ECLI:NL:RBDHA:2025:15531 - Rechtbank Den Haag - 19 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.38589
[eiseres], eiseres
V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigden: mr. H.J. Metselaar en mr. S.J.R.R. Brock).
Inleiding
In het besluit van 3 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft diverse aanvullingen op de beroepsgronden ingediend en verweerder heeft een aanvullend verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2025 op een zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.J.R.R. Brock.
Beoordeling door de rechtbank
1. Eiseres is geboren op [datum] 1998 en heeft de Turkse nationaliteit. Zij heeft op 22 februari 2023 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Als redenen om asiel aan te vragen, heeft eiseres het volgende opgegeven. Eiseres is opgegroeid in een gezin dat altijd betrokken is geweest bij de Gülenbeweging. Dit is een geestelijke en maatschappelijke beweging die in Turkije wordt onderdrukt. Sinds 2015 woonde eiseres in Gülenhuizen ter voorbereiding op het toelatingsexamen van de universiteit. Deze huizen zijn vanwege de couppoging in 2016 gesloten. Eiseres is vanaf haar studie in 2018 weer in een Gülenhuis gaan wonen en sinds 2019 had zij de functie van Abla (zuster), waarmee zij de verantwoordelijkheid kreeg over een Gülenhuis. Ze heeft in dat jaar zelf een Gülenwoning geopend en op haar naam gezet. In vier jaar tijd heeft eiseres twee Gülenhuizen geopend. In 2019 is de broer van eiseres opgepakt en is er politie bij haar Gülenhuis langsgekomen om navraag te doen naar een man. In 2020 is een onderzoek gestart naar alle gezinsleden naar aanleiding van een aangifte tegen de familie van eiseres in 2017 door familie aan moederskant. In december 2022 is eiseres naar Nederland gekomen voor een vakantie. Vervolgens kreeg eiseres te horen dat er op 10 februari 2023 een inval is gedaan in haar ouderlijk huis en dat de politie daarbij naar haar heeft gevraagd. In juli 2024 is er opnieuw een strafrechtelijk onderzoek gestart naar de vader en broer van eiseres. Eiseres vreest bij terugkeer naar Turkije te zullen worden gearresteerd door de autoriteiten vanwege haar betrokkenheid bij de Gülenbeweging.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) omdat zij niet meteen asiel heeft aangevraagd zodra dit mogelijk was. Verweerder heeft de door eiseres gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Ook heeft verweerder geloofwaardig geacht dat eiseres de Gülenbeweging aanhangt. Verweerder heeft echter niet geloofwaardig geacht dat eiseres problemen heeft gekregen vanwege haar betrokkenheid bij de Gülenbeweging. Daarom komt eiseres niet in aanmerking voor een asielvergunning.
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Eiseres vindt dat zij wel degelijk aannemelijk heeft gemaakt dat zij problemen heeft gekregen omdat zij Gülenaanhanger is. Dit volgt uit haar verklaringen, uit de door haar overgelegde documenten en uit landeninformatie waarin staat dat familieleden van Gülenaanhangers in de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten staan. Ten onrechte is aan haar tegengeworpen dat zij geen documenten uit UYAP heeft overgelegd omdat het onderzoek naar haar nog gaande is. Het UYAP-systeem is het digitale juridisch informatiesysteem van de Turkse overheid. Ook heeft haar advocaat in Turkije bevestigd dat er een onderzoek tegen haar loopt. Daarnaast heeft zij schermafbeeldingen van het sociaal medium X overgelegd, waarin zij wordt aangewezen als Gülenaanhanger. Voor zover verweerder niet geloofwaardig heeft geacht dat eiseres in Gülenhuizen heeft gewoond en activiteiten voor die huizen heeft verricht nu dit niet is vast te stellen, heeft verweerder bij vriendinnen, met wie ze in die huizen heeft gewoond en van wie verklaringen zijn ingebracht, dit wel geloofwaardig en aannemelijk geacht. Bovendien heeft ze ter onderbouwing financiële stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij de functie van Abla had als ook verklaringen van anderen over de inval in de woning en is er een arrestatiebevel tegen eiseres uitgevaardigd. Voorts heeft zij een reis naar de Balkan ondernomen en zijnrecentelijk veel vrouwen die zijn teruggekomen van een reis naar de Balkan aangehouden. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte zijn beleid in onderdeel C7/34.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 over Gülenaanhangers aangescherpt, aangezien het enkel behoren tot de Gülenbeweging al tot een asielvergunning moet leiden (net zoals dit onder het oude beleid het geval was). Eiseres is benadeeld doordat verweerder niet binnen de wettelijke beslistermijn op haar asielaanvraag heeft beslist, aangezien het oude beleid nog gold toen die termijn afliep. Ten slotte verwacht verweerder ten onrechte van haar dat zij eerder asiel had moeten aanvragen. Daarbij wijst zij erop dat zij een jonge vrouw is die tijdens haar vakantie in Nederland onverwacht veel familieleden heeft verloren vanwege een aardbeving, en die zich realiseerde dat zij haar leven niet meer zeker is in haar land van herkomst. Eiseres onderbouwt haar beroepsgronden met verwijzingen naar een groot aantal bronnen zoals ambtsberichten, landenrapportages en recente rechterlijke uitspraken.
5. In de verweerschriften heeft verweerder het standpunt ingenomen dat het bestreden besluit juist is. Weliswaar is het aannemelijk dat de broer en de vader van eiseres door de Turkse autoriteiten in verband zijn gebracht met Gülenisme, dit maakt nog niet dat eiseres haar persoonlijke vrees aannemelijk heeft gemaakt. Daarnaast is terecht het beleid toegepast zoals dat gold ten tijde van het bestreden besluit. Uit de door eiseres aangehaalde landeninformatie volgt niet dat daarin de huidige situatie voor Gülenaanhangers in Turkije onjuist wordt weergegeven. De intensiteit en de mate van willekeur van vervolging van Gülenisten is afgenomen, zodat niet elke Gülenist in de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten staat. Het door eiseres overgelegde vonnis waaruit zou blijken dat haar broer in Turkije is veroordeeld wegens Gülenisme is niet van een vertaling voorzien. De overgelegde schermafbeeldingen gaan ook niet over Gülenisme. Het is niet gebleken dat het bezoek van eiseres aan de Balkan aan Gülenisme gerelateerd was. Van eiseres kan worden verwacht om stukken uit UYAP te overleggen, aangezien het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake Turkije van februari 2025 vermeldt dat stukken daarin zichtbaar zijn zodra een verdachte is aangeklaagd. Ten slotte heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij daadwerkelijk familie is verloren door een aardbeving en heeft zij niet aangetoond waarom zij niet onverwijld asiel kon aanvragen.
6. Op de dag voorafgaand aan de zitting van 12 juni 2025 heeft eiseres alsnog een vertaling van het vonnis over haar broer overgelegd. En tijdens de zitting heeft verweerder in zoverre zijn standpunt gewijzigd dat alsnog geloofwaardig wordt geacht dat eiseres in Gülenhuizen heeft gewoond en dat niet langer van eiseres wordt verwacht dat zij een arrestatiebevel kan overleggen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
7. Allereerst doet zich de vraag voor of verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat eiseres problemen heeft gekregen omdat zij Gülenaanhanger is. De wijze waarop een asielaanvraag op geloofwaardigheid moet worden beoordeeld, volgt uit artikel 4 van de Richtlijn 2011/95/EU (Kwalificatierichtlijn). Daarin staat dat verweerder eerst een oordeel geeft over de door de asielzoeker overgelegde bewijsmiddelen, maar dat ook een asielaanvraag die niet met bewijsmateriaal is gestaafd geloofwaardig kan worden geacht als de asielzoeker een oprechte inspanning heeft geleverd om zijn verzoek te staven, een bevredigende verklaring heeft gegeven voor het ontbreken van bewijsmateriaal, en verklaringen heeft afgelegd die samenhangend en aannemelijk zijn en niet in strijd met algemene en specifieke informatie die relevant is voor de beoordeling van de asielaanvraag. Dit is overgenomen in artikel 31, zesde lid, van de Vw.
8. Artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b, van de Vw stelt als voorwaarde voor het geloofwaardig kunnen achten van een niet met bewijs gestaafd asielrelaas dat een bevredigende verklaring is gegeven voor het ontbreken van documenten. In het bestreden besluit heeft verweerder aan eiseres tegengeworpen dat zij geen arrestatiebevel vanuit het UYAP heeft overgelegd. In het aanvullend verweerschrift van 5 juni 2025 wordt deze tegenwerping aanvankelijk herhaald, maar wordt vervolgens meegedeeld dat deze voorwaarde niet meer aan eiseres wordt tegengeworpen en dat het ontbreken van documenten alleen nog een rol speelt bij de voorwaarde onder onderdeel c van dit artikellid (de vraag of de verklaringen samenhangend en aannemelijk zijn). Tijdens de zitting van 12 juni 2025 heeft verweerder toegelicht dat hij niet langer van eiseres verwacht dat zij een arrestatiebevel overlegt omdat het niet geloofwaardig is dat er een strafrechtelijk onderzoek tegen haar loopt. Verweerder heeft echter niet duidelijk kunnen maken hoe het ontbreken van een arrestatiebevel dan nog een rol kan spelen bij onderdeel c, dat immers gaat over het beoordelen van de verklaringen. Bovendien volgt uit dit herziene standpunt van verweerder dat het bestreden besluit, waarin onderdeel b nog wel was tegengeworpen, een gebrek bevat. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht te passeren omdat de geloofwaardigheidsbeoordeling gelet op het volgende nog meer gebreken bevat.
9. In het bestreden besluit heeft verweerder aan eiseres tegengeworpen dat het niet geloofwaardig is dat zij in Gülenhuizen heeft gewoond. Tijdens de zitting van 12 juni 2025 heeft verweerder deze tegenwerping teruggenomen. Verweerder heeft echter niet inzichtelijk kunnen maken waarom hij dan nog wel vasthoudt aan de tegenwerpingen dat het niet geloofwaardig is dat eiseres als Abla heeft gefungeerd en zich intensief met de financiering van Gülenhuizen heeft beziggehouden. Zoals verweerder ter zitting ook heeft onderkend, bevat het asielrelaas van eiseres geen tegenstrijdigheden. Deze tegenwerpingen worden volgens verweerder overeind gehouden doordat de vrees van eiseres gebaseerd is op vermoedens en doordat de door haar overgelegde documenten geen aanleiding vormen voor een ander oordeel. De rechtbank ziet echter niet in hoe dit laatste een plaats kan hebben binnen onderdeel c van artikel 31, zesde lid, van de Vw, dat immers gaat over de vraag of de verklaringen van een asielzoeker samenhangend en aannemelijk zijn.
10. Hiernaast stelt de rechtbank nog vast dat niet is tegengeworpen dat de door eiseres overgelegde documenten, waaronder de verklaringen van haar oud-huisgenoten, de stukken over de vervolging van haar vader en broer, de brief van haar advocaat in Turkije, diverse foto’s en diverse landenrapporten tegenstrijdig zijn aan haar relaas. Dit alles tezamen genomen maakt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij het ongeloofwaardig acht dat eiseres problemen heeft gekregen omdat zij Gülenaanhanger is.
11. Verweerder is bij het beoordelen van de vervolgvraag of het asielrelaas van eiseres voldoende zwaarwegend is voor het verlenen van een asielvergunning uitgegaan van deze onvoldoende gemotiveerde geloofwaardigheidsbeoordeling. Dit brengt mee dat ook de zwaarwegendheidsbeoordeling niet in stand kan blijven. Er kan namelijk, gelet op wat hiervoor is overwogen, niet worden uitgegaan van de juistheid van het standpunt van verweerder dat eiseres niet persoonlijk in de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten staat. Daarnaast is hierbij van belang dat verweerder in het kader van de zwaarwegendheid niet heeft beoordeeld wat de betekenis is van het feit dat de vader en broer van eiseres door de Turkse overheid in verband zijn gebracht met Gülenisme (hetgeen immers volgens het verweerschrift geloofwaardig is).
12. Dit oordeel van de rechtbank wordt niet beïnvloed door de vraag of verweerder op goede gronden zijn landgebonden beleid over Gülenaanhangers in Turkije heeft gewijzigd, en evenmin door de vraag of verweerder het begrip ‘risicogroepen’ in zijn beleid heeft kunnen vervangen door het begrip ‘risicoprofielen’. De rechtbank komt dan ook niet toe aan de beroepsgronden die zien op deze beleidswijzigingen (respectievelijk WBV 2023/24 en WBV 2024/12). Ook komt de rechtbank niet toe aan de beroepsgronden die zien op het niet tijdig beslissen en het gehanteerde peilmoment bij de toetsing aan het beleid.
13. Wel ziet de rechtbank nog aanleiding om het volgende te overwegen over de door verweerder gekozen afdoening van de asielaanvraag van eiseres als kennelijk ongegrond. Eiseres is op 9 december 2022 Nederland ingereisd voor een vakantie. Op 20 februari 2023 heeft zij asiel aangevraagd. Daarbij heeft zij verklaard dat er op 6 februari 2023 een grote aardbeving heeft plaatsgevonden in Turkije waarbij zij meerdere familieleden is verloren, en dat zij op 10 februari 2023 hoorde dat er een inval door de politie bij haar ouderlijk huis heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft niet toegelicht waarom hij het niet aannemelijk vindt dat eiseres daadwerkelijk familieleden is verloren bij deze aardbeving, en waarom hij niet volgt dat eiseres onder deze omstandigheden niet in de eerste plaats bezig was met het indienen van haar asielaanvraag. Daarnaast acht de rechtbank het tijdsverloop tussen 10 en 20 februari 2023 betrekkelijk kort. Gelet hierop heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom hij de asielaanvraag van eiseres heeft afgedaan als kennelijk ongegrond vanwege het niet onverwijld indienen van de asielaanvraag.
14. De conclusie is dat het beroep gegrond moet worden verklaard. Het bestreden besluit moet worden vernietigd. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit geheel in stand te laten, of om zelf in de zaak te voorzien. Het ligt namelijk op de weg van verweerder om alsnog een goed gemotiveerde integrale geloofwaardigheidsbeoordeling te verrichten, en afhankelijk van de uitkomst daarvan tevens een goed gemotiveerde zwaarwegendheidsbeoordeling. Voor zover verweerder opnieuw zou kiezen voor een afdoening als kennelijk ongegrond, ligt het ook op zijn weg om dat beter te motiveren. De rechtbank zal verweerder daarom opdragen om opnieuw op de asielaanvraag van eiseres te beslissen met inachtneming van deze uitspraak.
15. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.814, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond; vernietigt het bestreden besluit; draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak; veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814 (achttienhonderdveertien euro) aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan op 19 augustus 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter en voorzitter, en mr. K.M. de Jager en mr. S.E. van de Merbel, rechters, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.