ECLI:NL:RBDHA:2025:15163 - Rechtbank Den Haag - 14 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL25.36788
V-nummer: [V-nummer], (gemachtigde: mr. G.M.H. Vriesde),
en
(gemachtigde: mr. K. Bruin).
Procesverloop
Bij besluit van 25 juli 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b en c van de Vw
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1987 en de Egyptische nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag
- 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
- 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
- 3i. heeft te kennen gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden
- 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
*- 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;*
*- 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan*.
3. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de maatregel van bewaring is gebaseerd op artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. De grondslag onder c van dit artikel heeft verweerder laten vallen.
4. Eiser betwist alle aan de maatregel ten grondslag gelegde gronden. Ten aanzien van grond 3a voert eiser aan dat hij met een geldig Egyptisch paspoort en een geldig visum Nederland is ingereisd. Eiser is dus op de voorgeschreven wijze het land binnengekomen. Dat hij vervolgens een asielaanvraag heeft ingediend in Nederland, maakt niet dat kan worden uitgegaan van de feitelijke juistheid van de zware grond 3a. Daarnaast heeft eiser procedureel rechtmatig verblijf op grond van artikel 8 van de Vw en mag hij niet worden uitgezet zolang er nog geen beslissing op zijn asielaanvraag is genomen. Wat betreft de zware grond 3c voert eiser aan dat hij altijd heeft meegewerkt en aanwezig was waar nodig. Verder meent eiser dat de zware grond 3i niet feitelijk juist is, nu eiser niet heeft aangegeven niet mee te willen werken, maar dat hij de uitkomst van zijn procedure wil afwachten op advies van zijn advocaat. Dat de opvolgende asielaanvraag niet tijdig is ingediend, kan hem niet worden tegengeworpen. Met betrekking tot de lichte grond 4a wordt enkel verwezen naar de motivering onder de zware grond 3a. Hiervan heeft eiser al gesteld dat hij is ingereisd met een geldig visum en paspoort. Ten aanzien van de lichte grond 4c merkt eiser op dat verweerder bekend was met zijn verblijfsplaats en dat de Dienst Terugkeer en Vertrek zijn brieven hier naar toe stuurde. Verder meent eiser dat de lichte grond 4d hem niet tegengeworpen kan worden, nu hij voldoende financiële middelen heeft om in zijn levensonderhoud te voorzien.
5. De rechtbank is van oordeel dat de zware gronden 3c en 3i feitelijk juist zijn. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling
Lichter middel
6. Eiser voert verder aan dat verweerder een lichter middel had moeten toepassen. Hij heeft een opvolgende asielaanvraag ingediend. Verweerder had de meldplicht voort kunnen zetten, nu eiser niet eerder met onbekende bestemming is vertrokken en zich altijd aan de afspraken heeft gehouden.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in de maatregel van bewaring voldoende gemotiveerd waarom niet kan worden volstaan met een lichter middel. Verweerder heeft geruime tijd volstaan met de aan eiser opgelegde een meldplicht en heeft diverse pogingen ondernomen om eiser te bewegen op eigen gelegenheid terug te keren naar Egypte. Dit heeft niet het gewenste resultaat gehad. Verder is niet gebleken van feiten en omstandigheden die de bewaring voor eiser onevenredig bezwarend maken en waarin verweerder aanleiding had moeten zien een lichter middel dan bewaring op te leggen.
Ambtshalve toets
8. Ook is overigens niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot aan het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het beroep ongegrond;
-
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 14 augustus 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Vreemdelingenwet 2000.
Artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
Artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw.
Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.
ECLI:NL:RVS:2025:3326.