Uitspraak inhoud

Bestuursrecht

zaaknummers: SGR 22/2841, 22/2842 en 22/2844

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres] Inc., gevestigd te [plaats 1] (de Filipijnen), eiseres

(gemachtigde: mr. L.S.E. Hinrichs),

en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

(gemachtigde: mr. L.C. Kuppens).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: de vereniging [derde-partij] uit [plaats 2] (gemachtigde: mr. K. Boele).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 20 maart 2018 (hierna: de primaire besluiten) heeft verweerder aan eiseres een bestuurlijke boete, een last onder dwangsom en een waarschuwing preventieve stilleging van werk opgelegd, vanwege overtredingen van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (hierna: Wml).

Bij afzonderlijke besluiten van 22 maart 2022 (hierna: de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.

De derde-partij heeft een reactie ingediend.

Eiseres heeft nadere stukken ingediend.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft de beroepen op 8 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] namens eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van verweerder, [naam 2] namens de derde-partij en de gemachtigde van de derde-partij.

Overwegingen

Waar gaan deze zaken over?

Relevante wet- en regelgeving.

Ten aanzien van formele geschilpunten.

Wat vindt eiseres?

Wat is het oordeel van de rechtbank?

Ten aanzien van de bestuurlijke boete (SGR 22/2842)

Wat vindt eiseres?

Eiseres wijst er verder op dat er geen sprake was van een ‘dienstverband’. Zij voert daartoe aan dat een arbeidsverplichting tussen eiseres en de bemanningsleden ontbreekt. Het is niet duidelijk waaruit verweerder een arbeidsverplichting heeft afgeleid. De arbeidsverplichting bestaat dan wel met [bedrijfsnaam 2] als ‘principal’, dan wel met [bedrijfsnaam 1] , bij wie de werkzaamheden feitelijk zijn uitgevoerd. Zij voert verder aan dat een gezagsverhouding ontbreekt, want ook die ligt bij de ‘principal’. Eiseres heeft in haar rol als ‘agent’ ook geen bevoegdheid tot het nemen van disciplinaire maatregelen ten aanzien van de bemanningsleden en zij was niet in staat om de arbeidsduur- en plaats te bepalen. Dit ligt allemaal, net als de selectie van de bemanningsleden, bij de ‘principal’. Tot slot voert eiseres aan dat op haar geen loonbetalingsverplichting rustte. Dit is eveneens door de ‘principal’ uitgevoerd. Eiseres was op grond van dwingend Filipijns recht alleen verplicht om een deel van de salarissen namens de ‘principal’ uit te betalen aan verwanten in de Filippijnen.

Eiseres stelt dat verweerder haar rol als ‘agent’ naar Filipijns recht onvoldoende zorgvuldig heeft beoordeeld. Ook heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom op basis van de onderliggende stukken tot de bestreden besluiten is gekomen. Eiseres betoogt verder dat verweerder de verklaring van 2 maart 2017 van de heer Vergouwen, directeur van [bedrijfsnaam 1] , en het gespreksverslag van een gesprek van 23 maart 2017 met de consul en ATN Officer/Attache verbonden aan de Filipijnse ambassade in Den Haag ten onrechte bij de besluitvorming heeft betrokken. Zo is de directeur van [bedrijfsnaam 1] geen deskundige op het gebied van het (Filipijnse) overeenkomstenrecht en heeft hij een groot belang om zelf geen boete opgelegd te krijgen. Ten aanzien van het gespreksverslag wijst eiseres erop dat zij niet kan controleren of de inhoud hiervan klopt.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

Is de Wml van toepassing?

Is eiseres de overtreder?

De hoogte van de boete.

Verweerder kan omwille van de rechtseenheid en rechtszekerheid beleid vaststellen en toepassen over het wel of niet opleggen van een boete en het bepalen van de hoogte daarvan. Ook als de rechter het beleid niet onredelijk heeft bevonden, moet verweerder bij de toepassing daarvan in een individueel geval beoordelen of die toepassing in overeenstemming is met de hiervoor bedoelde wettelijke eisen die zijn gesteld aan de uitoefening van de boetebevoegdheid. Steeds moet de boete, zo nodig in aanvulling op of in afwijking van het beleid, zo worden vastgesteld dat deze evenredig is. De rechter toetst het besluit van het bestuursorgaan zonder terughoudendheid.

In situaties waarin verwijtbaarheid volledig ontbreekt, bestaat geen grond voor boeteoplegging. Die situatie doet zich in elk geval voor als de overtreder aannemelijk heeft gemaakt dat hij alles wat redelijkerwijs mogelijk was heeft gedaan om de overtreding te voorkomen. Een verminderde mate van verwijtbaarheid kan aanleiding geven de boete te matigen. Daarbij kan een rol spelen dat uit feiten en handelingen blijkt dat de overtreding niet opzettelijk is begaan.[9]

De last onder dwangsom (SGR 22/2841)

Wat vindt eiseres?

Wat is het oordeel van de rechtbank?

De waarschuwing preventieve stilleging werk (SGR 22/2844)

Wat vindt eiseres?

Wat is het oordeel van de rechtbank?

Ten aanzien van alle drie de zaken

Stapeling van maatregelen.

Redelijke termijn.

Conclusie.

Beslissing

De rechtbank:

Deze uitspraak is gedaan door mr. R. H. Smits, voorzitter, mr. M.D. Gunster en mr. P.T. Hebly, leden, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2023.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

BIJLAGE

Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag

Artikel 2

1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt onder dienstbetrekking verstaan de dienstbetrekking krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

(…).

Artikel 4

1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt onder werknemer verstaan de natuurlijke persoon, die in dienstbetrekking staat.

2. Wie zijn dienstbetrekking niet binnen het Rijk vervult, wordt slechts als werknemer beschouwd, indien hij binnen het Rijk woont en zijn werkgever eveneens binnen het Rijk woont of gevestigd is. Voor zover een werkgever binnen het Rijk een vaste inrichting voor de uitoefening van zijn bedrijf of beroep of een binnen het Rijk wonende of gevestigde vaste vertegenwoordiger heeft, wordt hij voor de toepassing van de vorige volzin gelijkgesteld met een binnen het Rijk gevestigde werkgever.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat personen, die niet binnen het Rijk wonen, ook als werknemer worden beschouwd, voor zover zij hun dienstbetrekking buiten het Rijk vervullen.

4. Voor de toepassing van de vorige leden worden schepen en luchtvaartuigen, welke binnen het Rijk hun thuishaven hebben, ten opzichte van de werkgever en de bemanning beschouwd als deel van het Rijk.

Artikel 5

1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt onder werkgever verstaan de persoon, tot wie een werknemer in dienstbetrekking staat.

(…).

Artikel 7

1. De werknemer die de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt heeft voor de arbeid door hem in dienstbetrekking verricht, jegens de werkgever recht op een loon ten minste tot het bedrag, bij of krachtens de volgende artikelen onder de benaming minimumloon vastgesteld.

Artikel 18b

1. Als overtreding wordt aangemerkt:

a. het door een werkgever niet of onvoldoende nakomen van de op hem rustende verplichting tot girale voldoening van het minimumloon, bedoeld in artikel 7 en 7a;

(…).

Burgerlijk Wetboek Boek 7

Artikel 610

1. De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.

(…).

Beleidsregel bestuursrechtelijke handhaving Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag 2016

Artikel 1

1. Indien een werkgever de op hem rustende verplichting, bedoeld in artikel 7 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, niet of onvoldoende nakomt, wordt hem per werknemer ten aanzien van wie de overtreding is begaan een bestuurlijke boete opgelegd waarvan de hoogte wordt bepaald aan de hand van onderstaande tabel.

Artikel 4

1. Indien de werkgever een bestuurlijke boete is opgelegd wegens het niet nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 1, eerste lid, wordt hem tevens een last onder dwangsom opgelegd. De hoogte van de dwangsom wordt bepaald aan de hand van de onderstaande tabel.

(…).

4. Het maximale bedrag dat een werkgever per werknemer aan dwangsom kan verbeuren bedraagt € 40.000,-.

Thans: de Nederlandse Arbeidsinspectie.

Uitspraken van de Afdeling van 5 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2645, en van 17 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1235.

Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak van de Afdeling van 17 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1235.

Eiseres wijst daarbij op de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1973.

ECLI:NL:RVS:2019:1235.

Burgerlijk Wetboek.

Zie ook artikel 7:690 van het BW.

Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 14 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2320.

Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 7 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1622.

ECLI:NL:RVS:2022:1973.

Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2016:252, ECLI:NL:RVS:2016:1261 en ECLI:NL:RVS:2023:913.

ECLI:NL:RVS:2019:1235.

ECLI:NL:RVS:2023:913.

ECLI:NL:HR:2008:BD0191.

ECLI:NL:HR:2016:252, ro. 3.9.1.

ECLI:NL:HR:2016:252, ro. 3.10.2.


Voetnoten

Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 14 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2320.