ECLI:NL:RBDHA:2025:16245 - Rechtbank Den Haag - 2 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 25/6813
geboren op [geboortedatum] , van Surinaamse nationaliteit, V-nummer: [nummer] , (gemachtigde: mr. H.K. Jap A Joe),
en
(gemachtigde: mr. I. van Es).
- Deze uitspraak gaat over het besluit om aan eiser de toegang tot Nederland te weigeren. Eiser is het niet eens met deze weigering en voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep van eiser gegrond is, omdat onduidelijk is wat de wettelijke grondslag van het besluit is en de motivering van het besluit tekort schiet.
Procesverloop
- Op 3 december 2024 is eiser vanuit Paramaribo, Suriname, op de luchthaven Schiphol aangekomen op doorreis naar [land] . Bij de grenscontrole bleek eiser als ongewenst vreemdeling te zijn gesignaleerd in E&S
[1] . Ook bleek eiser nog een openstaande gevangenisstraf van 105 dagen uit te moeten zitten. De KMar[2] heeft eiser daarop de toegang tot Nederland geweigerd en hem zijn vrijheid ontnomen.
2.1. Met het bestreden besluit van 24 februari 2025 heeft de minister het administratief beroep van eiser tegen de toegangsweigering ongegrond verklaard. Volgens de minister heeft de KMar eiser terecht geen toegang gegeven en moet eiser Nederland en het Schengengebied direct verlaten.
2.2. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft een verweerschrift ingediend.
2.3. De rechtbank heeft het beroep op 19 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting en verzocht de zaak op de stukken af te doen. De rechtbank heeft het onderzoek op zitting gesloten.
Beoordeling
Het beroep van eiser
- Eiser voert aan dat de ambtenaren van de KMar niet bevoegd waren eiser de toegang te weigeren. Verder stelt eiser dat de toegangsweigering niet op goede gronden berust en dat het besluit niet goed is gemotiveerd. Volgens eiser vormt zijn persoonlijk gedrag geen werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging die een fundamenteel belang van de samenleving aantast.
Het toetsingskader
- De rechtbank overweegt dat in artikel 3 van de Vw
[3] is geregeld in welke gevallen een vreemdeling toegang tot Nederland kan worden geweigerd. Dit is onder andere het geval als de vreemdeling een gevaar oplevert voor de openbare orde of de nationale veiligheid[4] of als de vreemdeling niet voldoet aan de voorwaarden die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zijn gesteld[5] .
4.1. Volgens artikel 2.9 van het Vb
Volgens het tweede lid blijft dit eerste lid in een aantal omschreven gevallen buiten toepassing. Het derde lid bepaalt dat het eerste lid niet van toepassing is op de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder e, dan wel l, van de Vw, en het familielid, bedoeld in artikel 8.7, tweede en derde lid, van het Vb en de vreemdeling, bedoeld in artikel 8.7, vierde lid, van het Vb. Op deze vreemdelingen is artikel 8.8 van het Vb van toepassing.
4.2. Artikel 8.8, eerste lid, van het Vb bepaalt dat aan een vreemdeling als bedoeld in artikel 8.7, die in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding, de toegang tot Nederland slechts kan worden geweigerd om redenen van openbare orde of openbare veiligheid, dan wel volksgezondheid:
Volgens het tweede lid van artikel 8.8 van het Vb is voor de toegangsweigering door de ambtenaren, belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen, een bijzondere aanwijzing van de minister vereist.
4.3. Bij vreemdelingen als bedoeld in artikel 8.7 van het Vb gaat het – kort samengevat – om Unieburgers die zich naar Nederland begeven of in Nederland verblijven. Familieleden en de ongehuwde partner van een Unieburger worden onder voorwaarden ook als vreemdeling als bedoeld in artikel 8.7 van het Vb gezien, voor zover zij de Unieburger naar Nederland begeleiden of zich bij hem in Nederland voegen.
Het oordeel van de rechtbank
5. Niet in geschil is dat eiser ongewenst is verklaard en gesignaleerd staat in E&S. Eiser is op 11 december 2014 veroordeeld tot zeven maanden gevangenisstraf wegens overtreding van de [wet] . De staatssecretaris van veiligheid en justitie, de rechtsvoorganger van de minister, heeft eiser vervolgens bij besluit van 6 mei 2015 ongewenst verklaard omdat hij een gevaar vormt voor de openbare orde.
5.1. De rechtbank is van oordeel dat de grondslag voor toegangsweigering ondeugdelijk is en dat de motivering ervan tekort schiet. De minister heeft niet eenduidig aangegeven op welke wettelijke grondslag de toegangsweigering is gebaseerd en ook is onduidelijk wat de geografische reikwijdte van de toegangsweigering is. De rechtbank verwijst hiervoor naar het volgende:
5.2. De rechtbank overweegt dat een toegangsweigering een ingrijpende beslissing is, waarbij de wettelijke grondslag klip en klaar moet zijn en het voor eiser duidelijk moet zijn wat de gevolgen ervan zijn. In deze zaak is dat niet het geval, gelet op hetgeen hiervoor, onder 5.1, is overwogen. Het bestreden besluit, wat ter toetsing voorligt, noemt zowel artikel 2.9 van het Vb als artikel 8.8 van het Vb. Zoals de rechtbank hiervoor, onder 4, heeft geschetst betreft dit verschillende gronden en verschillende toetsingskaders. Van belang is dus of eiser valt onder één van de in artikel 8.7 van het Vb genoemde categorieën. De rechtbank kan op basis van het dossier en de ter zitting gegeven toelichting niet vaststellen of dit wel of niet het geval is. Evenmin kan de rechtbank op basis van het dossier beoordelen of sprake is van een bijzondere aanwijzing als bedoeld in artikel 8.8, tweede lid, van het Vb. Als er een wettelijke grondslag is, dan is het vervolgens in eerste instantie aan de minister om deugdelijk te motiveren dat er reden is voor een toegangsweigering, oftewel dat aan de inhoudelijke criteria voor toepassing van de bevoegdheid wordt voldaan. De rechtbank heeft daarvoor op dit moment onvoldoende informatie.
5.3. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en de minister opdragen een nieuw besluit op het administratief beroep te nemen.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand te laten, of om zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank zal de minister opdragen om opnieuw op het administratief beroep van eiser te beslissen met inachtneming van deze uitspraak.
6.1. De rechtbank ziet aanleiding om de minister te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 907,-.
Beslissing
De rechtbank:
Deze uitspraak is gedaan op 2 september 2025 door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Executie & Signalering (voorheen OPS), een informatiesysteem van de Nederlandse politie en de Koninklijke Marechaussee.
Koninklijke Marechaussee.
Vreemdelingenwet 2000.
Artikel 3, eerste lid, onder b, van de Vw.
Artikel 3, eerste lid, onder d, van de Vw.
Vreemdelingenbesluit 2000.
Artikel 67, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Opsporingsregister.
Eén punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).