Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17479 - Bewaring rechtmatig bij geen beroepsgronden en ambtshalve geen onrechtmatigheden - 23 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1747923 september 2025

Essentie

De rechtbank verklaart een beroep tegen een inbewaringstelling ongegrond. Nadat de eiser afstand doet van het recht om gehoord te worden en geen beroepsgronden aanvoert, oordeelt de rechtbank dat ook een ambtshalve toetsing geen reden geeft om de maatregel onrechtmatig te achten.

Rechtsgebieden

Genoemde wetsartikelen

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.43559

(gemachtigde: mr. N. Birrou),

en

(gemachtigde: mr. R.L.F. Zandbelt).

Procesverloop

  1. De minister heeft op 9 september 2025 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd.[1]

1.1. De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2025 op zitting behandeld. Eiser heeft via een medewerker van het detentiecentrum Rotterdam (DTC) laten weten niet gehoord te willen worden en zal een afstandsverklaring indienen. Zijn gemachtigde heeft dit in een bericht bevestigd. In hetzelfde bericht heeft gemachtigde laten weten dat hij niet aanwezig is op de zitting. De gemachtigde van de minister is verschenen op de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft eiser afstand willen doen van het recht om te worden gehoord?

  1. De rechtbank heeft, na het sluiten van het onderzoek op 16 september 2025, een ondertekende afstandsverklaring ontvangen waarin staat dat eiser afstand doet om op zitting te worden gehoord. Op basis van deze afstandsverklaring, de eerdere mededeling van de medewerker van het DTC dat eiser niet wil verschijnen, en de bevestiging van de gemachtigde van de eiser over eisers intentie om een afstandsverklaring in te dienen, heeft de rechtbank geconcludeerd dat eiser niet gehoord wil worden. De rechtbank heeft geen reden gezien om het onderzoek te heropenen na ontvangst van deze verklaring, aangezien de wil van eiser duidelijk is gebleken.

Geen gronden en ambtshalve toetsing

  1. De rechtbank stelt vast dat door eiser geen beroepsgronden zijn aangevoerd. De rechtbank ziet ambtshalve ook geen aanleiding om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel van bewaring niet is voldaan.[2]

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid vanmr. S.M. Hampsink, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak? Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000.

Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.


Voetnoten

Op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000.

Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.