ECLI:NL:RBDHA:2025:15169 - Rechtbank Den Haag - 14 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.15214
V-nummer: [V-nummer], (gemachtigde: mr. M.M. Polman),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, (gemachtigde: mr. S. van der Steen-Jhinnoe).
Procesverloop
Bij besluit van 1 april 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 18 juli 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1992, de Libische nationaliteit te hebben en afkomstig te zijn uit Oost-Libië. Zijn eerste asielaanvraag is op 4 augustus 2015 afgewezen als ongegrond. Deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, heeft het beroep hiertegen ongegrond verklaard.
2. Op 17 augustus 2018 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend (de aanvraag). Eiser heeft hieraan ten grondslag gelegd dat hij vreest voor gedwongen rekrutering en dat hij problemen heeft vanwege zijn politieke overtuiging, activiteiten en uitingen. Verder stelt hij dat hij vanwege zijn kritiek op militieleider Haftar is bedreigd (via Facebook en tijdens een videogesprek) en dat zijn familie onder druk is gezet.
Bij besluit van 6 mei 2019 is de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft het besluit op 4 juli 2019 ingetrokken. Op 20 januari 2021 heeft verweerder de aanvraag nogmaals afgewezen als kennelijk ongegrond. Bij uitspraak van 13 september 2022 heeft deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, het beroep hiertegen gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen.
3. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag wederom afgewezen omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij heeft te vrezen voor vluchtelingenrechtelijke vervolging of ernstige schade. Verweerder gelooft de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser. De politieke activiteiten en uitlatingen van eiser acht verweerder deels ongeloofwaardig. Verweerder volgt evenmin dat eiser als gevolg van zijn politieke opvattingen problemen heeft ondervonden of bij terugkeer zal krijgen. Ook de vrees voor gedwongen rekrutering acht verweerder ongeloofwaardig. Eiser heeft volgens verweerder zonder goede verklaring onvoldoende documenten verstrekt om zijn aanvraag te onderbouwen en heeft geen aannemelijke verklaringen afgelegd. Verder kan eiser niet in grote lijnen als geloofwaardig worden beschouwd. De aanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiser verweerder heeft misleid en omdat sprake is van een opvolgende aanvraag die niet niet-ontvankelijk is verklaard.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat zijn aanvraag ten onrechte is afgewezen als kennelijk ongegrond, dat hem ten onrechte een vertrektermijn is onthouden en dat ten onrechte tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd. Hij stelt dat verweerder in het bestreden besluit niet heeft gereageerd op zijn zienswijze dat de ontvankelijkheid van de aanvraag moet worden beoordeeld. Hij stelt vervolgens dat de door de rechtbank op 12 augustus 2024 vastgestelde feiten in rechte vaststaan omdat verweerder niet van deze uitspraak in hoger beroep is gegaan. Hiermee staat volgens eiser ook vast dat hij kritisch is geweest over Haftar en de milities. Eisers verklaringen over zijn politieke activiteiten en opvattingen en de problemen als gevolg hiervan met mensen van Haftar worden ten onrechte niet geloofd. Omdat vaststaat dat eiser kritisch was over Haftar loopt hij bij terugkeer een verhoogd risico om slachtoffer te worden van willekeurig geweld. Eiser stelt verder dat er van uit mag worden gegaan dat zijn deelname aan de demonstraties in Nederland op 5 januari 2020 bekend is bij Haftar en de milities en dat hij om die reden een gegronde vrees heeft voor vervolging. Eiser wijst in dit verband op informatie uit het Algemeen Ambtsbericht over Libië van februari 2023 over vervolging en bestraffing van kritische burgers in Oost-Libië en over de controle van reizigers op de internationale vliegvelden van Tripoli en Benghazi. Voor zover eiser wordt verweten dat hij (kritische berichten op) Facebook-pagina’s en vertalingen (te) laat heeft overgelegd doet dat volgens hem niet af aan het belang van die stukken. Eiser wijst er verder op dat verweerder niet heeft geconcretiseerd met welke documenten de gestelde vrees voor rekrutering zou moeten worden onderbouwd; eisers vrees ziet op een gedwongen rekrutering ter plaatse. Er kan niet worden verwacht dat hij een oproep overlegt. Voor zover eiser wordt verweten dat hij geen paspoort heeft overgelegd wijst hij erop dat zijn identiteit, nationaliteit en herkomst in rechte vaststaan. Verder is geen sprake van opzet, zodat niet kan worden gezegd dat eiser verweerder heeft misleid. Voor zover eiser wordt verweten dat hij bij monde van zijn gemachtigde onjuiste informatie heeft verstrekt over zijn verblijfplaats gedurende de periode dat hij met onbekende bestemming was vertrokken benadrukt eiser dat hij weldegelijk een deel van de tijd illegaal in Amsterdam verbleef.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De beoordeling in beroep
5. Uit de uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 13 september 2022 volgt dat verweerder niet zonder eiser te horen heeft kunnen concluderen dat getwijfeld moet worden aan het fundamentele karakter van eisers politieke overtuiging. In de uitspraak van de rechtbank van 12 augustus 2024 is onder meer overwogen dat, aangezien verweerder niet ongeloofwaardig heeft geacht dat eiser zich in het verleden kritisch heeft uitgelaten over Haftar en over de milities, verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd of eiser in de negatieve aandacht staat of bij terugkeer zal komen te staan.
Hiermee zijn geen feiten vastgesteld in de door eiser gestelde zin. De overwegingen van de rechtbank zien op de vraag of verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom hij bepaalde gestelde feiten of omstandigheden niet wenst te geloven. Verweerders eerdere besluiten hierover zijn vernietigd door de rechtbank, waarna het verweerder vrijstond om opnieuw te motiveren waarom hij eisers relaas niet wenst te volgen. Nu zowel het eerder vernietigde besluiten als het thans bestreden besluit strekken tot afwijzing van de aanvraag is eiser in zoverre ook niet benadeeld.
Geloofwaardigheid van eiser
6. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd uiteengezet waarom eiser volgens hem in grote lijnen niet als geloofwaardig kan worden beschouwd. Daarbij heeft verweerder er op gewezen dat eiser asielmotieven heeft achtergehouden en zonder goede reden verklaringen heeft afgelegd die tegenstrijdig zijn aan zijn verklaringen in de eerste procedure. Verder heeft eiser bij het doen van een asielaanvraag in Duitsland andere personalia opgegeven en heeft eiser zich gedurende langere tijd illegaal opgehouden in Nederland en zich onttrokken aan het toezicht. Verder is concreet toegelicht waarom eiser in die periode informatie over zijn feitelijke verblijfplaats heeft achtergehouden door bij monde van zijn gemachtigde te verklaren dat hij in Amsterdam verbleef, terwijl hij in werkelijkheid (ook) in België verbleef.
Problemen vanwege politieke overtuiging en uitingen
7. Verweerder heeft terecht vastgesteld dat eiser geen objectieve onderbouwing heeft gegeven van zijn gestelde politieke uitlatingen. De overgelegde printscreens betreffen een Facebook-groepspagina. De documenten zijn niet gedateerd en zijn niet voorzien van een beëdigde vertaling. Verweerder heeft gemotiveerd dat uit deze documenten geen duidelijk verband blijkt met de gestelde persoonlijke problemen van eiser. Daarbij heeft verweerder er ook op kunnen wijzen dat deze documenten eerst in een laat stadium zijn overgelegd, wat als zodanig niet bijdraagt aan de bewijskracht ervan.
8. Verweerder neemt aan dat eiser in 2011 in Libië heeft gedemonstreerd tegen Khadaffi, dat hij omstreeks 2021 lid is geworden van de NFA en dat hij één maal een bijeenkomst van die partij heeft bijgewoond. Ook gaat verweerder er van uit dat eiser op 5 januari 2020 in Nederland heeft deelgenomen aan een demonstratie tegen Turkse inmenging in Libië. Verweerder heeft de overige verklaringen van eiser over zijn politieke overtuiging, activiteiten en uitingen en de in verband hiermee gestelde problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Daarbij heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser – in strijd met zijn huidige verklaringen – in de eerste asielprocedure heeft verklaard dat hij geen politieke activiteiten heeft verricht voor de NFA. Ook heeft eiser toen verklaard geen problemen te hebben ondervonden vanwege zijn politieke overtuiging of activiteiten. Eiser heeft die problemen evenmin op de kennisgeving van de opvolgende aanvraag vermeld. Eiser heeft voor dit alles geen goede verklaring kunnen geven. Verweerder heeft overwogen dat eisers verklaringen over de NFA niet overeenkomen met informatie uit algemene bronnen. Ook heeft verweerder uitvoerig uiteengezet dat eisers verklaringen over zijn politieke activiteiten en uitingen in Libië en over de bedreigingen en problemen die hij en zijn familie in verband hiermee zouden hebben ondervonden onsamenhangend en tegenstrijdig, dan wel vaag zijn.
9. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat het niet aannemelijk is dat eiser bij terugkeer in Libië heeft te vrezen voor problemen met de Oost-Libische autoriteiten of Haftar vanwege zijn lidmaatschap van de NFA en zijn marginale activiteiten, of vanwege zijn deelname aan de demonstratie in Nederland op 5 januari 2020. Daarbij heeft eiser volgens verweerder niet inzichtelijk gemaakt waarom zijn deelname aan de demonstratie bij terugkeer tot problemen zou leiden. Evenmin is aannemelijk geworden dat eisers deelname aan de demonstratie bekend is geworden in Libië. Voor zover eiser stelt dat Libiërs in het buitenland worden gemonitord en voormalige leden van de NFA worden lastiggevallen door milities, heeft hij dat niet onderbouwd met recente informatie uit openbare bronnen. Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij in het geheel niet meer politiek actief is.
Vrees voor gedwongen rekrutering
10. Verweerder heeft overwogen dat het niet geloofwaardig is dat eiser bij terugkeer gedwongen zal worden gerekruteerd door milities, voor zover eisers vrees voor rekrutering verband houdt met zijn andere, niet geloofwaardig geachte problemen. Daarnaast heeft verweerder er op gewezen dat uit de meest recente algemene bronnen evenmin blijkt dat in Libië gedwongen wordt gerekruteerd: Uit het algemeen ambtsbericht over Libië van februari 2023 volgt dat aansluiting bij een gewapende groep op vrijwillige basis plaatsvindt. Niet is gebleken van (gedwongen) rekrutering in de omgeving van eiser; zijn broers, noch zijn vriend Mohammed zijn hiervoor benaderd. Dat verweerder aan eiser zonder concretisering tegenwerpt dat hij zijn individuele vrees voor rekrutering niet voldoende heeft onderbouwd met documenten, neemt niet weg dat verweerder overigens voldoende heeft gemotiveerd dat de gestelde gedwongen rekrutering niet aannemelijk is.
Vrees vanwege de algemene veiligheidssituatie in Libië.
11. Verweerder heeft gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer in Libië een reëel risico loopt om te worden blootgesteld aan ernstige schade. Daarbij heeft verweerder geoordeeld dat in Oost-Libië geen sprake is van zodanig willekeurig geweld dat eenieder die daar verblijft, enkel door zijn aanwezigheid, een reëel risico loopt op ernstige schade. Niet is gebleken van een wezenlijke verandering van de situatie sinds de uitspraak van de Afdeling van 30 augustus 2023 en het algemeen ambtsbericht over Libië uit 2023. Eiser heeft dit in beroep niet bestreden. Voor zover eiser stelt dat hij vanwege zijn kritiek op Haftar een verhoogd risico loopt om te worden blootgesteld aan willekeurig geweld, geldt dat eisers verklaringen niet geloofwaardig zijn bevonden. Overigens heeft eiser ook niet onderbouwd hoe de gestelde kritiek op Haftar zou moeten leiden tot een verhoogd risico op blootstelling aan willekeurig algemeen geweld en wel zodanig dat sprake is van een reëel risico op ernstige schade.
Afwijzing aanvraag als kennelijk ongegrond
12. Met het onherroepelijk geworden besluit van 4 augustus 2015 is vast komen te staan dat eiser verweerder heeft misleid doordat eiser zijn paspoort heeft achtergehouden. Dit is tot op heden onveranderd. Daarnaast is sprake van een opvolgende aanvraag die niet niet-ontvankelijk is verklaard. De aanvraag is dan ook terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft op grond daarvan een vertrektermijn kunnen onthouden en heeft, gelet daarop, terecht een inreisverbod tegen eiser uitgevaardigd.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 14 augustus 2025, door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak? Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdelingbestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eensbent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dagwaarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en g, van de Vw.
Uitspraak van 2 september 2015, zaaknummer AWB 15/14861.
Uitspraak van 18 september 2015, zaaknummer 201507107/1/V2.
ECLI:NL:RBOBR:2022:3927.
ECLI:NL:RBDHA:2024:12764.
Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en g, van de Vw.