ECLI:NL:RBDHA:2025:13736 - Rechtbank Den Haag - 7 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 25-3127
Zaaknummer: C/09/684248
Datum beschikking: 7 juli 2025 (bij vervroeging)
Gezag en wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Beschikking op het op 25 april 2025 ingekomen verzoek van:
[de moeder] ,
de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. A.G. de Jong in ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vader] ,
de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat: mr. W.J. Vroegindeweij in Katwijk.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het verzoek, maar hebben daar geen gebruik van gemaakt.
Op 30 juni 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder bijgestaan door haar advocaat, de vader bijgestaan door zijn advocaat en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
Feiten
Verzoek en verweer
De moeder verzoekt – na wijziging-:
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Daarnaast verzoekt hij om de zorgregeling te wijzigen, in die zin:
- in de ene week de vader de kinderen op donderdag om 14:45 uur ophaalt uit school en de moeder de kinderen op zaterdagmiddag om 17:00 uur haalt bij de vader, en in de andere week de vader de kinderen op donderdag om 14:45 uur ophaalt uit school en de moeder de kinderen op zondag om 16:00 uur haalt bij de vader;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder heeft haar subsidiaire verzoeken ten aanzien van de vervangende toestemmingen op de zitting ingetrokken.
Beoordeling
Gezag Wettelijk kader Op grond van artikel 1:253n eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank het gezamenlijk gezag op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of één van hen beëindigen, als later de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Op grond van het tweede lid van voornoemd artikel zijn de gronden van artikel 1:251a eerste en derde lid BW van overeenkomstige toepassing. Het gezamenlijk gezag kan dus worden beëindigd als er a) een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of b) als wijziging van het gezag anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is.
Inhoudelijke beoordeling De moeder verzoekt haar te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen en voert – verkort weergeven – daartoe het volgende aan. Al langere periode is de communicatie tussen de ouders slecht. Zo maakt de vader vele verwijten richting de moeder en reageert hij vaak niet of nauwelijks op haar, en als hij reageert is dit op een dwingende en neerbuigende manier. Volgens de moeder is het Ouderschapsbemiddelingstraject bij Cardea niet van de grond gekomen omdat de vader daarmee wilde stoppen. De moeder stelt verder dat de vader verdovende middelen gebruikt waardoor zijn psychische gesteldheid wordt beïnvloed. Door dit alles lukt het partijen niet om gezamenlijk gezagsbeslissingen te nemen en dreigen de kinderen klem en verloren te raken. De vader weigert – zonder druk van een procedure – toestemming te geven voor vakanties en de aanvraag van paspoorten.
De vader voert verweer. Hij erkent dat partijen moeten werken aan hun onderlinge communicatie. Zij kunnen dit doen bij Cardea nu het Ouderschapsbemiddelingstraject nog niet van start is gegaan. De vader betwist dat hij gezagsbeslissingen in de wegstaat omdat hij overal toestemming voor heeft gegeven. Het zou juist de moeder zijn die hem nergens over informeert aangaande de kinderen. Een wijziging van het gezag is dan ook niet in het belang van de kinderen, aldus de vader.
De rechtbank overweegt als volgt. In de loop van de procedure heeft de vader toestemming gegeven voor de aanvraag van de paspoorten van de kinderen en de vakantie naar Griekenland. Tijdens de zitting is gebleken dat ook de kwestie met de BSO geregeld is en dat de vader toestemming heeft gegeven voor speltherapie van de kinderen. De rechtbank komt daarmee tot de conclusie dat de vader geen gezagsbeslissingen tegenwerkt. Partijen hebben beiden verklaard weer mee te willen werken aan het Ouderschapsbemiddelingstraject bij Cardea. Hoewel de rechtbank ziet dat de onderlinge communicatie van partijen niet goed is, is het traject bij Cardea bij uitstek de plek om daarover in gesprek te gaan en daar aan te werken. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan de wettelijk criteria. De rechtbank zal het verzoek van de moeder daarom afwijzen. De rechtbank geeft wel mee aan de vader dat hij in voorkomend geval in de toekomst vlot moet reageren op verzoeken van de moeder om toestemming te verlenen in gezagskwesties, zodat nieuwe (onnodige) procedures waarbij de moeder om vervangende toestemming moet vragen, mogelijk kunnen worden voorkomen.
Wijziging van de zorgregeling Wettelijk kader Op grond van artikel 1:253a vierde lid in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een beslissing over de zorgregeling onder meer wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of als bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Inhoudelijke beoordeling De moeder stelt dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden sinds de beschikking van 11 juli 2024. De vastgelegde zorgregeling wordt door de vader onvoldoende nagekomen doordat hij de kinderen op zaterdag niet om 11:00 uur, maar pas om 13:00 uur of in de avond thuisbrengt. De moeder vindt het niet in het belang van de kinderen dat de zorgregeling niet structureel wordt nageleefd. De vader laat hiermee zien dat hij de verantwoordelijkheid en zorg over de kinderen niet aan kan. De moeder verzoekt daarom de zorgregeling te wijzigen in die zin dat de kinderen om het weekend op zondag bij de vader zijn. Daarnaast wil de moeder een aanpassing van de vakantieregeling waardoor de kinderen overeenkomstig de door haar verzochte wijziging van de zorgregeling ook om het weekend op zondag bij de vader zijn.
De vader voert verweer en betwist de door de moeder gestelde wijziging van omstandigheden. Volgens de vader zijn er afspraken met de moeder gemaakt over het later terugbrengen van de kinderen op de zaterdag na de voetbal van het oudste kind. Daarnaast verzoekt hij zelf een uitbreiding van de zorgregeling naar zaterdag om 17:00 uur. Op deze manier heeft de vader meer tijd met de kinderen en zullen de overdrachtsmomenten rustiger verlopen. De vader is verder van mening dat de moeder haar verantwoordelijkheid moet nemen met betrekking tot het halen en brengen van de kinderen en deze voor de helft op zich moet nemen.
De moeder maakt zich zorgen om de psychische gesteldheid van de vader en de mogelijkheden om de kinderen te verzorgen en op te voeden. De rechtbank overweegt dat deze punten al zijn meegewogen bij de beschikking van 11 juli 2024 die heeft geleid tot de huidige zorgregeling. De rechtbank overweegt dat partijen opstartproblemen hebben gehad rondom de zorgregeling waarbij de discussie zich momenteel met name lijkt te richten op de terugkomtijd op zaterdag in verband met de voetbal van het oudste kind. De vader stelt afspraken met de moeder gemaakt te hebben over het later terugbrengen van de kinderen na afloop van de voetbal, maar de moeder ontkent dit. Hoewel de huidige zorgregeling niet vlekkeloos verloopt, is de rechtbank van oordeel dat er geen wijziging van omstandigheden zijn ten opzichte van de beschikking van 11 juli 2024. Partijen moeten terug naar Cardea omdat de communicatieproblemen niet verdwijnen door de zorgregeling te beperken of uit te breiden. De rechtbank overweegt dat partijen met beide handen het Ouderschapsbemiddelingstraject moeten aangrijpen en dat zij zelf aan zet zijn om het ouderschap vorm te geven en de communicatie te verbeteren. De oplossing is daarbij niet gelegen in het starten van (wijzigings)procedures of het over en weer doen van aangiftes bij de politie.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de door de partijen geschetste omstandigheden geen wijzigingen van omstandigheden opleveren als bedoeld in artikel 1:377e BW. De rechtbank zal partijen daarom in hun verzoeken betreffende de wijziging van de zorg- en vakantieregeling niet-ontvankelijk verklaren. Onder deze omstandigheden is er geen reden om de Raad een onderzoek te laten verrichten, zodat dit verzoek zal worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart partijen niet-ontvankelijk in hun verzoeken betreffende de wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de vakantieregeling;
wijst af de verzoeken van de moeder om haar te belasten met het eenhoofdig gezag en een onderzoek door de Raad te laten verrichten.