Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:16551 - Rechtbank Den Haag - 5 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:165515 september 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.5727

[eiseres 2], v-nummer: [nummer 2], eiseres 2 en [eiseres 3], v-nummer: [nummer 3] eiseres 3, gezamenlijk te noemen eiseressen (gemachtigde: mr. M.J.A. Rinkes),

en

(gemachtigde: mr. H.R. Nobel).

  1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid (mvv-aanvraag). Eiseressen zijn het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.

Procesverloop

  1. Op 15 juni 2022 heeft de heer [persoon A] (referent) voor eiseressen een mvv-aanvraag ingediend. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 27 december 2023 (het primaire besluit) afgewezen. Met het besluit van 10 januari 2025 op het bezwaar van eiseressen (het bestreden besluit) is de minister bij de afwijzing van de mvv-aanvraag gebleven.

2.1. Eiseressen hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiseressen, referent en hun gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden 3. Eiseressen leggen aan hun aanvraag ten grondslag dat zij de Palestijnse nationaliteit hebben. Eiseres 1 is de moeder van referent en eiseres 2 en 3 zijn zijn zussen. In 2014 zijn eiseressen samen met referent vanuit Syrië naar Libanon gevlucht. Zij woonden daar in een vluchtelingenkamp. Eiseressen verblijven daar nog steeds. Het is voor eiseressen erg gevaarlijk in Libanon. Door hun verblijfsstatus hebben zij geen recht op werk of medische voorzieningen. Eiseres 1 heeft medische problemen. Zij krijgt medicijnen van het UNWRA[1]. Ook krijgen eiseressen financiële hulp van het UNRWA, maar dit is niet genoeg om van te leven. Zij verzamelen plastic en koper om te verkopen en maken schoon. Wat zij verdienen is niet altijd genoeg om eten van te kopen. Zij krijgen (aanvullende) financiële steun van referent.

3.1 Referent heeft op 13 mei 2022 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verkregen. Hij wil gezinshereniging met eiseressen. Hij voelt zich als enige zoon verantwoordelijk voor hen. Ook heeft hij hen nodig vanwege de hechte emotionele band die hij met hen heeft. Zijn zussen redden zich niet zonder een man. Referent is nog jong en vraagt nog vaak advies van zijn moeder. Op 20 juni 2022 heeft referent daarom namens eiseressen een mvv-aanvraag ingediend.

Het bestreden besluit

  1. De minister heeft geconcludeerd dat zowel de identiteit van eiseressen, als de gezinsrechtelijke relatie tussen eiseressen en referent aannemelijk is gemaakt. Echter, omdat referent volgens de minister niet valt onder het jongvolwassenenbeleid en er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn tussen referent en eiseressen die maken dat er sprake is van familie- of gezinsleven, is de mvv-aanvraag afgewezen.

Mag de rechtbank het verweerschrift betrekken in haar oordeel?

  1. Eiseressen betogen dat de minister zijn verweerschrift niet tijdig heeft ingediend De minister is niet verplicht om een verweerschrift in te dienen, maar als hij dat wel doet, hij de termijn als bedoeld in artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in acht dient te nemen. Dit volgt, aldus eiseressen, uit een uitspraak van de Afdeling van 24 december 2002.[2] De minister heeft het verweerschrift buiten deze termijn ingediend, zodat sprake is van strijd met de goede procesorde. De rechtbank mag daarom het verweerschrift niet betrekken in haar oordeel, aldus eiseressen.

5.1. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat later in de procedure nadere stukken ter onderbouwing van een eerder ingenomen standpunt mogen worden ingediend. Dat mag alleen niet als dat in strijd is met de goede procesorde. Dat betekent, voor zover hier relevant, dat die nadere stukken niet verwijtbaar zo laat mogen worden ingediend, dat de andere partij wordt belemmerd om daarop adequaat te reageren. Hierbij is doorslaggevend of een zinvolle bespreking van de stukken op de zitting kan plaatsvinden.[3]

5.2. De rechtbank stelt vast dat de minister haar verweerschrift heeft ingediend op 25 juni 2025 en dit valt binnen de 10 dagen termijn die volgt uit 8:58 van de Awb. De rechtbank oordeelt dat dit op zichzelf geen strijd oplevert met de goede procesorde. Eiseressen hebben niet gesteld, noch onderbouwd dat en waarom zij geen kans hebben gezien om te reageren op het verweerschrift. Zij hebben ook niet onderbouwd waarom er sprake zou zijn van strijd met de goede procesorde en een zinvolle bespreking ter zitting niet had gekund. Hierbij acht de rechtbank het van belang dat het verweerschrift een document is van 3 pagina’s, waarvan maximaal 1,5 pagina tekst. Het bevat geen geheel nieuwe standpunten en er wordt veelvuldig verwezen naar het bestreden besluit. De rechtbank weegt hier mee dat hetgeen volgt uit het verweerschrift ook ter zitting had kunnen worden aangevoerd en eiseressen dan ook hadden moeten reageren. Ook weegt de rechtbank hierin mee dat een zinnige discussie op zitting in dit geval ook niet mogelijk was omdat eiseressen, hun gemachtigde en referent niet ter zitting zijn verschenen. Zij hebben zich op 26 juni 2025, dus na de ontvangst van het verweerschrift, afgemeld. De beroepsgrond slaagt niet.

Hebben eiseressen met de door hen herhaalde en ingelaste gronden het besluit gemotiveerd betwist?

  1. Voor zover eiseressen hun in bezwaar aangevoerde gronden hebben herhaald en ingelast oordeelt de rechtbank als volgt. De minister is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op de door eiseressen in de bezwaarfase aangevoerde argumenten. In beroep is niet uitgelegd waarom de weerlegging van die bezwaargronden in het bestreden besluit onjuist dan wel onvolledig zou zijn. De enkele toelichting dat de gronden van bezwaar worden herhaald en ingelast ‘gezien het bestreden besluit’ kan niet worden opgevat als een gemotiveerde betwisting van het bestreden besluit. Deze beroepsgronden kunnen dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.[4] De beroepsgronden slagen niet.

Is door de minister ten onrechte gesteld dat geen sprake is van familie- of gezinsleven tussen eiseressen en referent?

  1. Eiseressen hebben in beroep gewezen op een viertal uitspraken van de Afdeling over de vraag of sprake is van familie- en gezinsleven. [5] De rechtbank begrijpt dit zo dat eiseressen hiermee hebben beoogd te betogen dat, gelet op deze uitspraken, wel sprake is van familie- of gezinsleven. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

7.1. Eiseressen hebben verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 7 maart 2025[6] en stellen dat de minister het bestreden besluit ten onrechte heeft gebaseerd op een vast referentiekader. Dit betoog slaagt niet.. De minister merkt terecht op dat eiseressen niet hebben onderbouwd waarom zij menen dat de minister de beoordeling van de vraag of sprake is van familie- of gezinsleven heeft gebaseerd op een vast referentiekader. Deze onderbouwing volgt ook niet uit de passage uit de uitspraak van de Afdeling van 7 maart 2025 waarnaar zij verwijzen, waarin overigens het oordeel van de rechtbank geciteerd wordt. Bovendien wordt het oordeel van de rechtbank op dit onderdeel nu juist vernietigd in de uitspraak van de Afdeling van 7 maart 2025.[7]

7.1.1. Dat wel sprake is van familie- of gezinsleven volgt ook niet uit de verwijzing naar de Afdelingsuitspraak van 8 januari 2025 en het verzoek ‘in casu a contrario’ te redeneren. Uit die uitspraak volgt nu juist dat er ook in die zaak geen sprake was van bijkomende elementen van afhankelijkheid die maken dat er sprake is van familie- of gezinsleven. Ook concludeert de minister volgens de rechtbank terecht dat de verwijzing naar de Afdelingsuitspraken van 4 december 2024 niet opgaat. In die zaken oordeelde de Afdeling dat er sprake was van familie- en gezinsleven tussen de betreffende vreemdelingen en hun referent en de minister daarom een belangenafweging had moeten maken. Eiseressen hebben niet onderbouwd waarom het in die uitspraken bepaalde naar analogie moet worden toegepast op hun situatie. De minister neemt juist aan dat geen sprake is van familie- en gezinsleven tussen eiseressen en referent. De minister wijst hier terecht op de uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024[8] waaruit volgt dat de minister niet gehouden is tot het maken van een belangenafweging als er geen sprake is van familie- of gezinsleven.

Is de hoorplicht geschonden? 8. Eiseressen betogen dat de minister er ten onrechte van heeft afgezien om referent te horen in bezwaar.

8.1. De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat hij mocht afzien van het horen van referent. Uit de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022[9] volgt dat van horen kan worden afgezien als in bezwaar alleen feiten en omstandigheden worden aangevoerd die voorafgaand aan de bezwaarprocedure afdoende zijn onderzocht en zijn meegewogen in het bestreden besluit en daarover geen nieuwe argumenten of gezichtspunten naar voren gebracht. De minister concludeert terecht dat dat hier het geval is. De rechtbank acht hierbij van belang dat eiseressen voorafgaand aan het besluit in primo in de gelegenheid zijn gesteld om hun aanvraag compleet te maken en de minister schriftelijk aanvullende vragen heeft gesteld. Die vragen hebben zij ook beantwoord. Daarnaast is eiseres 1 gehoord over de familieband tussen eiseressen en referent. De antwoorden van eiseressen en hetgeen in dat gehoor naar voren is gekomen is kenbaar meegewogen in het besluit in primo. Eiseressen hebben ook niet onderbouwd waarom referent gehoord zou moeten worden en wat hij aanvullend zou kunnen verklaren. De enkele stelling dat referent gehoord wil worden is daarvoor onvoldoende. De minister heeft dan ook mogen afzien van horen in bezwaar. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseressen geen gelijk krijgen en de minister de mvv-aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiseressen krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. K. van der Lee, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.

Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

United Nations relief and works agency for Palestine refugees in the near east, een organisatie die Palestijnse vluchtelingen helpt.

ABRvS 24 december 2002, ECLI:NL:RVS:2002:AF2495.

ABRvS 5 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:16, r.o. 4.1.

Onder meer ABRvS 4 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3006, r.o. 4.3 en ABRvS 3 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1719, r.o. 18.

ABRvS 7 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:927, ABRvS 8 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:26, ABRvS 4 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4912 en ABRvS 4 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4965.

ABRvS 7 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:927.

ABRvS 7 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:927.

ABRvS 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188.

ABRvS 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.


Voetnoten

United Nations relief and works agency for Palestine refugees in the near east, een organisatie die Palestijnse vluchtelingen helpt.

ABRvS 24 december 2002, ECLI:NL:RVS:2002:AF2495.

ABRvS 5 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:16, r.o. 4.1.

Onder meer ABRvS 4 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3006, r.o. 4.3 en ABRvS 3 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1719, r.o. 18.

ABRvS 7 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:927, ABRvS 8 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:26, ABRvS 4 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4912 en ABRvS 4 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4965.

ABRvS 7 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:927.

ABRvS 7 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:927.

ABRvS 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188.

ABRvS 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.