ECLI:NL:RBDHA:2025:15383 - Rechtbank Den Haag - 29 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-2259
Zaaknummer: C/09/682457
Datum beschikking: 29 juli 2025
Vernietiging erkenning
Beschikking op het op 17 maart 2025 ingekomen verzoek van:
[de moeder] ,
de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat mr. M.W. Kuiper in Den Haag,
en
[jong-meerderjarige] ,
de inmiddels meerderjarige, hierna: [jong-meerderjarige] , wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat mr. M.W. Kuiper in Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de man] ,
de erkenner/de man, volgens de Basisregistratie Personen wonende op een onbekende woon- of verblijfplaats in Paraguay.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
De man is openbaar opgeroepen voor een zogenaamde RNI-zitting op 10 juni 2025 door middel van een advertentie in de Staatscourant van 9 mei 2025. De man is niet op de zitting verschenen, zodat de zaak op de stukken zal worden afgedaan.
Verzoek en verweer
Het verzoekschrift namens de moeder strekt tot vernietiging van de erkenning door de man van [jong-meerderjarige] , met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
[jong-meerderjarige] heeft, omdat zij inmiddels meerderjarig is geworden, het verzoek tot vernietiging van de erkenning overgenomen.
De man heeft geen verweer gevoerd.
Feiten
Beoordeling
Vernietiging erkenning Ontvankelijkheid Op grond van artikel 1:205 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, worden ingediend bij de rechtbank:
Op grond van artikel 1:205 lid 4 BW wordt het verzoek door het kind ingediend binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Als het kind evenwel gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden, worden ingediend.
[jong-meerderjarige] voert aan dat zij tijdens haar minderjarigheid bekend is geworden met het feit dat de man niet haar biologische vader is. Het door [jong-meerderjarige] overgenomen verzoek is tijdig gedaan en zij is daarom ontvankelijk in het verzoek.
Inhoudelijke beoordeling [jong-meerderjarige] voert ter onderbouwing van haar verzoek aan dat de man niet haar biologische vader is. Zij is door hem erkend toen zij twee jaar oud was en de moeder de verwachting had dat zij haar leven verder met de man zou delen. De relatie hield echter geen stand en werd verbroken in augustus 2013. [jong-meerderjarige] was toen zes jaar oud. Daarna is er geen contact meer geweest tussen [jong-meerderjarige] of haar moeder en de man. [jong-meerderjarige] heeft er moeite mee dat de man, met wie zij totaal geen band heeft, wordt aangemerkt als haar juridische vader. Daarnaast gaat [jong-meerderjarige] binnenkort studeren en op dit moment wordt het inkomen van de man meegenomen bij het bepalen van haar studiebeurs.
De rechtbank overweegt als volgt. Het is niet vast komen te staan dat de man niet de biologische vader van [jong-meerderjarige] is. Er is daarom niet voldaan aan het vereiste in artikel 1:205 BW om over te gaan tot vernietiging van de erkenning. De rechtbank overweegt dat het voor [jong-meerderjarige] echter vrijwel onmogelijk is om te bewijzen dat de man niet haar biologische vader is, omdat hij niet in de procedure is verschenen, op een onbekende woon- of verblijfplaats in Paraguay verblijft, er vanaf 2013 geen contact meer met de man is en – zo begrijpt de rechtbank – ook niet bekend is wie haar biologische vader wel is. Daarbij komt dat [jong-meerderjarige] een dergelijk verzoek slechts kan indienen binnen drie jaar na haar meerderjarigheid, welke termijn inmiddels loopt en dus eindig is. Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op die omstandigheden afwijzing van het verzoek in strijd met haar recht op eerbiediging van privéleven, familie- en gezinsleven op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dat zou namelijk betekenen dat [jong-meerderjarige] zeer waarschijnlijk nooit de door de erkenning ontstane familierechtelijke band met de man zou kunnen verbreken. De rechtbank ziet daarom aanleiding om, in dit specifieke geval, het verzoek van [jong-meerderjarige] toe te wijzen.
Nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, wordt de erkenning door de man geacht nimmer gevolg te hebben gehad. Door de vernietiging van de erkenning staat verzoekster enkel in familierechtelijke betrekking tot de moeder en zij zal dan ook van rechtswege ingevolge artikel 1:5 lid 1 BW de geslachtsnaam van de moeder dragen.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad De aard van de zaak verzet zich tegen het bij voorraad uitvoerbaar verklaren van deze beschikking, zodat het daartoe strekkende verzoek wordt afgewezen.
Proceskosten In het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten als na te melden te compenseren.
Beslissing
De rechtbank:
vernietigt de erkenning – gedaan op 29 mei 2009 bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Delft – door: [de man] , geboren op [geboortedatum 2] 1988 in [geboorteplaats 1] , van: [jong-meerderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2007 in [geboorteplaats 1] , uit: [de moeder] , geboren op [geboortedatum 3] 1987 in [geboorteplaats 2] ;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.