ECLI:NL:RBDHA:2025:13223 - Rechtbank Den Haag - 21 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.22824 en NL25.22826
en hun minderjarige kinderen [naam3] en [naam4], V-nummers: [nummers] , (gemachtigde: mr. F. van Dijk),
en
de minister van Asiel en Migratie,
- Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvragen van eisers als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000
[2] . Eisers zijn het hier niet mee eens. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
Procesverloop
- Eisers hebben op 17 september 2022 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Zij stellen van Armeense nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum 1] en [datum 2] . Met de besluiten van 2 november 2022 heeft de minister de aanvragen van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond. Met de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 3 mei 2023
[3] heeft de rechtbank de beroepen van eisers gegrond verklaard, de besluiten van 2 november 2022 vernietigd en de minister opgedragen een nieuw besluit te nemen op de aanvragen. De minister heeft - nadat hij een nieuw voornemen heeft uitgebracht - met de bestreden besluiten van 14 mei 2025 de aanvragen opnieuw afgewezen als kennelijk ongegrond.
2.1. Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
2.2. De rechtbank heeft de beroepen op 15 juli 2025, gelijktijdig met de verzoeken om een voorlopige voorziening hangende deze beroepen
Beoordeling door de rechtbank
Het asielrelaas 3. Eisers leggen aan hun asielaanvragen het volgende ten grondslag. Eiser heeft ernstige medische problemen, hij is nierpatiënt (mede) als gevolg van de ziekte familiaire mediterrane koorts. Ondanks zijn vrijstellingen voor de militaire dienst vanwege zijn medische problemen heeft eiser in 2020 aan het front moeten vechten vanwege de oorlog met Azerbeidzjan. Eisers medische situatie is hierna verergerd. Zijn toestand werd dusdanig slecht dat hij gedialyseerd moest worden. De medische omstandigheden in Armenië zijn echter niet zo goed. Toen in 2022 de spanningen tussen Armenië en Azerbeidzjan weer opliepen en aan eiser in een telefoongesprek met het militaire commissariaat was gemeld dat hij het land niet meer uit mocht omdat ook hij in het uiterste geval zou moeten vechten, zijn eisers hun land ontvlucht. Zij vrezen voor eisers leven als hij, ondanks zijn ernstige medische problemen, toch zal worden gemobiliseerd in het conflict met Azerbeidzjan. Bovendien verwacht eiser vervolgd te worden vanwege het niet gehoor geven aan de mobilisatie.
3.1. Het asielrelaas van eiseres is volledig afhankelijk van dat van eiser.
Het bestreden besluit
- Het asielrelaas van eisers bevat volgens de minister drie asielmotieven:
Hoewel eisers hun identiteit, nationaliteit en herkomst niet hebben onderbouwd met originele documenten, houdt de minister in deze procedure de persoonsgegevens aan die eisers zelf hebben genoemd. Ook gelooft de minister dat eiser is opgeroepen voor een reservistentraining. De minister acht de verklaringen dat eiser onvoldoende medische zorg zou kunnen krijgen in Armenië niet geloofwaardig. Volgens de minister vormen de verklaringen van eiser hierover geen samenhangend en aannemelijk geheel. In dit verband heeft de minister erop gewezen dat eiser in Armenië wel medische zorg heeft gekregen en dat deze medische zorg van voldoende niveau blijkt, aangezien hij vrijwel zijn hele leven in Armenië heeft verbleven. De geloofwaardig geachte asielmotieven leiden volgens de minister niet tot de conclusie dat sprake is van vluchtelingschap of dat eisers bij terugkeer een reëel risico lopen op ernstige schade. De minister heeft er verder op gewezen dat Armenië in het algemeen gezien wordt als een veilig land van herkomst en dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat dit voor hen niet geldt. De minister concludeert daarom dat de asielaanvragen terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen. Gebrek aan medische zorg als asielmotief
- Ter zitting hebben eisers aangegeven dat de medische omstandigheden van belang zijn in de asielprocedure omdat, als eiser naar het front wordt gestuurd, er een schending van artikel 3 van het EVRM plaatsvindt. De gemachtigde van de minister heeft aangegeven dat de medische omstandigheden niet kunnen leiden tot een asielvergunning en dat de medische situatie van eiser, en daarmee ook de vraag naar de medische zorg in Armenië, dient te worden beoordeeld in de procedure in het kader van artikel 64 van de Vw 2000.
5.1. Volgens vaste rechtspraak van de ABRvS
Loopt eiser het risico op vervolging vanwege het niet voldoen aan de oproep om zich beschikbaar te houden voor de dienst vanwege een mogelijke escalatie? 6. Eiser vreest bij terugkeer naar Armenië te worden vervolgd vanwege het geen gehoor geven aan de oproep om zich beschikbaar te houden voor de dienst. In augustus 2022 is eiser door het militaire commissariaat gebeld en is hem versteld dat hij zich moest voorbereiden op een mogelijke escalatie van het geweld waardoor hij gemobiliseerd zou kunnen worden. Eiser heeft niet gewacht op een mogelijke mobilisatie en heeft Armenië begin september 2022 verlaten. Eiser stelt daarbij dat hij bij terugkeer het risico loopt op een onevenredig zware bestraffing. Eiser verwijst hierbij naar verschillende bronnen waaruit blijkt dat reservisten die weigerden gehoor te geven aan een oproep in 2022 en 2023 zijn vervolgd. De wijze waarop eiser in 2020 onder de wapenen werd gebracht maakt dat eiser er niet op voorhand rekening mee hoeft te houden dat hij, gezien zijn medische omstandigheden, niet zal worden veroordeeld of geen gevangenisstraf zal krijgen omdat hij volgens de Armeense wet het recht op een medische keuring voor de reservistendienst zou hebben. Eiser stelt verder dat hij een bevredigende verklaring heeft gegeven voor de legale uitreis. Eiser is namelijk binnen een kort tijdsbestek gevlucht en om die reden niet bij de grens aangehouden.
6.1. De rechtbank is van oordeel dat de minister terecht heeft overwogen dat sinds de 44-daagse oorlog in 2020 geen sprake is geweest van een mobilisatie en dat het om die reden niet aannemelijk is dat eiser zal worden beschouwd als deserteur. Aan eiser is weliswaar meegedeeld dat hij het land niet mocht verlaten en hij zich beschikbaar moest houden voor een mogelijke mobilisatie, echter is niet gebleken dat er daadwerkelijk een mobilisatie heeft plaatsgevonden die door eiser is geweigerd. De minister heeft verder overwogen dat uit het Thematisch Ambtsbericht
De minister heeft verder gewezen op het Thematisch Ambtsbericht waaruit blijkt dat er geen informatie is over daadwerkelijk uitgesproken strafrechtelijke veroordelingen
wegens het verlaten van een militaire eenheid of militaire post sinds de 44-Daagse Oorlog van 2020.
Moet eiser worden beschouwd als gewetensbezwaarde? 7. Eiser heeft verklaard dat zijn geweten hem vertelt dat hij zichzelf niet in situaties moet brengen waarin hij mensen moet doden of waarin hij zichzelf niet kan vergeven zijn medewerking te hebben verleend aan het doden van mensen. De minister heeft volgens eiser onvoldoende gemotiveerd dat geen sprake zou zijn van ernstige, onoverkomelijke gewetensbezwaren vanwege een diepgewortelde overtuiging.
7.1. De rechtbank is van oordeel dat de minister niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat er voor eiser geen sprake is van eventuele gewetensbezwaren die het voor hem onmogelijk maken om onderdeel uit te maken van de training. Hierbij heeft de minister kunnen overwegen dat er momenteel geen sprake is van een gewapend conflict waarbij oorlogsmisdrijven worden begaan. De minister heeft zich in het bestreden besluit verder voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat en waarom de door eiser afgelegde verklaringen onvoldoende zijn om aannemelijk te maken dat sprak is van ernstige, onoverkomelijke gewetensbezwaren vanwege zijn godsdienstige of andere diepgewortelde overtuiging die geleid hebben tot het weigeren van de oproep. De beroepsgrond slaagt niet.
- De rechtbank stelt tot slot vast dat eisers het standpunt van de minister dat hun identiteit, nationaliteit en herkomst op zichzelf niet voldoende is om als vluchteling te worden aangemerkt of om aan te nemen dat zij bij terugkeer naar Armenië een reëel risico lopen op ernstige schade niet hebben betwist. Dit geldt ook voor het standpunt van de minister dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat Armenië voor hen niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd.
Conclusie en gevolgen
- De minister heeft de aanvragen terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Of eisers vanwege de medische problemen van eiser in aanmerking komen voor uitstel van verstrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000, zal in een afzonderlijke procedure worden beoordeeld. Gelet op het hiervoor onder 5 geconstateerde gebrek zal de rechtbank de minister veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, rechter, in aanwezigheid van A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
Vreemdelingenwet 2000.
NL22.22886 en 22.22892.
Zaak NL25.22825 en NL25.22827.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Zie onder meer de uitspraken van de ABRvS van 30 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1733, onder 1.2 en 1.3, en 12 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1975, onder 7.1.
Algemene wet bestuursrecht.
Thematisch ambtsbericht militaire dienst en mobilisatie in Armenië van januari 2023
Wetboek van Strafrecht.
Thematisch Ambtsbericht over militaire dienst en mobilisatie in Armenië, p.27.
Thematisch Ambtsbericht over militaire dienst en mobilisatie in Armenië, p.29.