Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:14953 - Rechtbank Den Haag - 12 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1495312 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.35144

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum], van Marokkaanse nationaliteit, V-nummer: [nummer], (gemachtigde: mr. D. Matadien),

en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Inleiding

1. Bij besluit van 14 juli 2025 heeft de minister aan eiser een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) (hierna: de maatregel).

1.1. Eiser heeft tegen de maatregel beroep ingesteld. De minister heeft een verweerschrift overgelegd.

1.2. De rechtbank heeft het beroep op 8 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiser, bijgestaan door een tolk, en zijn gemachtigde zijn verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op zitting gesloten.

Overwegingen

2. In de maatregel heeft de minister eiser verplicht om met ingang van 14 juli 2025 te verblijven in de gemeente Westerwolde, alwaar hij zich in de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) Ter Apel dient op te houden. De minister heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en acht hierbij van belang dat eiser niet heeft voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten. Verder beschikt eiser niet over een vaste woon- of verblijfsplaats. De medische bezwaren van eiser staan volgens de minister niet in de weg aan het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel, nu de zorg voor bewoners in de VBL aansluit bij de reguliere zorg in Nederland. Ook kan eiser indien nodig een tijdelijke ontheffing van de maatregel vragen vanwege zijn medische omstandigheden.

3. De rechtbank is van oordeel dat eisers beroepsgronden tegen de maatregel niet slagen en zal het beroep ongegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

4. Eiser voert aan dat de maatregel niet aan hem had mogen worden opgelegd omdat hij uitstel van vertrek heeft gevraagd op grond van artikel 64 Vw. De minister kan om die reden eiser niet tegenwerpen dat hij niet heeft voldaan aan de rechtsplicht om Nederland te verlaten, omdat eiser op grond van de artikel 64-aanvraag procedureel rechtmatig verblijf heeft.

4.1. Deze beroepsgrond slaagt niet. Zoals de minister terecht heeft aangegeven had eiser rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, aanhef en onder j, van de Vw gedurende de tijd dat hij uitstel van vertrek had op grond van artikel 64 Vw. Echter, dit uitstel was verleend tot 13 juli 2025. Sindsdien is er geen sprake meer van (procedureel) rechtmatig verblijf. Het bezwaar dat eiser heeft gemaakt tegen het besluit van 24 juni 2025, in welk besluit zijn artikel 64 aanvraag is afgewezen, heeft geen schorsende werking. Ook is niet gebleken van een rechterlijke beslissing waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de rechtsgevolgen van het besluit van 24 juni 2025 zouden zijn opgeschort. Eiser heeft derhalve geen rechtmatig verblijf en de minister heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aan zijn vertrekplicht heeft voldaan.

5. Eisers betoog dat de maatregel niet deugdelijk is gemotiveerd, omdat daarin niet is gewezen op (de gevolgen van) het bezwaar dat hij tegen het besluit van 24 juni 2025 heeft gemaakt, slaagt evenmin. De minister heeft deugdelijk en door eiser onbetwist, naar voren gebracht dat eiser pas na het bekend maken van de maatregel bezwaar heeft gemaakt, zodat dit betoog geen doel treft.

6. Eiser voert, kort samengevat, aan dat hij niet zorgvuldig is gehoord voorafgaand aan de maatregel en dat daardoor zijn individuele omstandigheden niet voldoende zijn betrokken bij het opleggen van de maatregel. Ook had aan eiser, mede gelet op zijn medische omstandigheden, een lichter middel moeten worden opgelegd. Nu dit niet is gedaan, en de persoonlijke belangen van eiser onvoldoende zijn betrokken, is de maatregel volgens eiser niet zorgvuldig genomen, disproportioneel en niet deugdelijk gemotiveerd.

6.1. Ook deze gronden slagen niet. De rechtbank stelt vast dat eiser voorafgaand aan de maatregel is gehoord en is van oordeel dat van de door eiser gestelde zorgvuldigheidsgebreken niet is gebleken. Eiser heeft immers zelf aangegeven geen bezwaren te hebben tegen de maatregel. Dat eiser daar later op terug is gekomen, doet daar niet aan af.

6.2. Ten aanzien van de proportionaliteit van de maatregel wijst de rechtbank op artikel A5.1. van de Vreemdelingencirculaire (Vc) waarin is bepaald dat een vrijheidsbeperkende maatregel in de regel niet disproportioneel zal zijn indien deze nodig is voor de voorbereiding van het vertrek van de vreemdeling. Wel moet worden nagegaan of in de gegeven omstandigheden, de door de vreemdeling gestelde belangen zwaarder moeten wegen dan het belang van de overheid bij het beschikbaar houden van de vreemdeling voor het vertrekproces. De rechtbank stelt vast dat eiser niet aan zijn vertrekplicht heeft voldaan en niet voldoende werkt aan zijn terugkeer naar Marokko, zodat de maatregel nodig is voor de voorbereiding van het vertrek van eiser en gelet daarop in beginsel proportioneel is. De rechtbank is verder van oordeel dat de minister deugdelijk heeft gemotiveerd dat de door eiser gestelde belangen niet zwaarder wegen dan het belang van de overheid bij het beschikbaar houden van eiser voor het vertrekproces. Eisers medische omstandigheden zijn door de minister voldoende in de afweging betrokken en gewogen. Zijn medische apparatuur kan mee naar de VBL, hij kan daar zorg krijgen en voor specialistische zorg buiten Ter Apel en, in dat verband, een bezoek aan Emmen kan hij toestemming vragen. Naar aanleiding van eisers mededelingen op zitting dat hij ziek is, bloedingen heeft en voor zijn leven vreest, wijst de rechtbank op de aanwezigheid van de medische dienst. Dat de maatregel eiser zwaar valt, maakt evenmin dat de maatregel niet proportioneel is.

Conclusie en gevolgen

7.  Eisers beroepsgronden slagen niet. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de vrijheidsbeperkende maatregel in stand blijft. Eisers verzoek om schadevergoeding wordt daarom afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Postma, griffier.

De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.