Uitspraak inhoud

Parketnummer: 13/208031-25

Datum uitspraak: 1 oktober 2025

UITSPRAAK

op de vordering van 15 juli 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).[1] Dit EAB is uitgevaardigd op 22 oktober 2021 door the Public Prosecutor of Nanterre, Frankrijk (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:

[opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedag] 1980 in [geboorteplaats] (Sovjet-Unie), ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [BRP-adres] ,

hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1 Procesgang

Zitting 3 september 2025

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 3 september 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door haar raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat in Haarlem.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst voor bepaalde tijd om te wachten op een terugkeergarantie voor de opgeëiste persoon, die de officier van justitie reeds bij de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft opgevraagd.

Zitting 17 september 2025

De behandeling van het EAB is – met instemming van partijen – in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 17 september 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door haar raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat in Haarlem. De raadsman heeft verzocht om aanhouding van het onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd om de verzetprocedure in Frankrijk af te wachten. Op 6 januari 2026 zal een nieuwe behandeling van de zaak in Frankrijk plaatsvinden. De rechtbank heeft dit verzoek om aanhouding afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat van een uitzonderlijke omstandigheid als bedoeld in artikel 22, vierde lid, van de Overleveringswet (OLW) geen sprake is.

De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2 Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Russische nationaliteit heeft.

3 Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een judgement in absentia rendered on 15 March 2021 by the 13th chamber of the criminal court of Nanterre.

De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.

Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB.[3]

4 Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.

Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat

i. het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en zij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over haar recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij zij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en

opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen zij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.

Het EAB vermeldt in het EAB in onderdeel d):

“The person was not personally served with the decision, but

  • The person will be personally served with the decision without delay after the surrender; and
  • When served with the decision, the person will be expressly informed of his or her right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which allows the original decision being reversed; and The person will be informed of the timeframe within which he or she has to request a retrial or appeal, which will be 10 days, indeed the person may appeal if he or she wishes and thus be heard by the court of appeal.

The person may file an appeal, in this case, the original decision shall be cancelled and he or she shall be retried for the offences. He or she shall be presented to a judge (liberty and custody judge) who shall decide whether or not the person shall remain in custody until his or her new hearing, based on the arrest warrant.”

Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor.

Dit betekent dat de veroordeling niet onherroepelijk is zodat ook de weigeringsgrond van artikel 6a, eerste lid, OLW zich niet voordoet. Voor de toepassing van artikel 6, eerste lid, OLW moet het EAB worden verstaan als strekkende tot (verdere) vervolging (zie hierna onder 6.).

5 Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:

ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling. Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

6 Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6 OLW

De raadsman verzoekt de rechtbank om de opgeëiste persoon gelijk te stellen met een Nederlander om zo, in geval van veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering aan de uitvaardigende lidstaat, die straf vervolgens in Nederland te kunnen ondergaan.

Oordeel van de rechtbank

Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet op basis van artikel 6, derde lid, van de OLW zijn voldaan aan de volgende vereisten:

De eerste voorwaarde Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon aan de hand van de overgelegde stukken heeft aangetoond dat zij ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000 en daarmee een duurzaam verblijfsrecht heeft verworven. Uit een brief van de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) van 27 augustus 2025 blijkt dat de opgeëiste persoon sinds 13 augustus 2018 is geregistreerd als duurzaam verblijvend EU-burger. Het oorspronkelijk verblijfsrecht gaat terug tot 13 juli 2013. Aan deze voorwaarde is dus voldaan.

De tweede voorwaarde Het antwoord op de vraag over de verwachting of de opgeëiste persoon al dan niet haar recht op verblijf in Nederland verliest als gevolg van de opgelegde straf of maatregel, beoordeelt de rechtbank aan de hand van informatie van de IND. Uit de brief van de IND van 27 augustus 2025 volgt dat verblijfsbeëindiging voor de opgeëiste persoon niet aan de orde is. Ook aan de tweede voorwaarde is dus voldaan.

Garantie De opgeëiste persoon kan op grond van artikel 6, derde lid, OLW worden gelijkgesteld met een Nederlander. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon heeft immers het centrum van haar gezinsleven en haar belangen in Nederland gevestigd.[4] De overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer gegarandeerd is dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, deze straf in Nederland mag ondergaan.

De rechtbank van Nanterre in Frankrijk heeft op 5 september 2025 de volgende garantie gegeven:

“Mevrouw [opgeëiste persoon] is schuldig verklaard aan de haar ten laste gelegde feiten en veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar wegens een wanbedrijf, bij verstekvonnis uitgesproken door de 13e kamer van de correctionele rechtbank van Nanterre op 15 maart 2021. (…)

Per e-mail van 5 september 2025 heeft u verzocht om de toekenning van de terugkeergarantie, zoals bedoeld in artikel 5, lid 3, van het Kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees arrestatiebevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (2002/584/JBZ) en artikel 6, lid 1 van de Overleveringswet, volgens welke de overlevering van een Nederlands staatsburger aan een lidstaat van de Europese ten behoeve van strafvervolging alleen wordt toegestaan indien is gewaarborgd dat, na het opleggen van een vrijheidsstraf of een andere onherroepelijke sanctie, de verzoekende lidstaat toestaat dat de persoon wordt overgebracht naar de uitvoerende lidstaat.

In dit verband heb ik de eer u mee te delen dat wij ons akkoord geven dat [opgeëiste persoon] , indien zij dat wenst, naar Nederland wordt overgebracht zodra het vonnis dat tegen haar is uitgesproken, onherroepelijk is geworden, opdat zij haar straf kan ondergaan waartoe zij is veroordeeld, overeenkomstig de hierboven vermelde bepalingen.”

De raadsman heeft gewezen op het feit dat deze garantie een gevangenisstraf van drie jaar vermeldt, terwijl het EAB een gevangenisstraf van één jaar vermeldt. De rechtbank constateert dat de genoemde gevangenisstraf van drie jaar in deze garantie een kennelijke verschrijving betreft. Het EAB en het A-formulier vermelden beide een gevangenisstraf van één jaar en een maximumstraf van drie jaar. De rechtbank overweegt ten overvloede dat ook al zou geen sprake zijn van een kennelijke verschrijving, dit geen invloed heeft op de genoegzaamheid van de garantie.

Deze garantie is dan ook naar het oordeel van de rechtbank voldoende.

7 Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8 Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9 Beslissing

STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan the Public Prosecutor of Nanterre, Frankrijk voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Vegter, voorzitter, mrs. O.P.M. Fruytier en M. Scheeper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.S. Haas, griffier, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 1 oktober 2025.

Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Zie artikel 23 OLW.

Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.

Zie onderdeel e) van het EAB.

Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 juni 2023, C-700/21, O. G. (Mandat d’arrêt européen à l’encontre d’un ressortissant d’un État tiers), ECLI:EU:C:2023:444, punt 64.


Voetnoten

Zie artikel 23 OLW.

Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.

Zie onderdeel e) van het EAB.

Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 juni 2023, C-700/21, O. G. (Mandat d’arrêt européen à l’encontre d’un ressortissant d’un État tiers), ECLI:EU:C:2023:444, punt 64.