ECLI:NL:RBDHA:2025:12324 - Rechtbank Den Haag - 10 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.30230
V-nummer: [V-nummer] , (gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en
Procesverloop
Bij besluit van 25 april 2025 heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 10 juli 2025 gesloten.
Overwegingen
-
Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2005 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
-
Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
-
De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 8 mei 2025.
[3] Vervolgens is een vervolgberoep ingediend. Uit de laatste uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 3 juni 2025[4] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 2 juni 2025, rechtmatig was. Daarom ziet de beoordeling nu op het voortduren van de maatregel van bewaring sinds 2 juni 2025. -
Eiser voert aan dat er geen zicht is op uitzetting naar Algerije binnen een redelijk termijn. Volgens eiser vinden er geen presentaties meer plaats indien de nationaliteit niet is bevestigd. In dat verband verwijst eiser naar een andere zaak, waaruit zou blijken dat presentatie enkel nog plaatsvindt bij gedocumenteerde zaken of wanneer de nationaliteit is vastgesteld. Eiser wijst erop dat verweerder uitsluitend schriftelijk rappelleert, meest recent op 21 mei 2025. Omdat de consul volgens eiser niet reageert op schriftelijke rappels, bestaat er geen zicht op uitzetting. Door na te laten direct contact op te nemen met de consul, wordt bovendien niet voldoende voortvarend gehandeld.
-
De rechtbank overweegt allereerst dat er in zijn algemeenheid zicht op uitzetting naar Algerije bestaat. Voorts stelt de rechtbank vast dat verweerder op 24 juni 2025 en op 4 juli 2025 uitzettingshandelingen heeft verricht door een rappel te sturen naar de Algerijnse autoriteiten in verband met de lp
[5] -aanvraag en met eiser een vertrekgesprek te voeren. In hetgeen eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijk termijn. De omstandigheid dat de Algerijnse autoriteiten nog niet hebben gereageerd op de lp-aanvraag, ondanks het versturen van rappels, is daarvoor onvoldoende. Daarbij geldt dat de Algerijnse autoriteiten niet te kennen hebben gegeven dat zij in het geval van eiser geen lp zullen afgeven. Ook is niet gebleken dat eiser enige poging heeft ondernomen om zijn nationaliteit aan te tonen, terwijl het aan hem is om actief en volledig mee te werken aan zijn uitzetting. Tijdens het vertrekgesprek op 24 juni 2025 heeft eiser verklaard dat hij wel wil terugkeren, maar eerst wacht op documenten die mogelijk door een vriend zouden kunnen worden aangeleverd. Eiser heeft aangegeven hierbij geen hulp nodig te hebben en geen gebruik te willen maken van vrijwillige terugkeer via de Internationale Organisatie voor Migratie. Daarmee heeft eiser geen duidelijke stappen gezet om zijn vertrek daadwerkelijk mogelijk te maken. Met de door hem aangehaalde passage uit een andere zaak heeft eiser bovendien niet aannemelijk gemaakt dat in het geheel geen presentaties plaatsvinden indien de nationaliteit niet is bevestigd. De rechtbank is ambtshalve bekend met het feit dat ook in de periode na maart 2024 regelmatig lp’s zijn afgegeven door de Algerijnse autoriteiten, ook aan ongedocumenteerden. De rechtbank is dan ook niet gebleken dat het lp-traject op niets zal uitlopen. Gelet op het voorgaande werkt verweerder voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser. -
De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
-
Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
-
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het beroep ongegrond;
-
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 10 juli 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier en openbaar gemaakt door middel van publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Vreemdelingenwet 2000.
Op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw.
ECLI:NL:RBDHA:2025:7993.
ECLI:NL:RBDHA:2025:9780.
Laissez-passer.