Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:15109 - Rechtbank Den Haag - 24 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1510924 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Team Familie - voorzieningenrechter

zaak- / rolnummer: C/09/688191 / KG ZA 25-674

Vonnis in kort geding van 24 juli 2025

in de zaak van

[eiseres] in [woonplaats] , eiseres, advocaat: mr. F.J.M. Hamers in Rotterdam,

tegen:

[gedaagde] in [woonplaats] , gedaagde.

Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de moeder’ en ‘de vader’ en gezamenlijk als ‘de ouders’.

1 De procedure

1.1. De moeder heeft de dagvaarding doen uitbrengen overeenkomstig de aangehechte kopie en heeft op de zitting van 23 juli 2025, bijgestaan door haar advocaat, bij de daarin opgenomen vorderingen volhard.

1.2. De vader is niet verschenen op de zitting. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het dagvaardingsexploot op de door de wet voorgeschreven wijze aan hem is uitgebracht. Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat tegen de vader verstek wordt verleend.

2 De beoordeling van het geschil

2.1. De moeder en de vader hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats] . De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] . De moeder heeft bij deze rechtbank een verzoekschrift ingediend en daarin verzocht om haar voortaan met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] te belasten. [minderjarige] woont feitelijk bij de moeder.

2.2. De moeder vordert, uitvoerbaar bij voorraad:

2.3. Omdat tegen de vader verstek is verleend, moeten de vorderingen van de moeder op grond van artikel 139 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering door de voorzieningenrechter worden toegewezen, tenzij dit de voorzieningenrechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt.

2.4. De vorderingen van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar Turkije, België en Duitsland te reizen in de periode van 1 augustus 2025 tot en met 1 september 2025 en voor het aanvragen van een paspoort voor [minderjarige] komen de voorzieningenrechter niet onrechtmatig noch ongegrond voor en worden daarom in het belang van [minderjarige] toegewezen.

2.5. De vordering van de moeder om de vader in de kosten van deze procedure te veroordelen zal de voorzieningenrechter, zoals op de zitting al is voorgehouden, afwijzen. Hoewel het dagvaardingsexploot op de door de wet voorgeschreven wijze aan de vader is uitgebracht, is de voorzieningenrechter voldoende gebleken dat de vader niet bekend is met deze procedure. Desgevraagd heeft de moeder op de zitting aangegeven dat zij van de politie heeft begrepen dat de vader is aangehouden bij de grens – mogelijk in Turkije – en dat wordt gewacht op zijn uitlevering. De vordering komt de voorzieningenrechter daarmee onrechtmatig en ongegrond voor. Daarom zal de voorzieningenrechter de proceskosten compenseren, zoals vermeld in het dictum van dit vonnis.

3 De beslissing

De voorzieningenrechter:

3.1. verleent verstek tegen de vader;

3.2. verleent toestemming aan de moeder – die de toestemming van de vader vervangt – om met de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats] naar Turkije, België en Duitsland te reizen in de periode van 1 augustus 2025 tot en met 1 september 2025;

3.3. verleent toestemming aan de moeder – die de toestemming van de vader vervangt – om een paspoort voor [minderjarige] aan te vragen;

3.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

3.5. bepaalt dat iedere ouder de eigen proceskosten draagt;

3.6. wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. C.G. Meeder en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2025.

ss