ECLI:NL:RBDHA:2025:16943 - Rechtbank Den Haag - 20 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-5917
Zaaknummer: C/09/671159
Datum beschikking: 20 augustus 2025
Gezag en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken c.q. omgang
Beschikking op het op 12 augustus 2024 ingekomen verzoekschrift van:
[de vader] ,
de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. G.E.M. Later in 's-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de moeder] ,
de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. N. van Amsterdam in Leiden.
Als informant wordt aangemerkt:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
de gecertificeerde instelling.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
Op 30 juli 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld in de vorm van een gecombineerde behandeling van zowel het onderhavige verzoek als het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling (zaak- en rekestnummer C/09/686952 / JE RK 25-1076). Op laatstgenoemde verzoek is op de zitting al mondeling beslist. De schriftelijke uitwerking hiervan is in een afzonderlijke beschikking vastgelegd.
Op de zitting zijn verschenen:
De minderjarige [minderjarige] is in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het verzoek.
Feiten
- De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] .
Verzoek en verweer
De vader verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat uitsluitend de vader het ouderlijk gezag zal uitoefenen over [minderjarige] met vaststelling van een omgangregeling zoals voorgesteld voor de moeder.
De moeder heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Beoordeling
Gezag Standpunt vader De vader wil voortaan alleen belast worden met het gezag over [minderjarige] . Volgens de vader handelt de moeder regelmatig in strijd met het belang van [minderjarige] . In 2024 wilde de moeder geen toestemming geven voor een vakantie met [minderjarige] naar Curaçao, waardoor de vader vervangende toestemming bij de rechtbank moest vragen. Daarnaast komt de moeder niet naar besprekingen over [minderjarige] , heeft zij recent een klinische opname van hem tegengewerkt en weigert zij met de vader samen te werken. Volgens de vader is het belangrijk dat [minderjarige] de hulp krijgt die hij nodig heeft en dat dit niet afhangt van de moeder.
Standpunt moeder Op de zitting heeft de moeder aangegeven dat zij tot de dag voor de zitting in kon stemmen met het verzoek van de vader, omdat de gezagsbeslissingen haar mentaal zwaar vallen. Kort voor de zitting is de moeder van standpunt veranderd. De moeder stelt zich nu op het standpunt dat de ouders gezamenlijk het gezag over [minderjarige] moeten blijven uitoefenen. De moeder wil graag werken aan de verstoorde communicatie met de vader en volgens de moeder heeft zij, wanneer zij haar toestemming weigert, daar een goede reden voor. Het gezamenlijk gezag is voor de moeder het laatste lijntje met [minderjarige] en bij toewijzing van het verzoek van de vader vreest de moeder dat [minderjarige] uit haar leven verdwijnt. Nu het standpunt van de moeder kort voor de zitting is veranderd, verzoekt zij de beslissing over het gezag aan te houden zodat zij haar standpunt nader kan onderbouwen.
Juridisch kader Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechtbank het gezamenlijk gezag op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of één van hen beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Op grond van het tweede lid van voornoemd artikel zijn de gronden van artikel 1:251a eerste en derde lid BW van overeenkomstige toepassing. Het gezamenlijk gezag kan dus worden beëindigd, indien a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b) wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Oordeel rechtbank Aan het verzoek van de moeder om de beslissing over het gezag aan te houden, wordt voorbijgegaan. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet in het belang van [minderjarige] om de beslissing aan te houden. Een eventuele nadere zitting brengt spanningen met zich mee, terwijl het in zijn belang is dat er duidelijkheid en rust komt. Daarbij komt dat er inmiddels bijna een jaar is verstreken sinds de indiening van het verzoek, zodat de moeder ruimschoots de gelegenheid heeft gehad om haar standpunt te bepalen en om de benodigde bewijsstukken in te dienen.
De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat de ouders gezamenlijk het gezag over hun kind uitoefenen, omdat dit in het belang van het kind wordt geacht. Hiervoor is echter wel vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijk overleg over zaken die het kind aangaan en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans dat zij in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen. Gelet op de voorgeschiedenis van de ouders en het relaas van de gecertificeerde instelling over hoe het de afgelopen periode is gegaan, zijn de ouders naar het oordeel van de rechtbank hiertoe niet in staat. Uit de stukken en uit dat wat op de zitting met de ouders is besproken, is de rechtbank gebleken dat de communicatie tussen de ouders al jaren ernstig is verstoord en dat er geen onderling vertrouwen is tussen de ouders. Het lukt de ouders niet om (op een constructieve manier) in het belang van [minderjarige] met elkaar te communiceren en om gezamenlijk gezagsbeslissingen in het belang van [minderjarige] te nemen, ook niet in een situatie waarin de gecertificeerde instelling betrokken is. Gebleken is dat het meermaals is voorgekomen dat gezagsbeslissingen niet of te laat worden genomen. Dit blijkt onder meer uit het feit dat de vader vervangende toestemming bij de rechtbank heeft moeten verzoeken voor een vakantie met [minderjarige] naar Curaçao. Ook kon [minderjarige] pas later starten bij zorgboerderij [instelling 2] , omdat de moeder nog geen toestemming had gegeven. De moeder heeft in dat kader gesteld dat zij te laat op de hoogte was gebracht. De vader heeft echter gesteld dat de moeder de e-mails rechtstreeks van de zorgboerderij ontvangt, zodat zij tegelijk met de vader op de hoogte is gesteld. De moeder heeft dat niet betwist. Het is voor de rechtbank doorslaggevend dat de ouders niet in staat zijn samen gezagsbeslissingen te nemen. Nu de vader de dagelijkse zorg voor [minderjarige] heeft, ligt het in de rede dat de vader voortaan alleen gezagsbeslissingen kan nemen.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er een onaanvaardbaar risico is dat [minderjarige] klem of verloren raakt tussen de ouders, waarbij niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen en dat een wijziging van het gezag anderszins in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vader om hem voortaan met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] te belasten toewijzen. De rechtbank hecht er aan op te merken dat dit alles niets wijzigt aan het feit dat de moeder de moeder is van [minderjarige] en dat ook blijft en dat zij onverminderd recht heeft op omgang met hem. De rol van de moeder verschuift naar een vooral emotioneel betrokken moeder en daar zal de moeder zich vol voor moeten inzetten.
Omgang Op de zitting is de rechtbank gebleken dat bij beschikking van deze rechtbank van 14 maart 2025 al is beslist over de omgang tussen de moeder en [minderjarige] . Daarom hoeft de rechtbank daarop geen beslissing meer te nemen in deze procedure.
BeslissingDe rechtbank:
bepaalt dat voortaan alleen aan de vader, [de vader] , geboren op [geboortedatum 2] 1989 in [geboorteplaats 2] , het gezag zal toekomen over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2014 in [geboorteplaats 1] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. M.A. Wien als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 20 augustus 2025.