Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:15935 - Rechtbank Den Haag - 12 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1593512 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK DEN HAAG

Civiel recht Kantonrechter

Zittingsplaats 's-Gravenhage

NvE/b Zaaknummer: 11241871 \ RL EXPL 24-14644

Vonnis van 12 augustus 2025

in de zaak van

1 [passagier 1] ,

3. [passagier 3],

Alle vier wonende te [woonplaats 1] ,

alle drie wonende te [woonplaats 2] ,

beiden wonende te [woonplaats 3] ,

beiden wonende te [woonplaats 4] , eisende partijen, hierna samen te noemen: de passagiers, gemachtigde: mr. R. Bos,

tegen

de besloten vennootschap TUI AIRLINES NEDERLAND B.V., statutair gevestigd te Rijswijk, gedaagde partij, hierna te noemen: TUI, gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 1 juli 2024 met producties,- de conclusie van antwoord met producties,

  • de conclusie van repliek met producties,

  • de conclusie van dupliek.

1.2. Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1. De passagiers hadden voor 3 juli 2022 een boeking voor vlucht [vluchtnummer 1] van TUI van Lanzarote Airport Spanje naar Amsterdam (Schiphol Airport) Nederland.

2.2. De vlucht [vluchtnummer 1] betrof een rotatievlucht van Amsterdam – Lanzarote – Fuerteventura – Amsterdam. Deze vlucht zou worden uitgevoerd met het vliegtuig met registratienummer [nummer] .

2.3. De rotatievlucht is opgedeeld in de volgende vluchten:

Vluchtnummer [vluchtnummer 2] heeft gebruik gemaakt van het oorspronkelijke toestel met registratienummer [nummer] .

2.4. De passagiers zijn op 3 juli 2022 vanuit Lanzarote om 23:21 uur UTC vertrokken naar Amsterdam met vlucht [vluchtnummer 2] . Het toestel is om 03:15 uur UTC, met een vertraging van 3 uur en 40 minuten, geland in Amsterdam.

3 Het geschil

3.1. De passagiers vorderen - samengevat - veroordeling van TUI tot betaling van € 5.835,00, vermeerderd met rente en kosten.

3.2. Aan hun vorderingen leggen de passagiers ten grondslag dat Europese regelgeving en jurisprudentie, meer in het bijzonder de EU-verordening 261/2004 (hierna; de Verordening) en de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie[1], hen recht geven op een vergoeding van € 400,- per persoon in verband met de opgelopen vertraging van hun vlucht van Lanzarote naar Amsterdam. Omdat betaling uitbleef hebben de passagiers kosten moeten maken die worden begroot op € 635,-. Daarnaast is TUI de wettelijke rente verschuldigd.

3.3. TUI voert verweer. TUI concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de passagiers, dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van hen in de kosten van deze procedure. Kort gezegd stelt TUI dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden en dat ondanks het treffen van redelijke maatregelen de vertraging niet voorkomen had kunnen worden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

Buitengewone omstandigheid

4.1. Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. Dit betekent dat TUI de passagiers in beginsel moet compenseren. Dit is anders als TUI kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.

4.2. De Verordening en de daarop gebaseerde jurisprudentie beoogt de passagier als consument van door een luchtvaartmaatschappij aangeboden diensten bescherming te bieden tegen annulering van vluchten en de met annulering gelijkgestelde vertragingen, die een bepaalde tijdsduur overschrijden. Deze bescherming vertaalt zich in bepaalde gefixeerde schadevergoedingen en andere verplichtingen, zoals verzorging en, indien aan de orde, overnachtingen. Als uitgangspunt is de luchtvaartmaatschappij gehouden een bepaalde aan de vluchtafstand gerelateerde vergoeding aan de passagier te betalen in geval van een annulering van een vlucht of een vertraging van meer dan drie uur. Deze verplichting lijdt uitzondering, indien de luchtvaartmaatschappij zich met succes op een bijzondere omstandigheid kan beroepen, die als oorzaak voor de vertraging heeft te gelden.

4.3. TUI heeft verklaard dat de oorspronkelijke vlucht [vluchtnummer 1] op 3 juli 2022 zou worden uitgevoerd met het vliegtuig met registratienummer [nummer] . Als gevolg van het niet beschikbaar zijn van een gate op Schiphol omstreeks 15:00 uur op 2 juli 2022 is het vliegtuig met registratie [nummer] op 2 juli 2022 met vertraging vertrokken voor de retourvlucht naar Izmir en Antalya (Turkije). Op grond van de regelgeving omtrent werk- en rusttijden moest de bemanning van het vliegtuig in Antalya een rusttijd in acht nemen tot 12:07 UTC op 3 juli 2022. Als gevolg van deze vertraging is het vliegtuig met registratie [nummer] eerst op 3 juli 2022 om 18:05 uur in Amsterdam gearriveerd, waarna het om 20:19 uur naar Lanzarote is vertrokken. In verband met de nachtsluiting van de luchthaven van Fuerteventura had TUI intussen de rotatievlucht opgesplitst en is de retourvlucht naar Fuerteventura met een ander vliegtuig uitgevoerd.

4.4. TUI heeft voldoende gemotiveerd betoogd dat de oorzaak van de vertraging van vlucht [vluchtnummer 1] is terug te voeren op het gebrek aan (beveiligings)personeel op Schiphol in de zomer van 2022, waardoor lange wachtrijen ontstonden en veel vluchten vertraagd waren en passagiers zelfs vluchten misliepen. Door die vertragingen bleef de gate, waarvan het vliegtuig met registratie [nummer] naar Izmir/Antalya zou vertrekken, te lang bezet door een vliegtuig van Finnair. De verzoeken om een ander gate zijn afgewezen.

4.5. De vraag is of er voldoende rechtstreeks verband bestaat tussen beide vluchten. Een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert kan immers een beroep doen op een buitengewone omstandigheid waardoor niet de vertraagde vlucht is getroffen, maar een eerdere vlucht die zijzelf met hetzelfde luchtvaartuig[2] (in het kader van de op twee na laatste rotatie ervan[3]) heeft uitgevoerd, op voorwaarde dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze omstandigheid en de langdurige vertraging van de latere vlucht bij aankomst. Daarbij dient met name rekening gehouden te worden met de wijze waarop het betreffende luchtvaartuig door de betrokken luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert wordt geëxploiteerd.

4.6. De kantonrechter is met de passagiers van oordeel dat hier onvoldoende causaal verband bestaat tussen het wachten voor de gate op 2 juli 2022 als gevolg van de personeelstekorten bij de beveiliging enerzijds en de vertraging die uiteindelijk is opgetreden op de vlucht [vluchtnummer 2] op 3 juli 2022 anderzijds. Redengevend hierbij is dat er een dag en twee vluchten tussen beide vluchten zit en dat ze geen onderdeel uitmaken van een en dezelfde rotatievlucht.

4.7. TUI heeft daarnaast bij dupliek aangevoerd dat ook op 3 juli 2022 er personeelstekorten waren bij de beveiliging waardoor de passagiers niet tijdig de gate konden bereiken en vlucht [vluchtnummer 2] die dag opnieuw vertraging zou hebben opgelopen.

4.8. Hoewel het personeelstekort bij de beveiliging op Schiphol onder omstandigheden een buitengewone omstandigheid kan opleveren gaat dit verweer nu niet op. Tui heeft nagelaten te stellen en te onderbouwen hoeveel vertraging dat in dit geval zou hebben opgeleverd. Hierdoor kan niet beoordeeld worden of de duur van die vertraging tot gevolg heeft dat vlucht [vluchtnummer 2] binnen de drie uur vertraging zou blijven indien die tijd in mindering wordt gebracht. Dit betekent dat TUI onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van buitengewone omstandigheden en zij de gevorderde vergoeding verschuldigd is.

Buitengerechtelijke kosten

4.12. De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. TUI betwist dat er buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt. Er is per passagier slechts een automatisch gegenereerde brief verzonden en een enkele gestandaardiseerde herhaling.

4.13. Vastgesteld kan worden dat de vordering geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben voldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Zij hebben ook daadwerkelijk inhoudelijk verweer gevoerd tegen de eerste afwijzing van de vordering en nader overleg gevoerd om tot een schikking te komen. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente vanaf datum dagvaarding) zal daarom worden toegewezen.

Wettelijke rente

4.14. Anders dan TUI heeft aangevoerd, is de vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade gelet op artikel 6:83 sub b Burgerlijk Wetboek (BW) terstond opeisbaar en treedt het verzuim zonder ingebrekestelling in op het moment waarop de schade geacht wordt te zijn geleden. De gevorderde wettelijke rente is dan ook toewijsbaar vanaf de afgesproken datum waarop de vlucht vertraagt is uitgevoerd, te weten 3 juli 2022.

4.9. Tui is in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de passagiers worden begroot op:

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1. veroordeelt TUI tot betaling aan de passagiers van het totaalbedrag van € 5.835,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.200,00 vanaf woensdag 3 juli 2022 en over € 635,00 vanaf 1 juli 2024 tot aan de dag van algehele voldoening,

5.2. veroordeelt Tui in de proceskosten van € 1.196,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als TUI niet tijdig aan een van de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

5.3. verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. N.F.H. van Eijk en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2025.

Het Wallentin-Hermann arrest (HvJ EU 22 december 2008, C-549/07), het Sturgeon-arrest (HvJ EU 19 november 2009, C-402/07) en het Folkerts-arrest (HvJ EU 26 februari 2013, C-11/11).

Zaak C-74/19, Transportes Aéreos Portugueses, EU:C:2020:460, punt 55.

Zaak C-826/19, Austrian Airlines, ECLI:EU:C:2021:318, punt 57.


Voetnoten

Het Wallentin-Hermann arrest (HvJ EU 22 december 2008, C-549/07), het Sturgeon-arrest (HvJ EU 19 november 2009, C-402/07) en het Folkerts-arrest (HvJ EU 26 februari 2013, C-11/11).

Zaak C-74/19, Transportes Aéreos Portugueses, EU:C:2020:460, punt 55.

Zaak C-826/19, Austrian Airlines, ECLI:EU:C:2021:318, punt 57.