Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:16905 - Rechtbank Den Haag - 10 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1690510 september 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 24/6031

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 september 2025 in de zaak tussen

Stichting [eiseres]

te [vestigingsplaats] , eiseres, hierna ook: [eiseres] , (gemachtigde: [naam 1] ),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder (gemachtigde: mr. B. de Wolff).

Inleiding

De ex-werkneemster van eiseres, mevrouw [naam 2] , heeft zich ziek gemeld per 5 juli 2022.

Op 17 juli 2023 heeft de ex-werkneemster bij het Uwv een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering met een verkorte wachttijd.

Met het besluit van 28 augustus 2023 (primair besluit I) heeft het Uwv de WIA-aanvraag met verkorte wachttijd van de ex-werkneemster afgewezen.

De ex-werkneemster van eiseres is tegen die besluit in bezwaar gegaan.

Met het besluit van 15 april 2024 (het besluit op bezwaar) heeft het Uwv het bezwaar van de ex-werkneemster ongegrond verklaard en is zij bij het primair besluit I gebleven.

De ex-werkneemster heeft in 2024 alsnog een reguliere WIA-aanvraag ingediend. Met de beslissing van 3 mei 2024 is aan de ex-werkneemster per 2 juli 2024, einde wachttijd, in het primair besluit II een IVA-uitkering toegekend.

Eiseres heeft op 17 mei 2024 bezwaar gemaakt tegen primair besluit I. In dat bezwaar wijst eiseres er nadrukkelijk op dat zij geen bezwaar maakt tegen primair besluit II.

Het Uwv heeft het bezwaar van eiseres aan de rechtbank doorgezonden als beroep.

Eiseres heeft beroepsgronden ingediend.

Verweerder heeft gereageerd met een verweerschrift en daarin primair het standpunt ingenomen dat het beroep niet-ontvankelijk is.

Met het daartoe bestemde formulier heeft de ex-werkneemster op 14 november 2024 meegedeeld dat zij niet als derde-partij deelneemt aan het geding en geen toestemming verleent voor het doorzenden van de medische stukken aan eiseres.

De rechtbank heeft eiseres een brief gestuurd, waarin zij eiseres wijst op artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat artikel bepaalt dat geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om aan te geven wat de redenen zijn geweest om geen bezwaar te maken tegen het besluit van 28 augustus 2023.

De rechtbank heeft het beroep op 3 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen.

Overwegingen

  1. Eiseres heeft in haar hoedanigheid van (ex-) werkgeefster op 17 mei 2024 bezwaar gemaakt tegen primair besluit I, met als grond (verkort weergegeven) dat er geen wijziging is opgetreden in de medische situatie van de ex-werkneemster in de periode van 17 juli 2023 tot 2 juli 2024, dat de ex-werkneemster volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en dat de ex-werkneemster daarom na een verkorte wachttijd recht had op een IVA-uitkering op grond van de Wet WIA.

  2. De ex-werkneemster heeft niet (opnieuw) bezwaar gemaakt tegen primair besluit I en heeft geen beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar.

  3. De rechtbank begrijpt de beroepsgronden van [eiseres] aldus dat zij van mening is dat aan de ex-werkneemster alsnog een WIA-uitkering na een verkorte wachttijd toekomt.

  4. Op grond van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt.

  5. Eiseres is ex-werkgeefster van de ex-werkneemster en als zodanig categoraal belanghebbende. Vast staat echter dat [eiseres] geen bezwaar heeft gemaakt tegen primair besluit I. Er is pas bezwaar gemaakt door [eiseres] op 17 mei 2024, nadat aan de ex-werkneemster een WIA-uitkering per einde wachttijd was toegekend. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting aangegeven dat geen bezwaar is gemaakt omdat de ex-werkneemster dat al had gedaan. Verder heeft zij toegelicht dat de ex-werkneemster ten tijde van de IVA-aanvraag op 17 juli 2023 de leeftijd van 60 jaar al was gepasseerd.

  6. De rechtbank overweegt dat uit artikel 6:13 van de Awb volgt dat [eiseres] voor een zelfstandige ingang bij de bestuursrechter bezwaar tegen primair besluit I had moeten maken. In primair besluit I is [eiseres] er uitdrukkelijk op gewezen dat zij de mogelijkheid had om daartegen bezwaar te maken. Van die mogelijkheid heeft zij geen gebruik gemaakt. In de wet en in de jurisprudentie is geen uitzondering gemaakt voor de situatie dat een werknemer bezwaar heeft gemaakt en de werkgeefster om die reden dan geen bezwaar indient. Ook de leeftijd van de ex-werkneemster is geen reden voor het maken van een uitzondering op artikel 6:13 van de Awb.

  7. Voorgaande betekent dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is. De rechtbank behandelt het beroep daarom niet inhoudelijk.

Conclusies en gevolgen

Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van E.T Rietbroek, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 september 2025.

griffier rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.