ECLI:NL:RBAMS:2025:7112 - Rechtbank Amsterdam - 9 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Parketnummer: 13/162503-25
Datum uitspraak: 9 september 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 27 mei 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
[de opgeëiste persoon] geboren op [geboortedag] 1995 in [geboorteplaats] , ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.
1 Procesgang
Zitting 24 juli 2025 De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 24 juli 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. B. Th. Nooitgedagt, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd.
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.
Zitting 7 augustus 2025 De rechtbank zou op 7 augustus 2025 ter zitting tussenuitspraak doen. De opgeëiste persoon is op zitting verschenen. Zijn raadsman, mr. B. Th. Nooitgedagt, advocaat in Amsterdam, is niet verschenen. De opgeëiste persoon heeft ter zitting een ‘Verklaring - Afstand van terugkeergarantie’ ondertekend. De rechtbank heeft deze aanvullende informatie ontvangen en besloten dat dit aanleiding gaf om toch geen tussenuitspraak te doen en het onderzoek ter zitting te heropenen.
Zitting 26 augustus 2025 De behandeling van het EAB is – met instemming van partijen – in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 26 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. B. Th. Nooitgedagt, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken.
2 Identiteit van de opgeëiste persoon
Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
3 Grondslag en inhoud van het EAB
3.1 Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een executie-EAB. België heeft besloten tot herroeping van de proeftijd van twee veroordelingen en daarmee tot tenuitvoerlegging van de in die zaken opgelegde gevangenisstraffen. Er is verzet ingesteld tegen de twee beslissingen tot herroeping. Ook is het recht op herroeping mogelijk verjaard in België. De verzetprocedure moet worden afgewacht. De overlevering moet worden geweigerd, omdat er geen voor tenuitvoerlegging vatbare vonnissen aan het EAB ten grondslag liggen.
3.2 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzetprocedure geen onderdeel uitmaakt van de in de OLW beschreven toets. Alleen de in het EAB beschreven onherroepelijke vonnissen waarbij aan de opgeëiste persoon een straf is opgelegd, vallen onder die toets. De rechtbank moet uitgaan van de wens van de uitvaardigende justitiële autoriteit dat de opgeëiste persoon moet worden overgeleverd voor de tenuitvoerlegging van de straf.
3.3 Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB vermeldt:
Het EAB vermeldt verder dat de opgeëiste persoon bij het voornoemde vonnis van 21 januari 2019 is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf voor de duur van vijf jaar, waarvan nog 1.552 dagen resteren, en bij het vonnis van 3 juli 2017 tot een vrijheidsbenemende straf van 30 maanden, waarvan nog 704 dagen resteren.
In onderdeel f) van het EAB en in de aanvullende informatie van 8 juli 2025 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit uitgelegd dat de twee vonnissen op tegenspraak zijn gewezen, dat de opgeëiste persoon persoonlijk aanwezig is geweest op de zittingen die tot die vonnissen hebben geleid en hij daarbij tevens is bijgestaan door een raadsman. Dit heeft de opgeëiste persoon op 24 juli 2025 ter zitting bevestigd.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in onderdeel f) van het EAB nadere uitleg gegeven over het aanvankelijke voorwaardelijke karakter van voornoemde straffen (het zogenoemde probatie-uitstel). Daaruit blijkt dat de tenuitvoerlegging van de straffen is opgeschort, waarbij diverse probatievoorwaarden aan de opgeëiste persoon zijn opgelegd. In afwezigheid van de opgeëiste persoon heeft de rechtbank in Eerste Aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent vervolgens op 16 september 2020 en 3 mei 2021 vastgesteld dat de opgeëiste persoon deze voorwaarden niet is nagekomen en dat de strafrestanten ten uitvoer moeten worden gelegd.
Uit onderdeel d) van het EAB en uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 8 juli 2025 blijkt verder dat ten aanzien van de procedures waarbij is vastgesteld dat de opgeëiste persoon zijn probatievoorwaarden heeft geschonden een verzetgarantie is verstrekt. De raadsman heeft tijdens de zitting van 24 juli 2025 een e-mail van de Belgische advocaat van de opgeëiste persoon overgelegd waarin – kort gezegd – is gesteld dat de verzetprocedure ten aanzien van de herroepingen van de probatie van de opgeëiste persoon is ingezet en dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de strafrestanten in België mogelijk zijn verjaard (aldus de Belgische advocaat).
De rechtbank constateert dat daarmee op dit moment niet met zekerheid kan worden vastgesteld wat de grondslag van de verzochte overlevering is. In het bijzonder blijft onduidelijk of de overlevering wordt verzocht ter executie van de voornoemde in 2017 en 2019 inmiddels onherroepelijk aan de opgeëiste persoon in België opgelegde vrijheidsbenemende straffen, of dat het EAB strekt ter bewerkstelliging van de aanwezigheid van de opgeëiste persoon bij de verzetprocedures tegen de beslissingen waarbij de probatie van de opgeëiste persoon (nog niet onherroepelijk) is herroepen.
De beslistermijn ex artikel 22, eerste en derde lid, OLW biedt echter geen ruimte meer voor het inwinnen van nadere informatie over deze kwestie, omdat die termijn is verstreken. Om die reden zal de rechtbank de zaak afdoen in het voordeel van de opgeëiste persoon en de overlevering weigeren omdat het EAB niet genoegzaam is.
4 Slotsom
De rechtbank stelt vast dat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 2, tweede lid, onder c, OLW. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.
5 Beslissing
WEIGERTde overlevering van [de opgeëiste persoon] aan de Procureur des Konings in Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde in België. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter, mrs. M. Scheeper en A. Pahladsingh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.S. Haas, griffier, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 9 september 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
Zie artikel 23 OLW.
Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
Zie artikel 22 OLW.
De termijn van vrijheidsbeneming (en mogelijkheden tot verlenging daarvan) moeten in samenhang worden bezien met de wettelijke beslistermijn.