ECLI:NL:RBDHA:2025:14721 - Rechtbank Den Haag - 7 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.34891
V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en
Procesverloop
Bij besluit van 25 mei 2025 heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 5 augustus 2025 gesloten.
Overwegingen
-
Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1979 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
-
Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
-
De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 17 juni 2025.
[3] Uit de voormelde uitspraak volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 11 juni 2025, rechtmatig was. Daarom ziet de beoordeling nu op het voortduren van de maatregel van bewaring sinds de sluiting van voornoemd onderzoek op 11 juni 2025. -
Eiser voert aan dat er sinds de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 17 juni 2025, geen zicht meer bestaat op uitzetting naar Marokko. Daartoe stelt eiser dat hij niet de persoon is die op de bij de lp
[4] -aanvraag overgelegde paspoortkopie staat vermeld en dat zijn vingerafdrukken niet zijn geregistreerd in Marokko. Volgens eiser volgt hieruit dat de Marokkaanse autoriteiten niet binnen een redelijk termijn een lp zullen verstrekken. Daarmee ontbreekt het zicht op uitzetting, zodat de voortduring van de maatregel onrechtmatig is. -
De rechtbank stelt vast dat verweerder op 4 juli 2024, 22 juli 2025 en 24 juli 2025 uitzettingshandelingen heeft verricht door rappels te sturen naar de Marokkaanse autoriteiten in verband met de lp-aanvraag en met eiser vertrekgesprekken te voeren. In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijk termijn. In zijn algemeenheid kan worden uitgegaan van zicht op uitzetting naar Marokko. De omstandigheid dat er ten behoeve van eiser nog geen reactie van de Marokkaanse autoriteiten op de lp-aanvraag is gekomen, ondanks het versturen van rappels, is onvoldoende om aan te nemen dat er in eisers geval geen zicht op uitzetting bestaat. Dat het consulaat twijfels heeft geuit over de bij de aanvraag gevoegde paspoortkopie, betekent nog niet dat een definitieve conclusie is getrokken over de nationaliteit van eiser. De Marokkaanse autoriteiten hebben daarnaast niet te kennen gegeven dat zij voor eiser geen lp zullen afgeven. Ook is niet gebleken van enige poging van eiser om zijn nationaliteit aan te tonen, terwijl het aan hem is om actief en volledig mee te werken aan zijn uitzetting. Daarbij wordt opgemerkt dat uit het voorgangsrapportage is gebleken dat eiser negentien verschillende aliassen heeft opgegeven. Uit de vertrekgesprekken van 4 juli 2025 en 22 juli 2025 blijkt bovendien dat eiser zich agressief en intimiderend opstelt, waardoor constructief overleg met eiser over zijn nationaliteit wordt bemoeilijkt. Hieruit blijkt niet dat eiser bereid is mee te werken of actie onderneemt met betrekking tot zijn terugkeer. Gelet op het voorgaande werkt verweerder voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser en is er voldoende zicht op uitzetting.
-
De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
-
Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
-
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het beroep ongegrond;
-
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 7 augustus 2025 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier en openbaar gemaakt door middel van publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Vreemdelingenwet 2000.
Op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw.
ECLI:NL:RBDHA:2025:10503.
Laissez-passer.