ECLI:NL:RBDHA:2025:13126 - Rechtbank Den Haag - 18 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.29755
V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. R.E.J.M. van den Toorn),
en
(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).
Procesverloop
Bij besluit van 4 juli 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juli 2025 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. S.A.M. Fikken, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
- Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1997 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
- In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. Als zware gronden
[2] zijn in de maatregel vermeld dat eiser:
En als lichte gronden
-
Eiser voert allereerst aan dat verweerder de maatregel van bewaring niet mag baseren op grond van artikel 59b, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw, omdat deze grondslag niet is aangekruist. Om die reden kan de motivering die gebaseerd is op die grondslag niet standhouden. Verder betwist hij zware grond 3i. Hiertoe voert hij aan dat eiser een asielaanvraag heeft ingediend en deze procedure nog loopt, zodat geen sprake is van terugkeer.
-
Verweerder heeft op zitting zware grond 3i laten vallen.
-
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling
[4] volgt dat voor het opleggen van onder meer de zware gronden 3a en 3b alleen is vereist dat deze gronden feitelijk juist zijn en dat verweerder daarop – als dat het geval is – geen nadere toelichting hoeft te geven.[5] De rechtbank is van oordeel dat verweerder in ieder geval terecht de zware gronden 3a en 3b aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd. Eiser beschikt immers niet over een paspoort of visum. Verder is hij op 12 november 2022 met onbekende bestemming vertrokken, nadat hij een asielaanvraag had ingediend. Deze zware gronden zijn feitelijk juist en voldoende om aan te nemen dat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen. -
Gelet op het voorgaande hoeft de rechtbank niet meer te beoordelen of de maatregel van bewaring al dan niet had moeten worden gebaseerd op artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. Eén bewaringsgrondslag is namelijk voldoende om de maatregel van bewaring op te kunnen baseren.
Ambtshalve toetsing
- Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
-
Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
-
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
Deze uitspraak is gedaan op 18 juli 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
ABRvS 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.