Uitspraak inhoud

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 23/9110

[naam eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: [persoon A] ),

en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Mahler).

Inleiding

Bij besluit van 14 november 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een visum voor kort verblijf afgewezen.

Bij besluit van 31 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft op 16 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2024. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tevens is verschenen [naam referent] (referent).

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding

  1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1981 en heeft de Guinese nationaliteit. Zij heeft op 18 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een visum voor kort verblijf met als doel om in Nederland referent – haar echtgenoot – te bezoeken.

  2. In het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen omdat zij het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond. Ook heeft zij haar voornemen om tijdig terug te keren naar Guinee volgens verweerder onvoldoende aannemelijk gemaakt.

Het bestreden besluit

  1. Op 19 december 2022 heeft referent bezwaar ingediend, door verweerder ontvangen op 21 december 2022. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat het bezwaar van eiseres buiten de wettelijke bezwaartermijn is ingediend. Het bezwaar is om die reden kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De reden voor het te laat indienen van het bezwaarschrift, namelijk dat referent zich heeft vergist in de berekening van het bezwaartermijn, acht verweerder niet verschoonbaar.

Beroepsgronden

  1. Eiseres stelt in haar beroepschrift dat zij niet begrijpt waarom de aanvraag is afgewezen. De afwijzing van haar aanvraag tot afgifte van het visum voor kort verblijf is onterecht omdat referent over voldoende middelen van bestaan beschikt, een eigen woonruimte heeft en dat geen sprake is van schulden of psychosociaal problematiek. De rechtbank begrijpt dit zo dat eiseres meent dat verweerder ten onrechte niet inhoudelijk haar bezwaar tegen de afwijzing van haar visumaanvraag heeft behandeld door het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Ter zitting is namens eiseres aangevuld dat de termijnoverschrijding is veroorzaakt door de persoonlijke omstandigheden en beperkte zelfredzaamheid van referent (die de visumaanvraag en het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag heeft ingediend) en dat de beslissing via omwegen en met vertraging bij hem is beland.

Juridisch kader

5.1. Op grond van artikel 69, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift, in afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), vier weken. Deze termijn vangt op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb, aan met ingang van de dag na die waarop het besluit is bekendgemaakt. In artikel 6:9 van de Awb is bepaald dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen of, bij verzending per post, als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

5.2. In artikel 6:11 van de Awb is bepaald dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Beoordeling door de rechtbank

  1. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres niet tijdig bezwaar heeft ingesteld tegen de afwijzing van haar visumaanvraag.

  2. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift achterwege had moeten blijven omdat verweerder redelijkerwijs niet kon oordelen dat eiseres in verzuim is geweest. De bewijslast in dit verband rust op de indiener van het bezwaar. Het is dus aan eiseres om feiten en omstandigheden naar voren te brengen, en die te onderbouwen, op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De rechtbank is van oordeel dat de termijnoverschrijding in geval van eiseres verschoonbaar is en overweegt daartoe als volgt.

8.1. Op grond van recente rechtspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) van 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31, wordt bij de beoordeling van de verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding meer rekening dan voorheen gehouden met bijzondere omstandigheden. Bij bijzondere omstandigheden kan het gaan om persoonlijke omstandigheden, bijvoorbeeld psychisch onvermogen, ernstige ziekte of ongeval van de indiener of ziekte of overlijden van diens naasten, of om externe omstandigheden, zoals een natuurramp, een besmettelijke dierziekte op het bedrijf of een brand in de woning of in een bedrijfspand. Daarnaast kan niet tijdig indienen van een bezwaar- of beroepschrift niet aan de indiener worden toegerekend als deze daarvan geen verwijt kan worden gemaakt.

8.2. De rechtbank overweegt dat, zoals gebruikelijk is in visumzaken, niet eiseres maar de referent namens haar de handelingen heeft verricht om bezwaar in te stellen tegen het primaire besluit. Bij de beoordeling of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding dient dan ook gekeken worden naar de eventuele bijzondere omstandigheden van referent. Referent heeft in dit verband ter zitting gewezen op zijn gebrek aan zelfredzaamheid. Hij verblijft en werkt weliswaar al twintig jaar in Nederland maar heeft – zo bleek ook ter zitting – veel moeite met de Nederlandse taal en meer in het algemeen heeft hij moeite om zich uit te drukken. Hij heeft daarom bij de visumaanvraag hulp gezocht bij een vrijwilligersorganisatie.

8.3. Daarnaast vindt de rechtbank van belang dat het bestreden besluit weliswaar door verweerder is uitgereikt op 15 november 2022, maar pas later door referent is ontvangen. In Guinee is geen Nederlandse ambassade aanwezig waar een visum voor kort verblijf aangevraagd kan worden. Daarom heeft de zus van eiseres, die in Senegal woont, de aanvraag voor haar ingediend bij de Nederlandse ambassade in Senegal. Als gevolg daarvan heeft de zus van eiseres de afwijzing van de visumaanvraag op 15 november 2022 ontvangen. Referent heeft vervolgens de afwijzing via eiseres op zijn telefoon ontvangen en is daarmee naar (vrijwilligersorganisatie) Zuidplein Direct gegaan, die hem vervolgens heeft doorgestuurd naar House of Hope. Deze laatstgenoemde organisatie heeft hem vervolgens geholpen om bezwaar te maken tegen de afwijzing van de visumaanvraag. Hoewel de termijn om bezwaar te maken op het moment dat referent de afwijzing ontving nog niet verstreken was, had verweerder naar het oordeel van de rechtbank, mede gelet op de slechts geringe termijnoverschrijding van een paar dagen, wel rekening moeten houden met deze omstandigheden die logischerwijs tot vertraging van het indienen van het bezwaarschrift hebben geleid. In reactie op de herstelverzuimbrief van 22 maart 2023, waarin de ontvangst van het bezwaarschrift is bevestigd en is gevraagd naar redenen voor het indienen van het bezwaarschrift na afloop van de voorgeschreven termijn van vier weken, heeft referent hier ook al op gewezen.

8.4. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder vanuit het oogpunt van dienstbaarheid rekening had moeten houden met het belang van eiseres om een inhoudelijke reactie op haar bezwaar te ontvangen. Verweerder had eiseres er op zijn minst op kunnen wijzen dat zij een nieuwe visumaanvraag moest indienen (en tegen een nieuwe afwijzing bezwaar zou moeten maken) als zij een achterliggende redenen voor de afwijzing wenste te vernemen. De afwijzing van de visumaanvraag is namelijk, zoals gebruikelijk, slechts een kruisjesformulier waarop in geval van eiseres is aangekruist dat het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende zijn aangetoond en dat er redelijke twijfel bestaat over haar voornemen om het grondgebied van de lidstaten vóór het verstrijken van het visum weer te verlaten. In de standaardmotivering onder de aanvullende opmerkingen wordt evenmin ingegaan op de achterliggende redenen om de visumaanvraag af te wijzen. Eiseres en referent zijn dus nog altijd niet bekend met de redenen voor afwijzing van de visumaanvraag en zonder inhoudelijke reactie op haar bezwaarschrift kan eiseres niet achterhalen waarom verweerder haar visumaanvraag heeft afgewezen. Dat eiseres niet is benadeeld door het niet-ontvankelijk verklaren van het bestreden besluit omdat zij een nieuwe aanvraag kan indienen, zoals verweerder ter zitting heeft gesteld, volgt de rechtbank daarom niet. Zonder inhoudelijke onderbouwing van de afwijzing van haar eerste visumaanvraag zal een tweede aanvraag wederom afgewezen worden.

8.5. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder alle omstandigheden in samenhang bezien onvoldoende heeft meegewogen bij de beoordeling. Er is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een situatie waarin de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het beroep is gegrond.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikelen 3:2 en 7:2 van de Awb. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.

  2. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak. Verweerder dient, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, alsnog inhoudelijk te beslissen op het bezwaar van eiseres.

  3. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het beroep gegrond;

  • vernietigt het bestreden besluit van 31 juli 2023;

  • draagt verweerder een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;

  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Boesman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2025.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.