Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:15514 - Rechtbank Den Haag - 19 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1551419 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.8459

V-nummer: [V-nummer], (gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),

en

de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 17 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.[1]

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 24 juli 2025 op zitting behandeld te Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2006, de Somalische nationaliteit te hebben en afkomstig te zijn uit de omgeving van [plaats] in Lower Shabelle. Hij heeft op 15 november 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Aan zijn asielaanvraag heeft hij het volgende ten grondslag gelegd. Leden van Al-Shabaab zijn meermaals op zijn koranschool verschenen om jongeren, onder wie eiser, te rekruteren. Eiser heeft verklaard dat hij zich niet wilde aansluiten, waarna zijn moeder hem niet langer toestond de koranschool te bezoeken. Enige tijd later is hij, terwijl hij buiten met vrienden voetbalde, door Al-Shabaab meegenomen. Hij is geblinddoekt vervoerd en gedurende drie dagen vastgehouden en mishandeld, totdat hij aangaf zich bij hen te willen aansluiten. Hierna is eiser vrijgelaten, naar huis teruggekeerd en vervolgens via Mogadishu Somalië uitgereisd. Na zijn vertrek heeft Al-Shabaab meermalen bij de woning van zijn vader naar hem gevraagd. Eiser vreest bij terugkeer voor problemen met Al-Shabaab.

2. In het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De verklaringen over de benadering, ontvoering en rekrutering door Al-Shabaab worden niet geloofwaardig geacht. Volgens verweerder zijn eisers verklaringen hierover summier en tegenstrijdig. Ook zou Al-Shabaab in 2023 geen controle hebben gehad over eisers woonomgeving. Daarbij verwijst verweerder naar het ambtsbericht 2023[2], waaruit volgt dat de omgeving rond [plaats], vanaf 2022 onder controle van het Somalische leger staat. Nu het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is bevonden, stelt verweerder dat eiser bij terugkeer naar Somalië geen gegronde vrees voor vervolging heeft en geen reëel risico loopt op ernstige schade. Verder heeft verweerder overwogen dat het onderzoek naar adequate opvang tijdens eisers minderjarigheid niet kon worden afgerond en dat, nu hij bij besluitvorming meerderjarig was, geen grondslag bestond voor een vergunning verlening op basis van het beleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

3. Eiser kan zich niet met het bestreden besluit verenigen en voert daartoe het volgende aan. Verweerder heeft ten onrechte zijn relaas over de rekrutering en ontvoering door Al-Shabaab ongeloofwaardig geacht. Het besluit is op dit punt onvoldoende toereikend gemotiveerd, nu slechts is gesteld dat meer details werden verwacht zonder deze verwachtingen nader te onderbouwen. Dat hij de koranschool bleef bezoeken verklaart hij met de aansporing van zijn moeder. Dat eiser en zijn moeder konden weten dat hij op een dag oud genoeg zou zijn om door Al-Shabaab te worden gerekruteerd, maakt het feit dat wegblijven van de koranschool hem geen bescherming bood, niet anders. Eiser is uiteindelijk meegenomen toen hij buiten aan het voetballen was. Ook betwist eiser dat de strijders niet als Al-Shabaab kunnen worden geïdentificeerd. Hun oproep om te strijden voor het geloof moet in de context van Somalië worden gezien. Verder betwist eiser dat hij summier en tegenstrijdig heeft verklaard. Van een ongeschoolde minderjarige mag in die omstandigheden geen gedetailleerd verslag worden verwacht. Wat betreft zijn vrijlating voert eiser aan dat Al-Shabaab hem terugstuurde naar huis met de mededeling dat hij later weer zou worden opgehaald. Dit sluit aan bij de werkwijze van Al-Shabaab. Eiser wijst er ook op dat zijn familie nog altijd in [plaats] woont, omdat zij geen alternatief hebben. Het feit dat Al-Shabaab minder vaak langs zou komen betekent ook niet dat de dreiging is verdwenen. Daarnaast heeft verweerder de situatie in zijn woonplaats [plaats] onjuist beoordeeld en verwijst daarvoor naar het EUAA rapport[3] en het ambtsbericht 2023, waaruit volgt dat Al-Shabaab op het platteland van Lower Shabelle, waaronder de omgeving van [plaats] valt, een aanzienlijke machtspositie heeft. Het standpunt dat [plaats] onder overheidscontrole stond, vindt volgens eiser geen steun in de meest recente landeninformatie.

De rechtbank oordeelt als volgt.

4. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn ontvoering. De motivering daarvoor is niet toereikend. Volgens verweerder heeft eiser wisselend verklaard over het voertuig waarmee hij zou zijn ontvoerd. Eiser heeft verklaard dat hij werd geblinddoekt en daarom niet kon vaststellen in wat voor voertuig hij werd meegenomen. Later heeft hij slechts verklaard te vermoeden dat het mogelijk om een pick-up of kleine vrachtwagen ging. Onder deze omstandigheden kon, zonder nadere toelichting, niet worden verwacht dat eiser hierover met meer zekerheid of detail zou verklaren. Het ter zitting ingenomen standpunt van verweerder, dat eiser heeft verklaard dat op enig moment de blinddoek is afgedaan, maakt het vorenstaande niet anders. Eiser heeft daar namelijk over verklaard dat de blinddoek pas afging op de plek waar tenten stonden en hij is vastgehouden door Al-Shabaab[4].

5. Verder heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiser summier heeft verklaard over zijn verblijf van drie dagen in het kamp van Al-Shabaab. Eiser was ten tijde van de ontvoering minderjarig en heeft verklaard bang te zijn geweest, erg te zijn mishandeld en niet om zich heen te hebben durven kijken. Hij heeft een beschrijving gegeven van de locatie en de omstandigheden, waaronder tenten en de omgeving. Zonder nadere toelichting is niet inzichtelijk waarom in deze omstandigheden meer detail over andere aanwezigen of de dagelijkse gang van zaken mocht worden verwacht. Dat hij enerzijds niet kon aangeven of er meer jongens van zijn leeftijd aanwezig waren, terwijl hij anderzijds heeft verklaard dat de drie jongens met wie hij was ontvoerd daar waren, levert geen concrete tegenstrijdigheid op.

6. De rechtbank stelt hierbij vast dat verweerder ter zitting de tegenwerping heeft laten vallen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het aantal jongens die met hem zouden zijn ontvoerd. Nu niet is gebleken van concrete tegenstrijdigheden in eisers verklaringen omtrent de ontvoering van eiser door Al-Shabaab, acht de rechtbank die tegenwerping onvoldoende gemotiveerd door verweerder.

7. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich ondeugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eisers verklaringen in strijd zijn met de informatie die blijkt uit het ambtsbericht 2023. Hiertoe geldt het volgende. Op de kaart uit het ambtsbericht 2023 waar verweerder naar verwijst wordt (onder andere) onderscheid gemaakt tussen ‘zwarte gebieden’, ‘gele gebieden’ en ‘rode gebieden’.[5] ‘Zwarte gebieden’ zijn gebieden waar de Federale autoriteiten dan wel ATMIS[6] aan de macht is, ‘gele gebieden’ zijn gebieden waarin de machtssituatie onduidelijk is (‘mixed, unclear and/or local control’) en ‘rode gebieden’ zijn gebieden die onder directe controle staan van Al-Shabaab. Op de kaart is te zien dat het gebied rondom [plaats] in een ‘rood gebied’ ligt. Op basis van de kaart ontstaat in ieder geval het beeld dat alle landelijke gebieden rondom [plaats] zijn gemarkeerd als ‘rood gebied’. Dit is een concrete aanwijzing dat ook [plaats], dat in landelijk gebied rondom [plaats] ligt, wordt geacht in ‘rood gebied’ te liggen, wat dus inhoudt dat [plaats] onder directe controle van Al-Shabaab stond in de relevante periode. Dit sluit verder aan bij de tekst van het ambtsbericht 2023 waaruit volgt dat de landelijke gebieden in Lower Shabelle onder directe controle van Al-Shabaab vielen, terwijl de steden onder federale overheid en troepen van ATMIS vielen.[7] Gelet op het voorgaande biedt de kaart op zichzelf onvoldoende steun voor het standpunt van verweerder dat Al-Shabaab niet of nauwelijks aanwezig was in of rondom de woonplaats van eiser en dat de verklaringen van eiser tegenstrijdig zijn met de landeninformatie. In dit kader is tevens onvoldoende gemotiveerd waarom voor verweerder niet te volgen is dat Al-Shabaab zich in het openbaar zou vertonen.

8. Nu is geoordeeld dat het plattelandsgebied rond [plaats], waaronder [plaats], in de relevante periode onder directe controle van Al-Shabaab viel, berust de tegenwerping dat eiser de koranschool bleef bezoeken en aldaar is benaderd door Al-Shabaab, op een ondeugdelijke motivering. Uit het ambtsbericht 2023 volgt namelijk dat Al-Shabaab minderjarigen rekruteert en daarbij haar rekruteringsinspanningen verlegde naar religieuze scholen, met druk en soms dwang, met name in door Al-Shabaab gecontroleerde gebieden.[8] Het ambtsbericht 2025[9] geeft bovendien aan dat in rurale en nomadische gebieden onderwijs veelal via informele koranscholen plaatsvindt,[10] zodat voortzetting van schoolbezoek in die omstandigheden gebruikelijk is en niet zonder meer te vermijden. Daarnaast heeft eiser verklaard dat zijn moeder hem niet langer naar de koranschool liet gaan na de benadering door Al-Shabaab. Eiser heeft terecht gesteld dat nu hij niet op de koranschool maar later tijdens het voetballen is meegenomen, onderstreept dat wegblijven van de koranschool niet als bescherming heeft kunnen gelden. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom, onder deze omstandigheden, onlogisch wordt geacht dat eiser naar de koranschool bleef gaan.

9. Verder heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de door eiser beschreven wijze van rekrutering niet wordt gevolgd. De beoordeling is immers gedaan vanuit het uitgangspunt dat in eisers woonplaats geen directe controle door Al-Shabaab bestond. Nu hierboven is overwogen dat in de relevante periode wel sprake was van directe controle door Al-Shabaab in eisers woonplaats, schiet de motivering op dit punt tekort. Het ambtsbericht 2023 vermeldt bovendien dat de rekrutering van minderjarigen door Al-Shabaab niet uniform verloopt en gefaseerd kan plaatsvinden.[11] Het door verweerder ter zitting genoemde rapport No Place for Children van Human Rights Watch van 2012, maakt dit niet anders, nu verweerder niet nader heeft gemotiveerd hoe de algemene bevindingen uit het rapport zich verhouden tot eisers concrete situatie en de in het ambtsbericht van 2023 genoemde informatie over de werkwijze van Al-Shabaab.

10. Verweerder heeft aangevoerd dat het moeilijk te volgen is dat de familie van eiser geen problemen heeft ondervonden, terwijl volgens eiser na zijn vertrek meermalen bij hun woning naar hem is geïnformeerd door Al-Shabaab. Naar het oordeel van de rechtbank berust ook deze tegenwerping niet op een deugdelijke motivering. In het bestreden besluit is niet met objectieve landeninformatie onderbouwd dat Al-Shabaab in gevallen als het onderhavige ook tegen achterblijvende familieleden optreedt, noch dat het uitblijven van concrete repercussies voor de familie afdoet aan de aannemelijkheid van het relaas. Dat de familie in dezelfde woning is gebleven, levert zonder nadere toelichting geen aanwijzing op dat de door eiser gestelde belangstelling niet heeft bestaan of thans ontbreekt. Daarbij is van belang dat uit het ambtsbericht 2023 volgt dat verplaatsing uit de door Al-Shabaab gecontroleerde gebieden slechts in sommige gevallen mogelijk is en afhangt van de feitelijke mogelijkheden.[12] De motivering van deze tegenwerping acht de rechtbank dan ook onvoldoende.

11. Aangezien een wezenlijk deel van verweerders motivering niet aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd kan worden, kan verweerders conclusie dat de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen niet zonder meer worden gehandhaafd. Het beroep dient daarom gegrond te worden verklaard. Er is geen ruimte voor de rechtbank om de rechtsgevolgen in stand te laten of om zelf in de zaak te voorzien. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling is het aan verweerder, en niet aan de bestuursrechter, om de geloofwaardigheid van het asielrelaas te beoordelen.[13] De rechtbank kan daarom niet zelf bepalen welk gewicht moet worden toegekend aan het resterende element van verweerders motivering.

12. Het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb.[14] De rechtbank komt gelet hierop niet toe aan de bespreking van de overige beroepsgronden. Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.

13. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

  • veroordeelt verweerder tot € 1.814 (duizend achthonderdveertien euro) aan proceskosten aan eiser.

Deze uitspraak is gedaan op 19 augustus 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak? Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

Algemeen Ambtsbericht Somalië van juni 2023.

Country Guidance: Somalia, Common analysis and guidance note, Augustus 2023 van de European Union Agency for Asylum.

Pagina 7, 18 en 19 rapport nader gehoor

Pagina 91.

African Union Transition Mission in Somalia.

Pagina 27.

Pagina’s 34 tot en met 39.

Algemeen Ambtsbericht Somalië van april 2025.

Pagina 103.

Pagina 37 en 38.

Pagina 39 en 40.

ECLI:NL:RVS:2024:4586, ECLI:NL:RVS:2022:1513 en ECLI:NL:RVS:2019:280.

Algemene wet bestuursrecht.


Voetnoten

Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

Algemeen Ambtsbericht Somalië van juni 2023.

Country Guidance: Somalia, Common analysis and guidance note, Augustus 2023 van de European Union Agency for Asylum.

Pagina 7, 18 en 19 rapport nader gehoor

Pagina 91.

African Union Transition Mission in Somalia.

Pagina 27.

Pagina’s 34 tot en met 39.

Algemeen Ambtsbericht Somalië van april 2025.

Pagina 103.

Pagina 37 en 38.

Pagina 39 en 40.

ECLI:NL:RVS:2024:4586, ECLI:NL:RVS:2022:1513 en ECLI:NL:RVS:2019:280.

Algemene wet bestuursrecht.