Uitspraak inhoud

Team handel - voorzieningenrechter

zaak- / rolnummer: C/09/685387/ KG ZA 25-451

Vonnis in kort geding van 3 juli 2025

in de zaak van

**[eiseres]**te [woonplaats] , Servië, eiseres, advocaat mr. T. Bezmalinovic te Rotterdam,

tegen:

**de Staat der Nederlanden (Ministerie van justitie en veiligheid)**te Den Haag , gedaagde, advocaten mr. G.C. Nieuwland en M.W. Bakker te Den Haag.

Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘de Staat’.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 11 juni 2025 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties ;
  • de op 19 juni 2025 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.

1.2. Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2 De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

2.1. [eiseres] is getrouwd geweest met de heer [naam] (hierna: [naam] ).

2.2. Op 7 september 2022 is [naam] aangehouden op het vliegveld Stadskanaal. Na de aanhouding bleek dat hij in bezit was van een koffer met ongeveer tien kilogram cocaïne. [naam] was naar het vliegveld gevlogen in een vliegtuig van fabrikant Aero East-Europe, type SILA 600 CL, met kenmerk [kenmerk] (hierna: het vliegtuig). De koffer en het vliegtuig zijn bij de aanhouding van [naam] in beslag genomen op de voet van artikel 94 Wetboek van Strafvordering (Sv). Het vliegtuig stond op dat moment op naam van [naam] .

2.3. Enkele dagen voor de aanhouding hebben [eiseres] en [naam] een echtscheidingsconvenant ondertekend waarin de eigendom van het vliegtuig aan [eiseres] is toebedeeld.

2.4. De rechtbank in [plaats] heeft op 23 juni 2023 het huwelijk tussen [eiseres] en [naam] ontbonden. In de uitspraak is vastgesteld dat [eiseres] , op basis van verwerving in het huwelijk, de exclusieve eigenaar is van het vliegtuig.

2.5. Op 31 juli 2023 is in het Servische register voor burgerluchtvaart geregistreerd dat [eiseres] de eigenaresse van het vliegtuig is.

2.6. Diezelfde dag is [eiseres] bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, een beklagprocedure op grond van artikel 552a Sv gestart, waarin zij opheffing van het beslag en teruggave van het vliegtuig aan haar heeft verzocht. De rechtbank heeft het beklag ongegrond verklaard, omdat niet buiten redelijke twijfel vaststond dat [eiseres] als eigenaar/rechthebbende van het vliegtuig moest worden aangemerkt.

2.7. [naam] is bij vonnis van 10 oktober 2023 door de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar voor het medeplegen van handel in cocaïne. Het vliegtuig is in dat vonnis verbeurd verklaard.

2.8. In januari 2024 is [eiseres] opnieuw een beklagprocedure gestart. Ditmaal op grond van artikel 552b Sv. In die procedure heeft zij de rechtbank verzocht de verbeurdverklaring te herroepen, de Staat te gelasten het vliegtuig aan haar terug te geven en hem te verbieden het vliegtuig aan een ander af te geven. De inhoudelijke behandeling van het klaagschrift is op verzoek van [eiseres] tot tweemaal toe aangehouden en is nu gepland op 14 oktober 2025.

3 Het geschil

3.1. [eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter de Staat veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis het vliegtuig in bezit van [eiseres] te stellen op straffe van een dwangsom van € 5.000 per dag voor elke dat dat de Staat hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 500.000 en met veroordeling van de Staat in de proceskosten.

3.2. Daartoe voert [eiseres] – samengevat – het volgende aan. [eiseres] is naar Servisch recht rechtmatig eigenaar van het vliegtuig geworden. Dat eigendomsrecht is op 31 juli 2023 in het Servisch luchtvaartregister geregistreerd. Het beslag en de verbeurdverklaring kunnen geen afbreuk doen aan dat recht. Dat volgt uit artikel I en II van het Verdrag betreffende de internationale erkenning van rechten op luchtvaartuigen, nog daargelaten dat het beslag niet in het Servisch luchtvaartregister is ingeschreven en de verbeurdverklaring dateert van na de registratie van het eigendomsrecht van [eiseres] . De Staat handelt dan ook onrechtmatig door het vliegtuig niet aan [eiseres] terug te geven, aldus [eiseres] .

3.3. De Staat voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4 De beoordeling van het geschil

4.1. De Staat heeft allereerst aangevoerd dat [eiseres] niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat met de beklagprocedure op voet van artikel 552b Sv voor [eiseres] een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang openstaat. De voorzieningenrechter volgt de Staat in dit verweer en overweegt daartoe als volgt.

4.2. Door middel van de beklagprocedure van artikel 522b Sv kunnen belanghebbenden, niet zijnde de verdachte of veroordeelde, opkomen tegen de verbeurdverklaring van (beweerdelijk) aan hen toekomende goederen. De beklagprocedure van artikel 552b Sv strekt ertoe om een beslissing te krijgen over de vraag of een verbeurdverklaard voorwerp moet worden teruggegeven aan de rechthebbende. Als het beklag gegrond wordt verklaard herroept de beklagrechter de verbeurdverklaring en geeft hij in beginsel een last tot teruggave (zie lid 4 van artikel 552b Sv). Bij de beoordeling van de gegrondheid van het beklag zal de beklagrechter moeten toetsen of [eiseres] kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 552b lid 1 Sv, in welk kader [eiseres] dezelfde argumenten kan aanvoeren als de argumenten die zij in dit kort geding heeft aangevoerd. Het komt daarbij immers aan op de vraag of zij aanspraak heeft op het vliegtuig uit hoofde van een eigendomsrecht of enig goederenrechtelijk of obligatoir recht, wat moet worden beoordeeld in het licht van de rechtsverhouding ten tijde van de verbeurdverklaring naar het recht van de staat waar zij is gevestigd.[1] Ook de beklagrechter zal derhalve buitenlands recht moeten toepassen als daar – zoals in dit geval – aanleiding voor bestaat. De voorzieningenrechter gaat dan ook voorbij aan het andersluidende betoog van [eiseres] op dit punt.

4.3. Dat sprake is van een rechtsgang waarbij de feiten enkel in één feitelijke instantie worden onderzocht, maakt niet dat de beklagprocedure van artikel 552b Sv als een niet met voldoende waarborgen omklede rechtsgang moet worden aangemerkt. Hierbij is van belang dat artikel 6 EVRM geen absoluut recht op hoger beroep impliceert. Dat het ontbreken van een hoger beroep mogelijkheid er niet aan in de wegstaat dat een rechtsgang als met voldoende waarborgen omkleed wordt aangemerkt, volgt onder meer uit de rechtspraak over de beklagprocedure van artikel 552a Sv. Gelet op die rechtspraak ziet de voorzieningenrechter niet in waarom dat voor de beklagprocedure van artikel 552b Sv anders zou zijn, te meer nu de beklagrechter in laatstgenoemde procedure een ruimere toets aanlegt dan in de procedure op voet van artikel 552a Sv. De verwijzing naar het tijdens de mondelinge behandeling genoemde kamerstuk, kan [eiseres] niet baten. Voor zover daaruit al kan worden afgeleid dat alleen in zaken van een beperkte omvang en met een relatief gering belang één feitelijke instantie volstaat, miskent [eiseres] dat de overwegingen van de minister zien op de mogelijkheid van hoger beroep voor de verdachte en de officier van justitie tegen vonnissen in strafzaken.

4.4. Niet gebleken is dat er in dit geval een uitzondering op voornoemde regel van niet-ontvankelijkheid moet worden gemaakt. Weliswaar stelt [eiseres] om verschillende redenen dat zij een spoedeisend belang heeft bij teruggave van het vliegtuig, maar dit is niet te rijmen met het feit dat zij tot twee keer toe om aanhouding van de behandeling van haar klaagschrift heeft verzocht, laatstelijk op 19 mei 2025. Dat in redelijkheid niet van haar gevergd kan worden dat zij de uitkomst van de beklagprocedure afwacht, heeft zij dan ook onvoldoende onderbouwd.

4.5. Een en ander leidt ertoe dat [eiseres] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering. Bij deze uitkomst past dat [eiseres] in de proceskosten (inclusief de nakosten) wordt veroordeeld. De proceskosten van de Staat worden begroot op:

  • griffierecht € 714,00

  • salaris advocaat € 1.107,00

  • nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)

Totaal € 1.999,00

4.6. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter:

5.1. verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering;

5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van de Staat van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;

5.3. veroordeelt [eiseres] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;

5.4. verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2025.

ei

Hoge Raad 6 december 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZD1079, NJ 1995/215


Voetnoten

Hoge Raad 6 december 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZD1079, NJ 1995/215