Uitspraak inhoud

uitspraak

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.36304 uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

en

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

  1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1

  2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2

Is het beroep van eiser ontvankelijk?

  1. De minister dient uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking te geven.3 Indien de minister onderzoekt of de aanvraag niet in behandeling dient te worden genomen,4 vangt deze termijn aan op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek.5

  2. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.

3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

4 Artikel 30 van de Vw.

5 Artikel 42, zesde lid, van de Vw.

  1. Eiser heeft op 6 mei 2024 zijn asielaanvraag in Nederland ingediend. Naar aanleiding van de aanvraag heeft de minister op 7 juni 2024 aan de Kroatische autoriteiten verzocht om eiser terug te nemen.6 De Kroatische autoriteiten hebben dit verzoek (fictief) geaccepteerd op 21 juni 2024. De minister diende eiser vanaf dat moment uiterlijk binnen zes maanden over te dragen.7 Bij beschikking van 26 juni 2024 heeft de minister kenbaar gemaakt dat hij de aanvraag van eiser niet in behandeling neemt.

  2. De rechtbank stelt vast dat eiser niet tijdig aan Kroatië is overgedragen. De minister is per 22 december 2024 verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvraag. De minister had dus uiterlijk zes maanden later op de aanvraag moeten beslissen.8

  3. Eiser komt uit Syrië. Met ingang van 14 december 2024 tot en met 13 juni 2025 gold voor Syrië een besluitmoratorium.9 Gedurende de tijd dat het besluitmoratorium van kracht was, besliste de minister niet op asielaanvragen van vreemdelingen uit dat land. De beslistermijn voor asielaanvragen die vóór of tijdens de werking van het besluitmoratorium werden ontvangen, is verlengd met één jaar tot ten hoogste 21 maanden.10

  4. In beginsel zou dit betekenen dat de minister uiterlijk op 21 juni 2026 dient te beslissen op de aanvraag (21 december 2024 + zes maanden + één jaar), ware het niet dat de verlenging van de beslistermijn is gemaximeerd tot 21 maanden, te rekenen vanaf de datum van de aanvraag. Dat betekent dat de minister in onderhavig geval uiterlijk dient te beslissen op 6 februari 2026. Eiser heeft de minister op 4 juli 2025 in gebreke gesteld. De beslistermijn was op dat moment hoe dan ook nog niet verstreken. De ingebrekestelling is dus te vroeg ingediend. Het beroep is daarmee kennelijk niet-ontvankelijk.

  5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Heeft de minister een bestuurlijke dwangsom verbeurd?

  1. Het beroep is niet-ontvankelijk. Al om die reden komt de rechtbank niet toe aan het vaststellen van een eventuele verbeurde bestuurlijke dwangsom.

6 Artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening.

7 Artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening.

8 Artikel 42, eerste lid, van de Vw. Aanvankelijk heeft de minister de beslistermijn onder toepassing van WBV 2023/26 met negen maanden verlengd. De minister heeft deze WBV echter weer ingetrokken (IB 2025/28). Als gevolg hiervan geldt voor alle asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2024 weer een beslistermijn van zes maanden.

9 Stcrt. 2024, 41538.

10 Artikel 43, eerste lid, van de Vw en artikel 2 van het Besluit instelling besluitmoratorium en vertrekmoratorium vreemdelingen afkomstig uit Syrië.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van J.M. Pattynama, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

22 september 2025

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.