ECLI:NL:RBDHA:2025:12481 - Rechtbank Den Haag - 11 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.29231
V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. G.S.S. de Kok),
en
(gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).
Procesverloop
Bij besluit van 2 juli 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 9 juli 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
- Eiser is geboren op [datum] 1988 en heeft de Poolse nationaliteit.
Schending van het recht op rechtsbijstand
-
Eiser voert aan dat sprake is van een schending van het recht op rechtsbijstand. Hoewel eiser tijdens het gehoor voorafgaand aan de oplegging van de maatregel van bewaring heeft aangegeven geen advocaat te willen, volgt uit onder meer de piketmelding van 2 juli 2025 dat eiser een advocaat wenst tijdens het gehoor. Verder volgt uit het strafrechtelijk voortraject dat eiser kennelijk kwetsbaar is en hij vanwege zijn zelfverwonding in een isoleercel is geplaatst.
[2] Het was in dit geval dus aan verweerder om ervoor te zorgen dat eiser tijdens het gehoor een advocaat tot zijn beschikking had, aldus eiser. -
Anders dan eiser stelt, is de rechtbank van oordeel dat verweerder er niet voor heeft hoeven zorgen dat eiser tijdens het gehoor de beschikking had over een advocaat. Eiser heeft namelijk tijdens het gehoor voorafgaand aan de oplegging van de maatregel van bewaring aangegeven dat hij geen advocaat wil en zo snel mogelijk weg wil.
[3] Dit heeft eiser eerder ook tijdens de ophouding aangegeven.[4] Verder acht de rechtbank van belang dat eiser eerder tweemaal in bewaring is gesteld, zodat hij op de hoogte is van de procedure. Dat een opmerking in het strafrechtelijk voortraject is gemaakt over eisers gestelde kwetsbaarheid leidt niet tot een andere conclusie. Van eisers gestelde kwetsbaarheid is verder ook geen onderbouwing. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een schending van eisers recht op rechtsbijstand.
‘Natte’ handtekening
-
Verder voert eiser aan dat geen sprake is van een rechtsgeldig besluit tot oplegging van de maatregel van bewaring. De maatregel van bewaring is namelijk met een ‘natte’ handtekening ondertekend, zodat deze niet gecontroleerd kan worden. Hoewel sprake was van een landelijke storing bij verweerder en digitale ondertekening tijdelijk niet mogelijk was, blijkt uit andere zaken dat de storing voor het eind van de dag was verholpen. Verweerder had hier dan ook op moeten wachten, zodat hij de maatregel van bewaring digitaal kon ondertekening, aldus eiser.
-
Een rechtsgeldige maatregel van bewaring komt op grond van artikel 5.3. van het Vb
[5] pas tot stand als deze is gedagtekend, ondertekend en met redenen is omkleed. Een maatregel van bewaring treedt verder pas in werking als deze is uitgereikt.[6] De rechtbank is van oordeel dat de ondertekening van de maatregel van bewaring met een ‘natte’ handtekening, naast een elektronische handtekening, nog altijd een mogelijkheid blijft. De rechtbank ziet in hetgeen eiser aanvoert niet in waarom dat niet langer zou kunnen. Dit blijkt verder ook niet uit enige wet- of regelgeving.
Ambtshalve toets
- Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
-
Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
-
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond; en wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 11 juli 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Proces-verbaal van voorgeleiding na aanhouding van 2 juli 2025, p. 1 en 2 van 3.
Proces-verbaal van gehoor van 2 juli 2025, p. 2 van 7.
Proces-verbaal van ophouding en onderzoek van 2 juli 2025, p. 1 van 4.
Vreemdelingenbesluit 2000.
ABRvS 12 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2278.