ECLI:NL:RBDHA:2025:17418 - Voorzieningenrechter schorst uitzetting ondanks verzet van minister - 23 september 2025
Uitspraak
Essentie
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81 Awb een voorlopige voorziening door uitzetting achterwege te laten totdat op het bezwaar is beslist. De toewijzing volgt omdat de minister zich niet tegen het verzoek verzet en de rechter geen beletselen ziet.
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 25/13511
[verzoekster] , verzoekster
geboren op [geboortedatum verzoekster] , van [nationaliteit] nationaliteit, V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. N.B. Swart),
en
de minister van Asiel en Migratie, de minister.
Inleiding
- In het besluit van 18 juli 2024 heeft verweerder het verzoek voor een verblijfsvergunning afgewezen op grond van artikel 3.6 en artikel 3.6a, lid 1, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
1.1. Op 9 september 2024 heeft verzoekster hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2. Bij verzoekschrift van 9 september 2024 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het bezwaar is beslist.
1.3. Bij brief van 2 september 2025 heeft verweerder de rechtbank bericht zich niet te verzetten tegen toewijzing van de gevraagde voorziening.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
-
Ingevolge artikel 8:81 , eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
-
Nu verweerder zich niet verzet tegen toewijzing van de gevraagde voorziening en de voorzieningenrechter ook overigens geen beletselen ziet om deze toe te wijzen, zal worden beslist als hierna aangegeven.
-
Er bestaat aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit Proceskosten bestuursrecht voor de door de derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand vast op € 907, (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 907, en wegingsfactor 1)
Beslissing
De voorzieningenrechter:
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.S.G. van der Werf, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: