Uitspraak inhoud

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd

Parketnummer: 13.665500.15

Proces-verbaal van de openbare behandeling ter terechtzitting van bovengenoemde rechtbank, op 4 september 2025.

Tegenwoordig zijn: mr. A. van Luijck, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. K.M. van Hassel en A.E. van Montfrans, rechters en mr. S. Pattiasina, griffier.

Het Openbaar Ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. J. Ang, officier van justitie.

De voorzitter doet de zaak uitroepen tegen na te noemen tot maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna ook te noemen de PIJ-maatregel of de maatregel) veroordeelde (hierna ook te noemen [veroordeelde 1] of de veroordeelde).

De veroordeelde, die bij de behandeling aanwezig is, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[veroordeelde 2] (de veroordeelde),

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1997, thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

Als raadsman van de veroordeelde is aanwezig mr. N.M. van Wersch, advocaat te Amsterdam.

Voorts is verschenen de vader van de veroordeelde en de deskundige [naam] , als reclasseringswerker verbonden aan SVG Reclassering.

De officier van justitie voert het woord, zakelijk weergegeven:

Het Openbaar Ministerie heeft twee vorderingen ingediend, te weten een vordering tot verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel en een vordering tot omzetting van de PIJ-maatregel in de maatregel terbeschikkingstelling. Tussen de rechtbank en het Openbaar Ministerie is verwarring ontstaan over welke vorderingen vandaag zouden moeten worden behandeld. Gezien er te weinig tijd is ingepland om de twee vorderingen te behandelen, verzoek ik u de behandeling van de twee vorderingen aan te houden tot een nog nader te bepalen zitting. Ik heb hier al met de raadsman over gebeld gisteren.

De raadsman van de veroordeelde voert het woord, zakelijk weergegeven:

Ik verzet me niet tegen aanhouding van de behandeling van de vorderingen. Wel vind ik dat de veroordeelde vandaag op vrije voeten moet worden gesteld. Het is een ingewikkelde casus. Ik stel mij op het standpunt dat de vordering tot omzetting van de PIJ-maatregel in de maatregel terbeschikkingstelling in beginsel niet de detentie van [veroordeelde 1] sinds begin augustus rechtvaardigt. Het hof heeft bij de beschikking van 1 mei 2025 bepaalt dat [veroordeelde 1] kon worden teruggeplaatst tot 1 augustus 2025. Artikel 6:6:32 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bepaalt dat een terugplaatsing niet meer mag bedragen dan een jaar. Dat jaar is verstreken. De vraag is of [veroordeelde 1] nu mag worden vastgehouden op basis van de omzettingsvordering. Ik betwist dat. De wet voorziet niet in situaties als onderhavige, wat mij betreft is er nu geen titel om hem in de PI te houden. Een onrechtmatige vrijheidsontneming is in strijd met artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Ik verzoek uw rechtbank daarom [veroordeelde 1] onmiddellijk in vrijheid te stellen. [veroordeelde 1] is welkom bij zijn ouders. Ik realiseer mij dat dat risico’s met zich meebrengt. Ik vind het wel van belang om te benadrukken dat die risico’s zich uiten door het gebruik van drugs. De indexdelicten zorgen niet voor een hoog recidiverisico. Een tijd bij zijn ouders geeft [veroordeelde 1] ook de kans om te laten zien dat hij het goed kan doen bij zijn ouders.

De veroordeelde verklaart, zakelijk weergegeven:

Ik wil heel graag terug naar mijn ouders. Ik ga mijn leven weer oppakken, ik heb van mijn fouten geleerd. Ik zou in de kledingwinkel van mijn moeder kunnen werken. Mijn ouders willen heel graag dat ik terug naar huis kom. Het is voor mij geen probleem om niet meer te blowen.

De voorzitter stelt de identiteit van de deskundige vast. De deskundige zegt dat hij is [naam] , als jeugdreclasseerder verbonden aan SVG Reclassering en aldaar domicilie kiezend en dat hij geen familie van veroordeelde is. De overige persoonsgegevens zijn bij de rechtbank bekend. De deskundige legt op de bij de wet voorgeschreven wijze de belofte af dat hij naar waarheid en geweten zal verklaren.

De deskundige antwoordt op vragen van de voorzitter, zakelijk weergegeven:

Het is een trieste constatering dat het niet is gelukt om [veroordeelde 1] op een passende plek te plaatsen. Eerder zag ik nog mogelijkheden om plekken om te onderzoeken. Die mogelijkheden zie ik nu niet meer. We hadden ook een WZD machtiging, maar ook op die titel is geen plek gevonden. De machtiging is inmiddels verlopen. Er wordt ook niet meer gezocht.

De officier van justitie voert het woord, zakelijk weergegeven:

Het Openbaar Ministerie stelt zich op het standpunt dat [veroordeelde 1] rechtsgeldig vast zit op grond van artikel 6:6:33 Sv. Artikel 6:6:33 lid 6 Sv bepaalt dat artikel 6:6:11 lid 4 Sv van toepassing is. Dat maakt dat bij tijdige indiening van een omzettingsvordering, zoals in onderhavige zaak is gedaan, de termijn van de maatregel blijft doorlopen tot onherroepelijk is beslist op de vordering.

De raadsman voert het woord en verklaart, zakelijk weergegeven:

Het kader dat de officier van justitie schetst, ziet op een andere situatie, namelijk op de situatie als de omzettingsvordering wordt ingediend tijdens de termijn van reguliere PIJ-maatregel. Daarvan is hier geen sprake.

De rechtbank:

Na beraad in raadkamer deelt de voorzitter als beslissing van de rechtbank mede dat de behandeling van de twee vorderingen wordt geschorst voor onbepaalde tijd. Het verzoek tot onmiddellijke invrijheidsstelling wijst de rechtbank af. De rechtbank heeft geconstateerd dat op dit moment sprake is van een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. De vorderingen zijn tijdig ingediend, hetgeen ertoe leidt dat de termijn van de maatregel doorloopt volgens artikel 6:6:32 lid 1 Sv. Dat de veroordeelde in een terugplaatsing zit in de zin van artikel 6:6:32 Sv maakt dat niet anders. Hoewel de wet niet voorziet in deze situatie, kent de wet kent daarover ook geen beperkingen.

De Verkeerstoren zal met de raadsman en de officier van justitie contact opnemen voor het inplannen van een nieuwe zittingsdatum. Voor deze zitting dienen te worden opgeroepen:

  • de veroordeelde en zijn ouders, met afschrift van de oproeping aan zijn advocaat,

  • de deskundigen:

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.