet toelichten waarom daarvoor geen bonus is toegekend.
5.21. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter ook op basis van de bezwaren van Magnit tegen de motivering van de gunningsbeslissing geen aanleiding voor toewijzing van het gebod tot herbeoordeling.
Slotsom en proceskosten
5.22. De slotsom is dat de vorderingen van Magnit worden afgewezen. Magnit wordt veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) van de Politie, [bedrijf] en Circle8.
5.23. Omdat de Politie voornemens is de Opdracht definitief te gunnen aan [bedrijf] en Circle8, brengt de afwijzing van de vorderingen van Magnit mee dat [bedrijf] en Circle8 geen belang (meer) hebben bij toewijzing van hun vorderingen, zodat deze worden afgewezen. [bedrijf] en Circle8 worden veroordeeld in de kosten van de Politie en Magnit. Deze kosten worden begroot op nihil, aangezien niet is gebleken dat de Politie en Magnit als gevolg van de vorderingen van [bedrijf] en Circle8 extra kosten hebben moeten maken.
5.24. Ondanks de afwijzing van de vorderingen van [bedrijf] en Circle8, wordt Magnit in haar verhouding tot [bedrijf] en Circle8 aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Het doel van [bedrijf] en Circle8 was immers om te voorkomen dat de gunningsbeslissing zou worden ingetrokken, welk doel is bereikt. Magnit wordt daarom als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [bedrijf] en Circle8 veroordeeld.
5.25. De proceskosten van de Politie, [bedrijf] en [bedrijf] worden voor ieder van hen begroot op:
5.26. De door de Politie, [bedrijf] en Circle8 gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
6 De beslissing
De voorzieningenrechter:
6.1. wijst de vorderingen van Magnit, [bedrijf] en Circle8 af;
6.2. veroordeelt [bedrijf] en Circle8 voor wat betreft de door hen ingestelde vorderingen in de proceskosten, aan de zijde van de Politie en Magnit begroot op nihil;
6.3. veroordeelt Magnit in de (naar aanleiding van haar vorderingen gemaakte) overige proceskosten aan de zijde van de Politie, [bedrijf] en Circle8 voor ieder van hen vastgesteld op € 1.999,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Magnit niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.4. veroordeelt Magnit tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
6.5. verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2025. WJ