Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17258 - Dublinoverdracht Frankrijk: Noodzaak medisch advies bij ernstige psychische klachten - 17 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1725817 september 2025

Essentie

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris bij een Dublin-overdracht naar Frankrijk niet kan volstaan met het interstatelijk vertrouwensbeginsel als een asielzoeker ernstige psychische problemen en een suïciderisico aantoont. Dan moet eerst medisch advies (BMA) worden ingewonnen om de risico's van de overdracht te beoordelen.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.27172 V

[opposante], opposante[1] V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. H.C. van Asperen),

opposante, tevens eiseres (gemachtigde: mr. H.C. van Asperen)

en

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop

Bij uitspraak van 9 juli 2025[2] (de aangevallen uitspraak) heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van opposante tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag ongegrond verklaard.

Opposante heeft verzet gedaan tegen deze uitspraak.

De rechtbank heeft het verzet op 14 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: opposante, de gemachtigde van opposante, de gemachtigde van verweerder en [tolk] als tolk.

Beoordeling door de rechtbank van het verzet

  1. De rechtbank heeft in de beroepszaak op 9 juli 2025 uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat.

  2. De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond verklaard. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van opposante en dat verweerder terecht is uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Frankrijk.

  3. In de verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de uitspraak van 9 juli 2025 terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep ongegrond is.

  4. Opposante voert aan dat de rechtbank haar beroep niet buiten redelijke twijfel ongegrond kon verklaren zonder het houden van een zitting. Zij kampt namelijk met ernstige psychische klachten. Ter zitting is aangevuld dat in de zienswijze en in de beroepsgronden reeds is gewezen op haar psychische problemen. De mogelijke overdracht aan Frankrijk heeft een ernstige achteruitgang veroorzaakt en er is sprake van een suïcide-dreiging. Opposante heeft ook medische documenten overgelegd. Ze zal voor haar psychische problemen geen behandeling kunnen krijgen in Frankrijk, omdat ze geen Frans spreekt. Hierbij verwijst ze naar het AIDA-rapport Update 2024. Deze problemen hadden indien een zitting zou zijn gehouden, verder kunnen worden toegelicht. Daarbij komt dat er onvoldoende gelegenheid is geweest om medische stukken te verkrijgen, vanwege het feit dat binnen een korte termijn op het beroep van opposante is beslist.

  5. De rechtbank is van oordeel dat opposante er terecht op wijst dat ze in de zienswijze heeft aangegeven dat ze psychische problemen heeft en dat in de beroepsgronden is aangegeven dat ze kwetsbaar is. Dit had verder kunnen worden toegelicht tijdens een zitting of nader kunnen worden onderbouwd met medische stukken indien niet met toepassing van artikel 8:54 Awb zou zijn beslist. Gelet hierop heeft de rechtbank onvoldoende rekening gehouden met de door haar aangevoerde bijzondere omstandigheden. Het beroep was daarom niet buiten redelijke twijfel ongegrond.

  6. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de uitspraak van 9 juli 2025 vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die uitspraak werd gedaan.

Beoordeling door de rechtbank van het beroep

  1. Partijen zijn uitgenodigd voor de zitting over het verzet. De rechtbank is van oordeel dat nader onderzoek na deze zitting niet kan bijdragen aan de beoordeling van de beroepszaak. De rechtbank doet daarom niet alleen uitspraak op het verzet, maar ook op het beroep.[3]

  2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen. Uit onderzoek in EU-Vis is gebleken dat eiseres door de buitenlandse vertegenwoordiging van Frankrijk in het bezit is gesteld van een visum, dat geldig is van 9 februari 2025 tot 8 februari 2030. Op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening[4] is Frankrijk daarmee verantwoordelijk voor de asielaanvraag. Nederland heeft op grond van dit artikel een verzoek om overname gedaan. Op 6 juni 2025 heeft Frankrijk het verzoek aanvaard, waarmee de verantwoordelijkheid van Frankrijk vaststaat.

  3. Eiseres voert aan dat ten aanzien van Frankrijk niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De opvangvoorzieningen in Frankrijk zijn dermate slecht dat sprake is van een systeemfout. Er is structureel sprake van een tekort aan opvangplekken, ook voor Dublinterugkeerders. Uit het AIDA-rapport Update 2023 volgt dat eind 2023 slechts 29.6 % van de asielzoekers op wie de Dublinprocedure van toepassing is opvang had. De opvangsituatie is blijkens het AIDA-rapport Update 2024 ook voor Dublinterugkeerders verder verslechterd. Verweerder heeft in redelijkheid niet kunnen verwijzen naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) over de situatie in Frankrijk, waaruit volgt dat ten aanzien van Frankrijk van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Op verweerder rust namelijk een eigen verantwoordelijkheid om de schrijnende situatie in Frankrijk te toetsen. Klagen is bij voorbaat zinloos. Hierbij verwijst eiseres naar een arrest van het EHRM van 8 december 2022.[5] Verder heeft eiseres aanwijzingen dat enkele familieleden haar in Frankrijk proberen op te sporen en ze vreest voor eerwraak. Tot slot stelt eiseres dat sprake is van psychische problemen met een verhoogd risico op suïcide wanneer zij zal worden overgedragen. Hiervoor kan zij geen hulp krijgen in Frankrijk, omdat zij geen Frans spreekt. Hierbij heeft ze een intakeverslag van de GGZ van 31 juli 2025, en twee medische verklaringen van een huisarts van 16 juli 2025 en van 26 juli 2025 overgelegd. Ook verwijst ze naar het AIDA-rapport Update 2024.

  4. Verweerder mag er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in beginsel vanuit gaan dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat dit anders is.

  5. Eiseres is daarin niet geslaagd. Uit de uitspraken van de Afdeling van 2 mei 2024 en 30 augustus 2024[6] volgt dat ten aanzien van Frankrijk nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Uit deze uitspraken volgt dat er problemen zijn (geweest) in de Franse asielopvang, maar dat niet is gebleken dat deze problemen dermate structureel en ernstig van aard zijn dat er bij een overdracht aan Frankrijk sprake is van schending van artikel 3 van het EVRM[7] of artikel 4 van het Handvest.[8] De Afdeling heeft in haar laatste uitspraak ook de update over 2023 van AIDA betrokken. De rechtbank is verder van oordeel dat het AIDA-rapport Update 2024 geen wezenlijk ander beeld schetst van de opvangvoorzieningen in Frankrijk dan de informatie die is betrokken door de Afdeling in haar uitspraken. Niet gebleken is dat voor Dublinterugkeerders geen opvang beschikbaar is. De door eiseres overgelegde stukken bieden daarom geen aanleiding voor de conclusie dat niet kan worden uitgegaan van het oordeel van de Afdeling. Eiseres heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat zij in Frankrijk geen opvang zal kunnen krijgen of dat klagen niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is.

  6. In het arrest C.K.[9]heeft het Europese Hof van Justitie overwogen dat zelfs al kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, een Dublinclaimant alleen kan worden overgedragen als is uitgesloten dat die overdracht een reëel en bewezen risico inhoudt dat de Dublinclaimant wordt onderworpen aan onmenselijk of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 Handvest. De overdracht vormt een onmenselijke en vernederende behandeling in de zin van dat artikel, als de overdracht van een Dublinclaimant met een ernstige mentale of lichamelijke aandoening een reëel en bewezen risico zou inhouden op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van diens gezondheidstoestand. De minister moet iedere ernstige twijfel over de weerslag van de overdracht op de gezondheidstoestand van de Dublinclaimant wegnemen. De minister doet dit door voorzorgsmaatregelen te nemen bij de overdracht. Als deze voorzorgsmaatregelen echter niet zouden volstaan om te verzekeren dat de overdracht niet leidt tot het voornoemde risico, moet de minister de overdracht opschorten totdat de toestand van de Dublinclaimant is verbeterd. De minister kan er echter ook voor kiezen om gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid van artikel 17 lid 1 Dublinverordening. De vreemdeling moet het risico op verslechtering van zijn gezondheidstoestand onderbouwen met objectieve documenten.

  7. Uit de overgelegde medische documenten volgt dat eiseres psychische problemen heeft, een voorgeschiedenis heeft van suïcidale gedachten en twee eerdere suïcide pogingen heeft gedaan. Uit het intakeverslag van 31 juli 2025 volgt dat de lijdensdruk en het suïciderisico hoog is en dat de dreigende overdracht aan Frankrijk een luxerende factor is. Op grond van die informatie blijkt dan ook dat thans niet kan worden vastgesteld dat een overdracht geen reëel risico inhoudt op een aanzienlijke achteruitgang van de gezondheid van eiseres, die tevens onomkeerbaar is. Gelet hierop had het op de weg van verweerder gelegen om advies te vragen aan BMA (Bureau Medische Advisering)[10] alvorens te besluiten de asielaanvraag niet in behandeling te nemen en te beslissen dat eiseres zal worden overgedragen aan Frankrijk. De inschatting of eiseres uitvoering zal geven aan suïcidale gedachten vergt een medische beoordeling die verweerder niet zelf kan maken en verweerder moet daarom medisch advies inwinnen Het bestreden besluit is daarom niet zorgvuldig voorbereid en onvoldoende deugdelijk gemotiveerd. Deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb. Er is geen mogelijkheid om het geschil finaal te beslechten, omdat het op de weg van verweerder ligt om ten aanzien van eiseres een BMA-onderzoek te laten uitvoeren voordat zij eventueel wordt overgedragen aan Frankrijk. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.

  2. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het verzet gegrond;

  • verklaart het beroep gegrond;

  • vernietigt het bestreden besluit;

  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;

  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 907 (negenhonderdzeven euro).

Deze uitspraak is gedaan op 17 september 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De uitspraak is bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist op het verzet geen hoger beroep of verzet open.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, voor zover daarin is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Met opposante wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.

ECLI:NL:RBDHA:2025:12168.

Artikel 8:55, tiende lid, van de Awb maakt dat mogelijk.

Verordening (EU) 604/2013.

Europees Hof voor de Rechten van de Mens, ECLI:CE:ECHR:2022:1208JUD003434918.

ECLI:NL:RVS:2024:1863 en ECLI:NL:RVS:2024:3552.

Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.

Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Arrest van Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127 (C.K. tegen Slovenië).

Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 24 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1566.


Voetnoten

Met opposante wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.

ECLI:NL:RBDHA:2025:12168.

Artikel 8:55, tiende lid, van de Awb maakt dat mogelijk.

Verordening (EU) 604/2013.

Europees Hof voor de Rechten van de Mens, ECLI:CE:ECHR:2022:1208JUD003434918.

ECLI:NL:RVS:2024:1863 en ECLI:NL:RVS:2024:3552.

Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.

Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Arrest van Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127 (C.K. tegen Slovenië).

Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 24 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1566.