Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17538 - Voorlopige voorziening tegen Dublin-overdracht bij Chavez-Vilchez beroep afgewezen - 22 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1753822 september 2025

Essentie

De voorzieningenrechter wijst een verzoek om voorlopige voorziening af. Het verzoek is gericht tegen een besluit over een afgeleid verblijfsrecht (Chavez-Vilchez), maar beoogt feitelijk een Dublin-overdracht te stoppen. De rechter oordeelt dat het verzoek niet connex is en de overdracht geen onomkeerbare gevolgen heeft.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.44754

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),

en

Procesverloop

Bij het bestreden besluit van 10 september 2025 heeft verweerder vastgesteld dat verzoeker geen afgeleid verblijfsrecht heeft als Unieburger. Op dezelfde datum heeft verweerder aangekondigd dat verzoeker op 19 september 2025 ter uitvoering van de Dublinverordening aan Oostenrijk zal worden overgedragen.

Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om zijn beroep in Nederland te mogen afwachten, zonder dat het eerder voor hem genomen overdrachtsbesluit wordt geschorst.

De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling

  1. Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. (8:81, eerste lid Awb)

  2. Indien onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad, kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder dat een mondelinge behandeling heeft plaatsgehad. (8:83, vierde lid Awb)

  3. Bij het inmiddels in rechte vaststaande besluit van 24 april 2025 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen omdat Oostenrijk daarvoor verantwoordelijk is. Het huidige verzoek om voorlopige voorziening gericht tegen het bestreden besluit is ingegeven door de, met het oog op het verstrijken van de overdrachtstermijn op 20 september 2025, voorgenomen feitelijke overdracht van verzoeker. Gelet hierop neemt de voorzieningenrechter onverwijlde spoed aan en ziet hij aanleiding om zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen.

  4. De voorzieningenrechter stelt vast dat met het verzoek niet kan worden bereikt dat verzoeker niet mag worden overgedragen in het kader van de Dublinverordening, aangezien het niet connex is aan een rechtsmiddel gericht tegen de feitelijke overdracht.

  5. Daarnaast is het de voorzieningenrechter niet gebleken dat het thans bestreden besluit evident onrechtmatig is. Verzoekers claim dat hij een afgeleid verblijfsrecht heeft op grond van het arrest Chavez-Vilchez[1] is door verweerder gemotiveerd afgewezen. Daarbij is verweerder ingegaan op wat verzoeker in bezwaar heeft aangevoerd. Verweerder concludeert dat niet is gebleken van een zodanige rol van eiser als stiefvader van een minderjarig kind dat sprake is van een afhankelijkheidsrelatie in de zin van voornoemd arrest. Verzoeker is geen juridische ouder van de minderjarige en is pas sinds 9 februari jl. in Nederland. Eerder contact met de minderjarige is niet aannemelijk gemaakt. Verweerder neemt geen beschermenswaardig familieleven aan. Evenmin heeft verzoeker beschermenswaardig privé-leven in Nederland in de zin van artikel 8 van het EVRM.

  6. De overdracht van verzoeker in het kader van de Dublinverordening leidt in dit verband ook niet tot onomkeerbare gevolgen.

  7. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.

  8. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan op 17 september 2025 door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. Het dictum is telefonisch meegedeeld aan de gemachtigde van verzoeker op 17 september 2025 om 17:46 uur en aan de gemachtigde van verweerder op 17 september 2025 om 17:48 uur.

De uitspraak bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354.


Voetnoten

Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354.