Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:13785 - Rechtbank Den Haag - 8 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:137858 juli 2025

Rechtsgebieden

Civiel RechtGezondheidsrecht
BestuursrechtBestuursprocesrecht

Uitspraak inhoud

Team Jeugd- en Zorgrecht

Zaak-/rekestnr.: C/09/686728 / FA RK 25-4381 Datum beschikking: 8 juli 2025

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

hierna te noemen: betrokkene, geboren op [geboortedatum] 1956 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] , afdeling [afdeling] , te [plaats] , advocaat: mr. P. Arkema-Hummel te Zoetermeer.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 12 juni 2025, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:

  • een op 5 juni 2025 ondertekende medische verklaring van [naam 1] , psychiater, die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij de behandeling betrokken was;

  • een blanco zorgkaart;

  • een zorgplan van 2 juni 2025;

  • de bevindingen van de geneesheer-directeur van 11 juni 2025;

  • een uittreksel uit de justitiële documentatie;

  • een brief van de officier van justitie van 21 mei 2025, waaruit blijkt dat er ten aanzien van betrokkene geen recente politiemutaties zijn.

De mondelinge behandeling van het verzoek heeft aanvankelijk plaatsgevonden op 24 juni 2025 via MS Teams. Op grond van artikel 6:1 lid 5 van de Wvggz is het verzoek toen voor de maximale duur van drie weken aangehouden voor een deskundigenonderzoek.

De rechtbank heeft vervolgens kennisgenomen van een (aanvullende) medische verklaring van 27 juni 2025, opgesteld door psychiater [naam 2] en een (aanvullende) medische verklaring van 8 juli 2025, opgesteld door psychiater [naam 3] .

De mondelinge behandeling van het verzoek is voortgezet op 8 juli 2025. Daarbij zijn gehoord:

  • betrokkene, digitaal bijgestaan door haar advocaat;

  • de psychiater, de heer [naam 4] .

Omdat door de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht en het de rechtbank ter zitting is gebleken dat diens aanwezigheid ook niet noodzakelijk was om tot een inhoudelijke beslissing te kunnen komen, is de officier van justitie niet gehoord.

Standpunten en toelichting ter zitting

Standpunt betrokkene Betrokkene heeft naar voren gebracht dat zij 68 jaar oud is en zich altijd met vrijwillige zorg heeft weten te redden. De crisissituatie voorafgaand aan de opname is ontstaan door onenigheid met een buurman. Dit heeft ertoe geleid dat – zoals de rechtbank begrijpt – de huurovereenkomst van betrokkene is ontbonden door de kantonrechter. Die crisis is nu achter de rug en betrokkene pakt haar leven weer op. Zij is bereidt om mee te werken aan de vrijwillige behandeling en wil ook beschermd/begeleid wonen. Vrijwillig neemt zij al jaren 2 mg Aripoprazol. Zij is niet bereid een hogere dosering in te nemen vanwege spier- en zenuwpijnen die zij dan ervaart.

Standpunt advocaat De advocaat heeft gepleit voor afwijzing van de zorgmachtiging. Een zorgmachtiging is een ultimum remedium. Nu vrijwillige zorg mogelijk is om het ernstig nadeel weg te nemen, vindt de advocaat een zorgmachtiging niet proportioneel. Betrokkene kampt haar hele leven al met (psychiatrische) problematiek. Betrokkene ruikt dingen, die andere mensen niet ruiken, en doet voorwerpen in plastic zakjes. In de aanvullende medische verklaring van psychiater [naam 2] worden deze gedragingen als milde wanen gekwalificeerd. Dit gedrag levert geen ernstig nadeel op. Betrokkene heeft leren omgaan met haar bijzonderheden en daar een eigen manier van leven voor gevonden. De advocaat benadrukt dat betrokkene altijd zorg vrijwillig heeft geaccepteerd. Alleen in de periode 14 september 2012 tot en met 9 januari 2015 is sprake geweest van een voorwaardelijke machtiging in het kader van toen geldende Wet Bopz. Het enige dat betrokkene niet accepteert is een hogere dosering Aripoprazol vanwege de bijwerkingen. De vorige psychiater, mevrouw [naam 5] , wilde betrokkene in 2022 ook instellen op een hogere dosering Aripoprazol maar heeft uiteindelijk de wensen van betrokkene geaccepteerd. Psychiater [naam 5] heeft toen ook niet geadviseerd een zorgmachtiging aan te vragen voor gedwongen toediening van de medicatie in hoge dosering.

Toelichting psychiater De psychiater heeft toegelicht dat de huidige dosering Aripoprazol geen of weinig effect heeft. Verplichte zorg in een klinische setting is nodig om betrokkene de voorgeschreven dosering medicatie te kunnen toedienen. De psychiater vermoedt dat betrokkene haar hele leven al last heeft van psychotische klachten en dat de klachten de laatste jaren zijn toegenomen. De psychiater vindt dat betrokkene geen ziektebesef of -inzicht heeft.

De psychiater heeft verder toegelicht dat uit de medische verklaring van 8 juli 2025 blijkt dat het Farmaceutisch Kompas een hogere dosering voorschrijft dan betrokkene nu krijgt. Volgens de psychiater is een hogere dosering nodig om de psychotische klachten (de wanen) in remissie te krijgen. Als de psychotische klachten niet weggaan kan betrokkene niet opknappen en zal zij haar eigen regie en autonomie niet kunnen hervinden.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de psychiater ook de brief van de voorgaande psychiater [naam 5] uit 2022 voorgelezen. Daaruit blijkt dat toen is gestart met 2 mg Ariproprazal en betrokkene weigerde een hogere dosering in te nemen. Voor psychiater [naam 5] was er toen geen aanleiding verplichte zorg aan te laten vragen. De psychiater benadrukt dat de situatie van betrokkene nu anders is dan in 2022. Betrokkene woonde in 2022 nog zelfstandig maar nu is zij dakloos als gevolg van het ernstig nadeel dat voorkomt uit de psychische stoornis. Binnen de accommodatie wordt er met betrokkene gezocht naar een passende vervolgplek waar zij beschermd/begeleid kan wonen.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een psychotische stoornis, door de vaste behandelaar van de afdeling geduid als schizofrenie. Tijdens de mondelinge behandeling van 24 juni 2025 was voor de rechtbank onvoldoende duidelijk of een zorgmachtiging noodzakelijk was. Zij heeft toen een onderzoek door een deskundige bevolen en een beslissing op het verzoek aangehouden. De deskundige is gevraagd om te onderzoeken en te rapporten of de dosering van de medicatie, die betrokkene vrijwillig wil innemen, kan leiden tot een adequate behandeling.

Het bevolen onderzoek heeft tot twee aanvullende medische verklaringen geleid. Uit de eerste aanvullende medische verklaring is gebleken dat psychiater [naam 2] de constateringen uit de medische verklaring bij het verzoek van psychiater [naam 1] van 5 juni 2025 onderschrijft. Uit de tweede aanvullende medische verklaring van psychiater [naam 3] is gebleken dat de huidige dosering van 2 mg volgens de richtlijnen uit het Farmaceutisch Kompas onvoldoende is om tot remissie van psychotische symptomen te leiden. Het Farmaceutisch Kompas schrijft namelijk voor te starten met 10-15 mg eenmaal daags tot een maximale dosering van 30 mg. Psychiater [naam 3] heeft betrokkene niet gesproken tijdens zijn onderzoek omdat betrokkene weigerde om in gesprek te gaan. Uit de voorgelezen brief van psychiater [naam 5] blijkt dat betrokkene tijdens een vrijwillige opname in 2022 ook niet akkoord ging met een hogere dosering Aripoprazol. Voor psychiater [naam 5] was dit toen geen aanleiding om verplichte zorg te adviseren.

De rechtbank wijst het verzoek af en overweegt daartoe als volgt. Het in het verzoek gestelde ernstig nadeel betreft ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade en maatschappelijke teloorgang. Betrokkene zelf betwist dat haar gedrag de oorzaak is geweest van de ontbinding van de huurovereenkomst. De rechtbank laat in het midden of dat het geval is geweest. Betrokkene heeft momenteel geen zelfstandige woonruimte meer, maar het voornemen is dat betrokkene beschermd/begeleid zal gaan wonen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om aan te nemen dat sprake is van maatschappelijke teloorgang.

Verder overweegt de rechtbank dat betrokkene een 68-jarige vrouw is die haar eigen manier van leven heeft (uit)gevonden. Uit de toelichting van de psychiater tijdens de mondelinge behandeling maakt de rechtbank op dat een hogere dosering Aripoprazol zal leiden tot remissie van de geconstateerde milde wanen die volgens de psychiater tot het verlies van woonruimte hebben geleid. De rechtbank is van oordeel dat de gedwongen toediening van medicatie, feitelijke de hogere dosering Aripoprazol, niet meer noodzakelijk is nu van maatschappelijke teloorgang geen sprake is en betrokkene ook zonder medicatie kan deelnemen aan het maatschappelijk leven door beschermd/begeleid te wonen.

In het verleden is blijkbaar ook geen aanleiding geweest om een hogere dosering Aripoprazol gedwongen toe te dienen ter voorkoming van lichamelijk letsel of ernstige psychische schade. In de huidige situatie acht de rechtbank toediening van de hogere dosering daarom, mede gelet de leeftijd van betrokkene, niet proportioneel om dat nadeel te voorkomen.

Beslissing

De rechtbank:

wijst het verzoek af.