Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17120 - Vrijspraak dodelijk ongeval, wel veroordeling voor gevaarzetting met versleten banden - 17 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1712017 september 2025

Essentie

Rechtbank Den Haag spreekt een bestuurder vrij van schuld aan een dodelijk verkeersongeval (art. 6 WVW), omdat de gereden snelheid en het causaal verband met versleten banden niet konden worden vastgesteld. Wel volgt een veroordeling voor het veroorzaken van gevaar (art. 5 WVW) vanwege die versleten banden.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Strafrecht

Meervoudige kamer

Parketnummer: 09/330139-24

Datum uitspraak: 17 september 2025

Tegenspraak

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[de verdachte], geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] , BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 3 september 2025.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.G.M. Oostrom en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. B.J. de Bruijn naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 13 maart 2024, te Voorschoten, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Leidseweg, zich zodanig heeft gedrag dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:

  • te rijden met een voertuig met technische gebreken, te weten (zeer) versleten (achter)banden, en/of

  • te rijden met een snelheid tussen de 68 en 84 kilometer per uur, althans te rijden met een snelheid die (aanzienlijk) hoger was dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, en/of

  • bij benadering van de kruising van de Leidseweg met de Mozartlaan, (waarbij voetgangers en/of fietsers zijn weg kunnen kruisen) zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij, verdachte, in staat was tijdig en/of voldoende af te remmen en/of tijdig voor een overstekende fietser uit te wijken, althans niet in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg, de Leidse weg, kon overzien, tengevolge waarvan hij in botsing is gekomen met die fietser (te weten [slachtoffer] ), waardoor die fietser ten val is gekomen, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 13 maart 2024, te Voorschoten, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Leidseweg,

  • te rijden met een voertuig met technische gebreken, te weten (zeer) versleten

(achter)banden, en/of

  • te rijden met een snelheid tussen de 68 en 84 kilometer per uur, althans te rijden met een snelheid die (aanzienlijk) hoger was dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, en/of

  • bij benadering van de kruising van de Leidseweg met de Mozartlaan, (waarbij voetgangers en/of fietsers zijn weg kunnen kruisen) zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij, verdachte, in staat was tijdig en/of voldoende af te remmen en/of tijdig voor een overstekende fietser uit te wijken, althans niet in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg, de Leidse weg, kon overzien, tengevolge waarvan hij in botsing is gekomen met die fietser (te weten [slachtoffer] ), waardoor die fietser ten val is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3 De bewijsbeslissing

3.1. Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.

Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal hierna – voor zover relevant – worden ingegaan.

3.2. Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het primair tenlastegelegde bepleit. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman verzocht rekening te houden met alle (verkeers)omstandigheden en dat voor de verdachte sprake was van een plotselinge en onverwachte confrontatie.

3.3. Gebruikte bewijsmiddelen

De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.

Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024079942, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (deels doorgenummerd van p. 1 - 38, deels ongenummerd):

  1. Het proces-verbaal FO verkeer, opgemaakt op 11 augustus 2024, voor zover inhoudende (ongenummerd):

Op 13 maart 2024 had op de Leidseweg, gelegen binnen Voorschoten het verkeersongeval plaatsgevonden.

Wij zagen bij aanvang van ons onderzoek op de plaats van het verkeersongeval dat een Tesla op de rijbaan stond van de Leidseweg.

Forensisch voertuigonderzoek Het betrof een personenauto als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen. Wij zagen dat het voertuig aan de navolgende specificaties voldeed.

Fabrieksmerk: TeslaKenteken: [kenteken]

De banden op het voertuig hadden de volgende specificaties:

Wij zagen dat het profiel op beide achterbanden zeer versleten was en bij de linker achterband zelfs de koordlagen zichtbaar waren.

Uit technisch onderzoek is gebleken dat de achterbanden voorzien waren van onvoldoende profilering en dat bij de linker achterband zelfs de koordlagen zichtbaar waren.

  1. Het proces-verbaal van verhoor getuige [de verdachte] , opgemaakt op 13 maart 2024 voor zover inhoudende (p. 11):

Op 13 maart 2024 had er een verkeersongeval plaatsgevonden op de Leidseweg in Voorschoten.

V: Wat is er precies gebeurd? A Ik reed in mijn auto een Tesla met kenteken [kenteken] op de Leidseweg. Ter hoogte van de kruising met de Mozartlaan in Voorschoten naderde ik het verkeerslicht.

3.4. Bewijsoverwegingen Toedracht van het ongeval Op 13 maart 2024 omstreeks 08:05 uur heeft op de Leidseweg – ter hoogte van de kruising met de Mozartlaan – in Voorschoten een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een door de verdachte bestuurde personenauto (merk Tesla) en een fiets die door [slachtoffer] werd bestuurd. [slachtoffer] , een 17-jarig meisje, heeft hierbij ernstig hersenletsel opgelopen en is op 15 april 2024 als gevolg van dat letsel overleden.

De rechtbank stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast, die overigens ter terechtzitting ook niet ter discussie hebben gestaan.

De verdachte reed in zijn auto op de Leidseweg in de richting van Leiden. Bij de kruising met de Mozartlaan naderde hij een stoplicht. Het stoplicht stond voor automobilisten op groen. Op voornoemde kruising bevond zich ook een voetgangersoversteekplaats, welke werd geregeld middels een stoplicht. Het stoplicht voor voetgangers stond op rood. Er was op dat punt alleen een oversteekplaats voor tegengesteld fietsverkeer. De verdachte passeerde het groene verkeerslicht en zag dat een meisje ( [slachtoffer] ) vanuit de rechterkant fietsend de weg overstak. Vaststaat dat [slachtoffer] is overgestoken op een plek waar dit niet was toegestaan. De oversteekplaats voor fietsers in deze richting bevond zich 25 meter verder op het kruispunt, zoals aangegeven met het verwijsbord. De verdachte heeft direct geremd, maar heeft de botsing met [slachtoffer] niet kunnen voorkomen.

Ten aanzien van het primair tenlastegelegde Aan de verdachte is primair tenlastegelegd dat het aan zijn schuld te wijten is dat voornoemd verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Om tot een bewezenverklaring van schuld als bedoeld in artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) te komen, is meer nodig dan alleen onvoorzichtig rijgedrag. Hiervan is pas sprake als de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend heeft gedragen. Verder is van belang dat niet alleen uit de ernst van het letsel kan worden afgeleid dat sprake is geweest van grove of aanmerkelijke schuld. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte schuld heeft aan dit ongeval in de zin van artikel 6 WVW doordat hij te hard en/of met versleten banden zou hebben gereden en/of zijn voertuig niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen.

Snelheid Voor het inschatten van de gereden snelheid bij het naderen van het kruispunt is – onder verwijzing naar een onderzoeksrapport van Blok uit 2014 – een berekening gemaakt aan de hand van logbestanden. De gemiddelde indicatieve snelheid waarmee de Tesla het kruispunt is genaderd, werd met gebruikmaking van de ligging van detectiepunten, het tijdsverschil tussen de detectorregistraties en na toepassing van een aantal correcties door de politie ingeschat tussen de 68 en 84 kilometer per uur.

De rechtbank stelt vast dat het onderzoeksrapport van Blok zich niet in het dossier bevindt, terwijl daarin de eisen zijn neergelegd waaraan een betrouwbare snelheidsberekening moet voldoen. Daardoor kan de rechtbank niet vaststellen wat het betrouwbaarheidsniveau is van de uitgevoerde snelheidsberekening. Daarmee zegt de rechtbank niet dat het uitgevoerde onderzoek naar de gereden snelheid onbetrouwbaar of ondeugdelijk is geweest, maar het voorgaande brengt wel met zich dat de rechtbank op basis van de uitgevoerde indicatieve snelheidsberekening niet met voldoende zekerheid kan vaststellen dat de verdachte met een gemiddelde snelheid tussen de 68 en 84 kilometer per uur heeft gereden. Daar komt bij dat zowel de verdachte als twee onafhankelijke getuigen, waaronder de bestuurder van een personenauto die achter de Tesla van de verdachte reed, hebben verklaard dat de verdachte niet harder heeft gereden dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid. Nu het betrouwbaarheidsniveau van de uitgevoerde indicatieve snelheidsberekening niet vaststaat en het dossier ook sterke aanwijzingen bevat dat de verdachte niet harder heeft gereden dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, acht de rechtbank het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op de snelheid waarmee de verdachte zou hebben gereden, niet bewezen.

Versleten banden

Uit het forensisch voertuigonderzoek blijkt dat de achterbanden van de Tesla zeer versleten waren. De achterbanden hadden een profieldiepte van 0,2 mm (links) en 0,4 mm (rechts), terwijl de banden ingevolge de Regeling Voertuigen minimaal een profieldiepte van 1,6 mm moeten hebben. Dat de verdachte met versleten achterbanden heeft gereden, kan dan ook worden vastgesteld.

De rechtbank kan daarentegen niet vaststellen dat het rijden met versleten achterbanden heeft bijgedragen aan het verkeersongeval. Uit het dossier kan worden afgeleid dat [slachtoffer] plots met haar fiets de weg is overgestoken op een plek waar fietsers niet vanaf die kant mochten oversteken, terwijl het verkeerslicht voor voetgangers vanuit de kant waar [slachtoffer] vandaan kwam ook rood licht uitstraalde. Ook heeft getuige [getuige] , de automobilist die achter de Tesla reed, verklaard dat de Tesla geen mogelijkheid heeft gehad om te remmen en heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer] er “opeens” was en dat hij – zodra hij haar zag – bovenop de rem heeft getrapt, maar dat dat al te laat was. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat het rijden met versleten achterbanden een bijdrage heeft geleverd aan het verkeersongeval, nu uit voornoemde omstandigheden kan worden afgeleid dat het ongeval vermoedelijk ook zou hebben plaatsgevonden als de achterbanden niet versleten waren.

Niet tijdig voertuig tot stilstand brengen Om dezelfde redenen als hierboven genoemd, kan de verdachte niet worden verweten dat hij het voertuig niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.

Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde Aan de verdachte is subsidiair ten laste gelegd dat hij, om dezelfde redenen genoemd onder het primair tenlastegelegde, gevaar op de weg heeft veroorzaakt of heeft kunnen veroorzaken, als bedoeld in artikel 5 WVW. Om te kunnen spreken van een gevaar, moet het gaan om een reële kans op een ongeval. Het enkel maken van een verkeersfout is daarvoor niet genoeg. Ook het feit dat daadwerkelijk een aanrijding is ontstaan leidt niet altijd tot een bewezenverklaring van het onderdeel ‘gevaar’ in artikel 5 WVW.

Onder de bewijsoverwegingen ten aanzien van het primair tenlastegelegde heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte – slechts – kan worden verweten dat hij heeft gereden met versleten achterbanden. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is dan ook of de verdachte, door zo te handelen, gevaar op de weg heeft veroorzaakt of kunnen veroorzaken.

Het is een feit van algemene bekendheid dat rijden met versleten achterbanden onder meer zorgt voor minder grip, leidt tot een langere remweg en een groter risico op een klapband geeft. Door met versleten achterbanden te rijden kon de verdachte gevaar op de weg veroorzaken voor andere weggebruikers. Dat gevaar was ook reëel, omdat uit het dossier blijkt dat het druk was op de weg toen de verdachte met versleten achterbanden reed.

Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verdachte door te rijden met versleten achterbanden een gevaar op de weg kon veroorzaken en dat dit gevaar ook voldoende concreet was. De rechtbank acht het subsidiair tenlastegelegde daarom wettig en overtuigend bewezen.

3.5. De bewezenverklaring

De rechtbank is met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:

hij op 13 maart 2024 te Voorschoten, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Leidseweg, heeft geredenmet een voertuig met technische gebreken, te weten (zeer) versleten achterbanden, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg kon worden veroorzaakt.

Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5 De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6 De strafoplegging

6.1. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar met een proeftijd van twee jaren.

6.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

6.3. Het oordeel van de rechtbank

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden met zeer versleten achterbanden, waardoor gevaar op de weg kon worden veroorzaakt. Daarmee heeft de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.

De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 17 oktober 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder strafbeschikkingen heeft gekregen voor snelheidsovertredingen.

Strafmodaliteit en strafmaat De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit en zal om die reden een lagere en andersoortige straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank kan immers niet vaststellen dat de verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval waarbij [slachtoffer] is komen te overlijden. Daarmee wil de rechtbank niets afdoen aan het immense verdriet en het leed dat de nabestaanden doormaken zoals ook namens de nabestaanden in een slachtofferverklaring op de terechtzitting is verwoord. Dit is een uitermate verdrietige zaak, waarbij een 17-jarig meisje uit het leven is gerukt en de nabestaanden door het verdriet voor het leven zijn getekend. Ook voor de verdachte is dit een vreselijke gebeurtenis geweest. De straf die de rechtbank aan de verdachte zal opleggen is enkel voor het kunnen veroorzaken van gevaar – in algemene zin – door te rijden met versleten achterbanden, namelijk het subsidiair ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en hoogte van die straf aansluiting gezocht bij boetes die voor dergelijke feiten worden opgelegd. Alles afwegende, zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een geldboete van € 300,00, te vervangen door zes dagen hechtenis.

7 De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:

  • 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht;

  • 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8 De beslissing

De rechtbank:

verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:

ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;

verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot:

een geldboete van € 300,00 (DRIEHONDERD EURO);

bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen door hechtenis voor de tijd van 6 (ZES) dagen.

Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.B. Mentink, voorzitter, mr. Y.J. Wijnnobel-van Erp, rechter, mr. J.J. Balfoort, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.C.S. Ramlal, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 september 2025.