Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17688 - Rechtbank Den Haag - 25 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1768825 september 2025

Rechtsgebieden

BestuursrechtVreemdelingenrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten

Uitspraak inhoud

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.20527

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. S.A.S. Jansen),

en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. A.N. Sap).

Inleiding

  1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Zij heeft op 17 april 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 2 mei 2025 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.

1.1. De rechtbank heeft het beroep op 7 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

  1. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.

  2. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Het asielrelaas

  1. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres heeft de Somalische nationaliteit en behoort tot de stam Reer Hamar. Eiseres is op zeventienjarige leeftijd besneden en uitgehuwelijkt door haar vader. Eiseres werd door haar echtgenoot dagelijks mishandeld en meerdere keren verkracht. Eiseres en haar echtgenoot hebben drie kinderen samen. Eiseres is met haar twee kinderen – zij was op dat moment zwanger van haar derde kind – vertrokken naar Ceelasha Biyaha. Nadat eiseres naar Ceelasha Biyaha was verhuisd heeft haar echtgenoot drie mannen op haar afgestuurd. Deze drie mannen hebben eiseres verkracht waardoor zij zwanger raakte van haar vierde kind. Tijdens haar werk in Ceelasha Biyaha is eiseres een andere man tegengekomen waarmee ze is gehuwd. Deze man behandelt haar goed en zorgt voor de kinderen. De tweede echtgenoot van eiseres en haar kinderen zijn na haar vlucht vertrokken naar een plaats vlakbij de grens met Kenia. Eiseres vreest bij terugkeer naar Somalië vermoord te worden door haar eerste echtgenoot. Ook vreest zij voor haar vader. Verder heeft eiseres vanwege haar stamafkomst te maken met discriminatie.

Het bestreden besluit

  1. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:

De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Ook acht de minister het geloofwaardig dat eiseres problemen heeft met haar eerste echtgenoot. De gestelde discriminatie vanwege haar stamafkomst acht de minister deels geloofwaardig. De minister acht geloofwaardig dat eiseres een bepaalde mate van discriminatie heeft ondervonden op het gebied van werk en in de omgang met medeburgers. Dat eiseres is uitgehuwelijkt en mishandeld vanwege haar stamafkomst acht de minister echter ongeloofwaardig omdat eiseres haar verklaringen niet met documenten heeft onderbouwd en haar verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Verder acht de minister het ongeloofwaardig dat eiseres een alleenstaande vrouw is. Haar verklaringen vormen geen samenhangend en aannemelijk geheel nu eiseres verklaard heeft een echtgenoot te hebben die voor haar kinderen zorgt en dagelijks contact met hen te hebben via de telefoon of Whatsapp. Verder blijkt niet uit de verklaringen van eiseres dat zij gegronde vrees heeft voor vervolging en daarmee vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Ook is niet gebleken dat eiseres bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op ernstige schade, aldus de minister. Tot slot krijgt eiseres geen uitstel van vertrok om medische redenen, omdat zij volgens de minister niet voldoet aan de voorwaarden.[1] Ook ziet de minister geen aanleiding om eiseres een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM te verlenen.

Heeft de minister de discriminatie vanwege de stamafkomst ten onrechte deels ongeloofwaardig geacht?

  1. Eiseres betoogt dat de minister de discriminatie vanwege haar stamafkomst ten onrechte deels ongeloofwaardig heeft geacht dan wel onvoldoende om haar als vluchteling aan te merken. De minister stelt zich, aldus eiseres, ten onrechte op het standpunt dat eiseres een baan had en dat om die reden geen sprake is van discriminatie. Eiseres heeft verklaard dat zij geen werk kon krijgen doordat zij gediscrimineerd werd. Eiseres kon alleen lager betaalde banen krijgen – zoals schoonmaakster in een hotel – en kreeg vaak geen loon uitbetaald. Verder heeft eiseres weliswaar verklaard dat zij make up-artiest was, maar dat deed zij niet als professional en alleen wanneer de mogelijkheid zich aandiende. Daarnaast blijkt uit het Algemeen Ambtsbericht inzake Somalië van het ministerie van Buitenlandse Zaken van april 2025 (ambtsbericht 2025)[2] dat het politieke en sociale systeem in Somalië gebaseerd is op stamafkomst. Voor de Reer Hamar stam ontbreekt de mogelijkheid om rechten af te dwingen. Om die reden kon de eerste echtgenoot van eiseres haar ongestraft mishandelen en verkrachten en is zij in Ceelasha Biyaha door drie mannen verkracht. Verder wordt eiseres gediscrimineerd als het gaat om toegang tot onderwijs, arbeidsmarkt, economische en politieke middelen, rechtspraak en veiligheid.

6.1. Uit het beleid[3] van de minister volgt dat discriminatie van een vreemdeling door de autoriteiten en door medeburgers wordt aangemerkt als daad van vervolging als de vreemdeling vanwege de discriminatie zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren.

6.2. De rechtbank is van oordeel dat de minister de problemen vanwege de etnische achtergrond van eiseres niet ten onrechte deels ongeloofwaardig heeft geacht. De minister heeft in het voornemen er terecht op gewezen dat de Reer Hamar stam niet wordt aangemerkt als vallend binnen een risicoprofiel. Uit het ambtsbericht 2025 volgt dat de Benadiri, inclusief Reer Hamar, weliswaar te maken hadden met discriminatie, maar dat er tijdens de verslagperiode geen significante veiligheidsdreigingen waren vanwege hun etniciteit. Ook werd de positie van de Benadiri sterker ingeschat dan die van andere minderheidsgroeperingen. Daarnaast heeft de minister erop kunnen wijzen dat uit het asielrelaas van eiseres niet blijkt dat zij zodanig is gediscrimineerd dat het op sociaal en maatschappelijk niveau onmogelijk was om te functioneren. Uit de verklaringen van eiseres blijkt immers zij wel heeft kunnen werken en ook heeft kunnen hertrouwen. De minister stelt daarbij terecht dat het enkele feit dat eiseres alleen lager betaalde banen kon krijgen, zoals schoonmaakster, onvoldoende is om te spreken van voornoemde niveau van discriminatie. Dat eiseres haar werkzaamheden als make up-artiest alleen deed als de mogelijkheid zich aandiende, doet er niet aan af dat het voor haar dus mogelijk was om dit werk te doen. Verder heeft de minister er terecht op gewezen dat uit de verklaringen van eiseres niet blijkt dat zij is uitgehuwelijkt of mishandeld omdat zij deel uitmaakt van een minderheidsstam. Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat aan haar medische zorg is geweigerd. De minister heeft gelet op het voorgaande niet ten onrechte de discriminatie vanwege de stamafkomst van eiseres deels ongeloofwaardig geacht en zich ook terecht op het standpunt gesteld dat de discriminatie die zij wel heeft ondervonden niet dusdanig ernstig was dat die als daad van vervolging moet worden aangemerkt. De beroepsgrond slaagt niet.

Mocht de minister het ongeloofwaardig achten dat eiseres een alleenstaande vrouw is? 7. Eiseres betoogt dat de minister ten onrechte ongeloofwaardig acht dat zij een alleenstaande vrouw is zonder netwerk in Somalië. De minister werpt eiseres ten onrechte tegen dat zij niet weet waar haar tweede echtgenoot en kinderen verblijven. Zij wilde dit eerst niet weten zodat haar vader en eerste echtgenoot niet konden weten waar de kinderen waren. In de zienswijze heeft zij de plaatsnaam, straat en foto van de woning verstrekt waar haar tweede echtgenoot en haar kinderen verblijven. Op zitting voegt eiseres aan haar betoog toe dat zij en haar tweede echtgenoot inmiddels gescheiden zijn en hij niet meer bij haar kinderen is. De kinderen van eiseres zijn met een meisje die als hulp fungeert doorgereisd en verblijven op dit moment in Nairobi.

7.1. De rechtbank is van oordeel dat de minister niet verplicht was om eiseres als alleenstaande vrouw aan te merken in de zin van paragraaf C7/30.4.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000. De minister stelt zich op zitting terecht op het standpunt dat eiseres heeft verklaard dat zij een echtgenoot en kinderen heeft en daarmee niet kan worden aangemerkt als alleenstaande vrouw. De verklaringen van eiseres over het verblijf van haar tweede echtgenoot en kinderen waren in eerste instantie, zoals de minister niet ten onrechte stelt, vaag. Het gegeven dat eiseres daarna opheldering heeft verschaft over de plaats waar haar gezin zou verblijven, namelijk een plek dichtbij de grens met Kenia, doet er, zoals de minister eveneens terecht heeft gesteld, op zichzelf niet aan af dat zij niet alleenstaand is. Het summiere betoog van eiseres op zitting dat zij een maand geleden van haar tweede echtgenoot is gescheiden en dat haar kinderen met een meisje naar Nairobi zijn gereisd, leidt niet tot een andere conclusie. Eisers heeft de echtscheiding of het verblijf van haar kinderen in Nairobi immers op geen enkele wijze onderbouwd en ook valt niet in te zien waarom eiseres pas op zitting, een maand na de echtscheiding, met deze mededeling komt. Gelet op het voorgaande slaagt de beroepsgrond niet.

Loopt eiseres bij terugkeer naar Somalië reëel risico op ernstige schade? 8. Eiseres betoogt dat de minister zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zij, gelet op de algemene veiligheidssituatie, bij terugkeer naar Somalië geen reëel risico loopt op ernstige schade als gevolg van willekeurig geweld. Zij voert hiertoe aan dat de minister de veiligheidssituatie in Somalië niet of onvoldoende in het bestreden besluit heeft meegenomen. Volgens eiseres is Somalië een onveilig land en kan de overheid haar geen bescherming bieden tegen willekeurig geweld.[4] In de gebieden waar Al-Shabaab minder controle heeft, is er namelijk sprake van een toename in clangeweld,[5] waarbij met name burgers doelwit zijn van dit geweld.[6] Ook maken de Somalische veiligheidstroepen zich geregeld schuldig aan mensenrechtenschendingen.[7] Eiseres behoort tot een minderheidsstam die geen eigen milities heeft die voor bescherming tegen dit geweld kunnen zorgen. Daarnaast betoogt eiseres dat zij te vrezen heeft voor Al-Shabaab. Uit het ambtsbericht 2025[8] volgt dat Al-Shabaab naast gericht geweld, zich ook schuldig maakt aan willekeurig geweld tegen burgers. Met name in Mogadishu pleegde Al-Shabaab aanslagen waarbij grote aantallen burgerslachtoffers vielen. Gelet op het feit dat eiseres heeft verklaard een alleenstaande vrouw te zijn die uit Mogadishu komt en tot een minderheidsstam behoort, maken deze elementen dat eiseres een verhoogd risico loopt op willekeurig geweld. Bij terugkeer naar Somalië zal eiseres een reëel risico lopen op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest. Verder heeft de minister in het bestreden besluit ten onrechte niet meegewogen dat eiseres heeft verklaard dat zij is besneden en dusdanig is dichtgenaaid dat zij niet op een natuurlijke manier kon bevallen. Ook heeft eiseres verklaard over haar angst dat haar eerste echtgenoot heeft aangegeven hun dochters ook te willen laten besnijden. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiseres naar het Algemeen Ambtsbericht inzake Somalië van het ministerie van Buitenlandse Zaken van juni 2023 (ambtsbericht 2023)[9] waaruit volgt dat vrijwel alle meisjes worden besneden en 99% van de vrouwen in Somalië een vorm van genitale verminking heeft ondergaan.

8.1. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich, onder verwijzing naar het ambtsbericht 2025, voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Mogadishu louter door haar aanwezigheid een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Uit het ambtsbericht 2025 blijkt dat Mogadishu niet onder controle staat van Al-Shabaab. Hiermee is er naar het oordeel van de rechtbank geen reden om aan te nemen dat de algemene veiligheidssituatie in Mogadishu wezenlijk anders is dan in het landgebonden beleid van de minister is vastgelegd. Daar komt bij dat voor Mogadishu een lager niveau van geweld wordt aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij vanwege individuele factoren een verhoogd risico loopt op ernstige schade vanwege dit willekeurige geweld. De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat de minister heeft kunnen concluderen dat eiseres niet aangemerkt kan worden als alleenstaande vrouw. Daarnaast is de omstandigheid dat eiseres tot een minderheidsclan behoort op zichzelf onvoldoende om een verhoogd risico op ernstige schade vanwege willekeurig geweld aan te nemen, omdat uit de landeninformatie niet blijkt dat men alleen om die reden een risico op ernstige schade loopt. Er is daarmee naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Dat eiseres zelf is besneden en vreest dat haar eerste echtgenoot haar dochters ook wil laten besnijden doet aan het voorgaande niet af. De beroepsgrond slaagt niet.

Had de minister eiseres een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM moeten verlenen? 9. Eiseres betoogt dat de minister ten onrechte geen gezinsleven aanneemt tussen haar en haar moeder, halfzussen en halfbroers, die in Nederlandverblijven. Toen eiseres nog klein was is haar moeder naar Nederland vertrokken. Sinds eiseres in Nederland verblijft heeft zij weer contact met haar moeder, halfbroers en halfzussen. Het enkele feit dat haar moeder nog geen vast verblijf heeft maakt niet dat er geen band bestaat, aldus eiseres.

9.1. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 27 maart 2024 volgt dat er gezinsleven kan bestaan tussen meerderjarige familieleden buiten het kerngezin, als er tussen hen bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen.[10] De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat eiseres de familierechtelijke relatie tussen haar moeder, halfbroers en halfzussen niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiseres heeft immers alleen de verblijfsdocumenten van haar gestelde moeder, halfbroers en halfzussen overgelegd waaruit niet de familierechtelijke betrekking volgt. De enkele stelling van eiseres dat zij inmiddels in Nederland contact heeft opgebouwd met haar familie doet aan het voorgaande niet af. Eiseres heeft immers de gestelde familierechtelijke relatie niet onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.

Had de minister eiseres uitstel van vertrek moeten verlenen?

  1. Voor zover eiseres betoogt dat zij in aanmerking dient te komen voor uitstel van vertrek om medische redenen gelet op haar PTSS,is de rechtbank van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat eiseres hiervoor niet in aanmerking komt omdat zij haar gestelde PTSS niet door middel van medische documenten heeft aangetoond. Ook stelt de minister zich terecht op het standpunt dat de enkele stelling van eiseres dat zij zware trauma’s heeft hiervoor onvoldoende is. .

Verwijzing naar hetgeen eerder in de procedure is aangevoerd

  1. Eiseres heeft voor het overige verzocht om dat wat eerder in de procedure is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen in de gronden van beroep. Omdat de minister hier in het bestreden besluit op in is gegaan en eiseres deze gronden, anders dan hiervoor al besproken, in beroep niet nader heeft onderbouwd, kan de enkele verwijzing naar de zienswijze niet leiden tot het daarmee door eiseres beoogde resultaat.

Conclusie en gevolgen

  1. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Loof, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.

Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Paragraaf A3/7 van de Vreemdelingencirculaire.

Ambtsbericht 2025, p. 93.

Zie paragraaf C2/3.2.6. van de Vreemdelingencirculaire 2000.

Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiseres naar Nieuws | Somalië steeds onveiliger van 9 april 2025, artikel in de ‘’Horn Observer’’ van 18 maart 2025 en het ambtsbericht 2025, p. 109.

Ambtsbericht 2025, p. 15 en 18.

Ambtsbericht 2025, p. 27.

Ambtsbericht 2025, p. 28.

Ambtsbericht 2025, p. 29.

Ambtsbericht 2023, p. 60.

ECLI:NL:RVS:2024:1188.


Voetnoten

Paragraaf A3/7 van de Vreemdelingencirculaire.

Ambtsbericht 2025, p. 93.

Zie paragraaf C2/3.2.6. van de Vreemdelingencirculaire 2000.

Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiseres naar Nieuws | Somalië steeds onveiliger van 9 april 2025, artikel in de ‘’Horn Observer’’ van 18 maart 2025 en het ambtsbericht 2025, p. 109.

Ambtsbericht 2025, p. 15 en 18.

Ambtsbericht 2025, p. 27.

Ambtsbericht 2025, p. 28.

Ambtsbericht 2025, p. 29.

Ambtsbericht 2023, p. 60.

ECLI:NL:RVS:2024:1188.