ECLI:NL:RBDHA:2025:15036 - Rechtbank Den Haag - 12 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.11588
(gemachtigde: mr. W.A. Berghuis),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: [gemachtigde]).
Procesverloop
Met het besluit van 11 maart 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Zowel de gemachtigde van eiser (op 25 juli 2025) als de gemachtigde van verweerder (op 1 augustus 2025) heeft de rechtbank laten weten dat een zitting niet nodig is en dat het beroep op basis van de stukken kan worden afgedaan. Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk. De rechtbank maakt van die bevoegdheid gebruik en doet uitspraak zonder zitting.
Procesverloop
1. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Hij heeft op 23 juli 2025 meegedeeld dat eiser volgens een melding van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 25 juli 2025 meegedeeld geen contact meer te hebben met eiser.
2. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling
Conclusie en gevolgen
3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk.
4. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 12 augustus 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Uitspraak bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.