Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:15138 - Rechtbank Den Haag - 12 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1513812 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.15002

V-nummer: [V-nummer] , (gemachtigde: mr. O. Sarac),

en

de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 27 maart 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.[1]

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 24 juli 2025 op zitting behandeld te Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [datum] 1979 en heeft de Turkse nationaliteit. Hij heeft op 3 februari 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Aan zijn asielaanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij atheïst is en hierdoor in Turkije problemen heeft ondervonden. Eiser is geconfronteerd met discriminatie, bedreigingen en mishandelingen door personen uit zijn omgeving en door islamitisch-conservatieve groeperingen. Ook zou zijn onderneming doelwit zijn geweest van bedreigingen. Volgens eiser hebben ook zijn moeder en zoon negatieve gevolgen ondervonden van zijn atheïsme. De situatie van atheïsten in Turkije is verslechterd en de bedreigingen zijn in de maanden voorafgaand aan zijn vertrek toegenomen. Na een telefonische bedreiging aan zijn moeder, heeft eiser besloten Turkije te verlaten. Eiser heeft ook problemen tijdens zijn militaire dienst ondervonden, die te maken hadden met zijn atheïsme.

2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser acht verweerder geloofwaardig, evenals zijn atheïstische overtuiging. De gestelde problemen vanwege zijn atheïsme zijn ongeloofwaardig geacht. Eisers verklaringen zijn voornamelijk gebaseerd op vermoedens, zonder nadere concretisering. Het verband tussen de gestelde problemen en zijn atheïsme heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. Ook is niet aannemelijk dat eiser in de negatieve belangstelling staat van islamitisch-conservatieve groeperingen. De door eiser aangehaalde openbare bronnen zijn verder onvoldoende verifieerbaar en niet te herleiden naar eisers persoonlijke problemen. Daarnaast is hem tegengeworpen dat hij zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk na binnenkomst in Nederland heeft ingediend.

3. Eiser voert daartegen aan dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat geen causaal verband bestaat tussen zijn atheïsme en de problemen die hij heeft ondervonden. Hij heeft gedetailleerd verklaard over meerdere incidenten van bedreiging, mishandeling, discriminatie en ontslag, die volgens hem verband houden met zijn atheïsme. Ook heeft hij verklaard meermaals aangifte te hebben gedaan, waarop de Turkse autoriteiten geen actie hebben ondernomen. Verweerder heeft onvoldoende acht geslagen op zijn persoonlijke omstandigheden, in samenhang met openbare bronnen waaruit volgt dat atheïsten in Turkije een kwetsbare positie hebben. Verder heeft verweerder ten onrechte betekenis toegekend aan het ontbreken van lidmaatschap van een atheïstische organisatie en het uitblijven van publieke uitingen in Nederland. Tot slot stelt eiser dat hij door psychische klachten en wantrouwen jegens de autoriteiten niet in staat was zich direct bij aankomst in Nederland te melden.

De rechtbank oordeelt als volgt.

Geloofwaardigheid

4. Ter zitting is besproken dat verweerder in het bestreden besluit bij de geloofwaardigheidsbeoordeling het ontbreken van documenten ter onderbouwing van het asielrelaas heeft betrokken onder verwijzing naar artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw. Artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw ziet echter op de verklaringen van de vreemdeling, die samenhangend en aannemelijk moeten worden bevonden indien documenten ter onderbouwing van het relaas ontbreken en deze verklaringen mogen niet in strijd zijn met beschikbare algemene en specifieke informatie die relevant is voor de aanvraag. Verweerder heeft dit ter zitting erkend en zich op het standpunt gesteld dat de overige door verweerder genoemde overwegingen voldoende zijn voor diens oordeel dat de door eiser gestelde problemen, voortvloeiend uit zijn atheïsme, ongeloofwaardig zijn. Daartoe het volgende.

5. Verweerder heeft niet ten onrechte de door eiser gestelde problemen, verband houdend met zijn atheïstische overtuiging, ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft in het voornemen en bestreden besluit voldoende gemotiveerd uiteengezet op welke punten eiser onsamenhangend en onaannemelijk heeft verklaard. Zo heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser niet heeft kunnen verklaren van wie de bedreigingen afkomstig waren en waarom deze aan zijn atheïsme zijn toe te schrijven. Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat eiser heeft verklaard geen persoonlijke problemen met de vermeende bedreigers te hebben gehad en slechts indirect door hen te zijn bedreigd.[2] Ook het door eiser beschreven incident in de sportschool is volgens zijn eigen verklaringen ontstaan uit een geschil over de contributiebetaling.[3] Dat tijdens die woordenwisseling eiser “goddeloze” of “atheïst” is genoemd, maakt niet dat verweerder dit op zichzelf heeft hoeven aanmerken als een incident dat primair door eisers atheïsme was ingegeven. Verweerder mocht van eiser verwachten dat hij meer inzicht kon geven in de gestelde incidenten en de herkomst van de bedreigingen, mede omdat hij heeft verklaard dat deze in de laatste maanden voor zijn vertrek zijn toegenomen. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het causale verband tussen de gestelde problemen en eisers atheïsme ongeloofwaardig zijn.

Vrees voor vervolging

6. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is geworden dat eiser bij terugkeer naar Turkije voor vervolging te vrezen heeft. Uit de beoordeling van de door eiser gestelde problemen die voort zouden vloeien uit zijn atheïsme volgt reeds dat deze niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht. Voor zover eiser meent dat hij als atheïst op zichzelf te vrezen heeft voor vervolging, heeft verweerder voldoende gemotiveerd verwezen naar het algemeen ambtsbericht Turkije van februari 2025. Uit dat ambtsbericht volgt niet dat atheïsten in Turkije in het algemeen te vrezen hebben voor vervolging of dat zij geen bescherming van de autoriteiten kunnen krijgen.

7. Eiser heeft gesteld dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken op dit punt het ambtsbericht onvoldoende heeft gemotiveerd en daarvoor verwezen naar een Turks artikel waarin volgens hem 47 geloofsincidenten zijn geregistreerd.[4] Volgens eiser had verweerder nader onderzoek moeten verrichten, omdat het ambtsbericht niet volledig zou zijn op het punt van atheïsme. Verweerder heeft ter zitting daarop gereageerd en aangegeven dat het stuk niet alleen onvertaald en niet verifieerbaar is, maar dat in dit artikel slechts één incident wordt genoemd dat ziet op atheïsme. Naar het oordeel van de rechtbank mag verweerder uitgaan van de juistheid van het ambtsbericht, nu dit een deskundigenbericht betreft. Het door eiser overgelegde artikel biedt geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid of volledigheid daarvan. Verweerder is dan ook terecht uitgegaan van dit ambtsbericht aangaande de situatie van atheïsten in Turkije.

8. Bovendien heeft eiser zelf in het aanvullend nader gehoor verklaard dat de gestelde bedreigers hem in het openbaar niets zouden aandoen, omdat zij bang voor hem zijn en dat hij eerder fysiek heeft gereageerd op een poging tot confrontatie.[5] Verweerder heeft kunnen overwegen dat deze verklaring niet duidt op een situatie waarin eiser zich in een kwetsbare positie bevond. Verweerder heeft voorts mogen betrekken dat eiser gedurende langere tijd in Turkije heeft verbleven, daar heeft gewerkt en stelt een breed netwerkt te hebben.[6] Daarnaast heeft verweerder in het bestreden besluit uiteengezet dat eiser niet wordt tegengeworpen dat hij geen lid is van een atheïstische organisatie, maar wel dat hij geen zichtbare activiteiten of publiekelijke uitingen van zijn atheïsme heeft gedaan. Verweerder heeft hieruit mogen afleiden dat niet aannemelijk is dat eiser zich in Turkije anders zal gedragen dan hij tot nu toe heeft gedaan.

9. Verder heeft eiser, ondanks zijn stelling dat hij acht à negen keer aangifte heeft gedaan, geen stukken overgelegd waaruit dit blijkt of wat de uitkomst daarvan was. De enkele door eiser overgelegde aangifte is bovendien onvertaald en betreft slechts een kopie van het proces-verbaal gebaseerd op eisers eigen verklaringen. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat uit die enkele aangifte niet volgt dat de autoriteiten hem wegens zijn atheïsme geen bescherming hebben willen of kunnen bieden. Onder deze omstandigheden heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer een gegronde vrees voor vervolging heeft.

Kennelijk ongegrond

10. Verweerder heeft aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij niet zo spoedig mogelijk zijn asielaanvraag heeft ingediend. Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat eiser zijn verklaringen voor het late indienen van zijn asielaanvraag onvoldoende heeft onderbouwd. Eiser heeft geen medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij psychische klachten heeft of dat hij momenteel hiervoor onder behandeling staat. Het enkele feit dat MediFirst in een later stadium psychische klachten heeft gesignaleerd op basis van eisers eigen verklaringen, is daarvoor onvoldoende. Verweerder heeft in de door eiser gestelde omstandigheden geen verschoonbare reden hoeven vinden om zich niet tijdig te melden voor een asielaanvraag. Eiser heeft immers gesteld te vrezen in Turkije, zodat verwacht mag worden dat eiser zich zo snel mogelijk meldt in Nederland.

Conclusie

11. Eisers asielaanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.

12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 12 augustus 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak? Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdelingbestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eensbent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dagwaarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Op grond van artikel 31, eerste lid jo artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

Aanvullend nader gehoor, pagina 7 en 11.

Aanvullend nader gehoor, pagina 13.

TÜRKİYE’DE DİN, İNANÇ VEYA İNANÇSIZLIK TEMELLİ NEFRET SUÇLARI 2023 RAPORU YAYIMLANDI, inanç özgürlüğü girişimi, inancozgurlugugirisimi.org, 8 juli 2025.

Aanvullend nader gehoor, pagina 12 en 13.

Aanvullend nader gehoor, pagina 11.


Voetnoten

Op grond van artikel 31, eerste lid jo artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

Aanvullend nader gehoor, pagina 7 en 11.

Aanvullend nader gehoor, pagina 13.

TÜRKİYE’DE DİN, İNANÇ VEYA İNANÇSIZLIK TEMELLİ NEFRET SUÇLARI 2023 RAPORU YAYIMLANDI, inanç özgürlüğü girişimi, inancozgurlugugirisimi.org, 8 juli 2025.

Aanvullend nader gehoor, pagina 12 en 13.

Aanvullend nader gehoor, pagina 11.