Artikel 5:46 (Hoogte en afstemming bestuurlijke boete)
1. De wet bepaalt de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
2. Tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, stemt het bestuursorgaan de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
3. Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
4. Artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. De wet bepaalt de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
Dit betekent dat de wet vaststelt welk maximumbedrag aan bestuurlijke boete kan worden opgelegd voor een specifieke overtreding.
2. Tenzij de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, stemt het bestuursorgaan de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuursorgaan houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
Dit betekent dat, behalve als de hoogte van de bestuurlijke boete al precies is vastgelegd in een wettelijk voorschrift, het bestuursorgaan de boete moet aanpassen. Deze aanpassing gebeurt op basis van hoe ernstig de overtreding is en in hoeverre de overtreder hiervan een verwijt kan worden gemaakt. Indien nodig houdt het bestuursorgaan hierbij ook rekening met de specifieke omstandigheden waaronder de overtreding heeft plaatsgevonden.
3. Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
Dit betekent dat zelfs als de hoogte van de bestuurlijke boete is vastgelegd in een wettelijk voorschrift, het bestuursorgaan toch een lagere boete moet opleggen. Dit gebeurt als de overtreder aannemelijk kan maken dat de vastgestelde boete, vanwege bijzondere omstandigheden, te hoog uitvalt.
4. Artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent dat artikel 1, lid 2, van het Wetboek van Strafrecht op een vergelijkbare manier van toepassing is. Dit artikel bepaalt dat bij een wijziging van wetgeving na het plegen van de overtreding, de voor de overtreder meest gunstige bepaling geldt.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2014:685 - Draagkracht bij bestuurlijke boete: ook belastingschulden tellen mee - 27 maart 2014
Bij het opleggen van een bestuurlijke boete moet de rechter de actuele draagkracht van de overtreder beoordelen. Een slechte financiële positie, zelfs als die is veroorzaakt door de te betalen belastingschulden zelf, is een relevante omstandigheid die niet zomaar genegeerd mag worden voor boetematiging.