Terug naar bibliotheek
Rechtbank Amsterdam
ECLI:NL:RBAMS:2025:6876 - Overlevering aan Duitsland toegestaan ondanks facultatieve weigeringsgrond en Nederlandse nationaliteit - 17 september 2025
Uitspraak
ECLI:NL:RBAMS:2025:6876•17 september 2025
Essentie
De rechtbank Amsterdam staat toe dat een Nederlander wordt overgeleverd aan Duitsland voor lijstfeiten. De afgegeven terugkeergarantie wordt voldoende geacht. De rechtbank past de facultatieve weigeringsgrond voor in Nederland gepleegde feiten niet toe, omdat de vervolging en bewijsgaring in Duitsland zijn geconcentreerd.
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Parketnummer: 13-190712-25
Datum uitspraak: 17 september 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 15 juli 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).[1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 juni 2025 door het Amtsgericht Nürnberg, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
,
geboren in [geboorteplaats] ( Turkije ) op [geboortedag] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna 'de opgeëiste persoon'.
1 Procesgang
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 3 september 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Boskma, advocaat in Alkmaar.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd.[2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.
2 Identiteit van de opgeëiste persoon
Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
3 Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een arrestatiebevel van het Amtsgericht Nürnbergvan 23 juni 2025, met dossiernummer: 59 Gs 7551/25.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB.[3]
4 Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;
illegale handel in wapens, munitie en explosieven.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
5 De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon heeft immers het centrum van zijn gezinsleven en zijn belangen in Nederland gevestigd.[4]
Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Op 14 augustus 2025 is de volgende vraag gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
"With reference to the European Arrest Warrant (EAW) issued on 23 June 2025, concerning [opgeëiste persoon] , born on [geboortedag] 2001 in [geboorteplaats] ( Turkey ), I would like to ask you to provide me with some additional information.
[opgeëiste persoon] is a Dutch national and as a consequence, pursuant to Article 5, paragraph 3 of the Framework Decision on the European arrest warrant (2002/584/JHA), and Article 6, paragraph 1 of the Dutch Surrender Act, the surrender may only be authorized after it can be guaranteed that, in case the wanted person after the surrender is sentenced to an unconditional and irrevocable prison sentence in Germany, he will be allowed to carry out this punishment in the Netherlands (pursuant to the European Framework Decision 2008/909/JBZ). We kindly request this guarantee of return."
De Procureur van de Republiek in Nürnberg-Fürth heeft op 19 augustus 2025 de volgende garantie afgegeven:
"Voor zover de vervolgde na zijn onherroepelijke veroordeling door een Duitse rechtbank met het oog op de straftenuitvoerlegging met zijn terugzending naar Nederland instemt, wordt toegezegd dat:
*a) hij de straf daar kan uitzitten en*
*b) de straf, die de vervolgde opgelegd dient te worden, daar omgezet kan worden."*
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.
6 Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW
Het EAB ziet op feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo'n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren.[5]
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond. Ter onderbouwing hiervan heeft de officier van justitie erop gewezen dat de vervolging naar de strafbare feiten in Duitsland is aangevangen, dat de wapens en verdovende middelen in Duitsland in beslag zijn genomen, dat de medeverdachten in Duitsland zijn aangehouden en dat het Nederlandse Openbaar Ministerie niet voornemens is om de strafbare feiten te vervolgen.
De rechtbank stelt voorop dat aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn. Daarnaast is de gedachte achter de facultatieve weigeringsgrond als opgenomen in artikel 13 OLW dat voorkomen moet worden dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Gelet op het voorgaande en in het licht van de door de officier van justitie gegeven argumenten oordeelt de rechtbank dat de omstandigheid dat de feiten geacht worden geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd, onvoldoende aanleiding vormt om de weigeringsgrond van artikel 13 OLW toe te passen.
7 Slotsom
De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. De rechtbank staat daarom de overlevering toe.
8 Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.
10 Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan het Amtsgericht Nürnberg, Duitsland, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en C.M.S. Loven, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M.C. Hooibrink en D. Kloos, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 september 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
Zie artikel 23 Overleveringswet.
Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
Zie onderdeel e) van het EAB.
Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 juni 2023, C-700/21, O. G. (Mandat d'arrêt européen à l'encontre d'un ressortissant d'un État tiers), ECLI:EU:C:2023:444, punt 64.
Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW. - - - ## Voetnoten