ECLI:NL:RBAMS:2025:6554 - Rechtbank Amsterdam - 5 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK AMSTERDAM
Civiel recht Kantonrechter
Zaaknummer: 11543517 \ CV EXPL 25-3054
Vonnis van 5 september 2025 (bij vervroeging)
in de zaak van
1 [eiser 1] ,
wonende te [woonplaats] , 2. [eiser 2], wonende te [woonplaats] , eisende partijen, hierna samen te noemen: [eisers] en individueel respectievelijk [eiser 1] en [eiser 2] , gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde] (H.O.D.N. [handelsnaam] ), gevestigd te [vestigingsplaats] , gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] , gemachtigde: mr. P.J. van den Boogaard.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding van 30 januari 2025 met producties;
-
het instructievonnis van 11 maart 2025;
-
het herstelexploot van 20 maart 2025, waarmee de dagvaarding opnieuw is betekend;- de conclusie van antwoord;
-
het instructievonnis van 20 juni 2025 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
-
de dagbepaling mondelinge behandeling.
1.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2025. [eiser 1] en [eiser 2] zijn verschenen, bijgestaan door J.T. Rijnen (tolk). [gedaagde] is verschenen bijgestaan door de gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1. Op 30 september 2024 heeft [eisers] [gedaagde] benaderd vanwege een lekkage aan het dak van haar huis. [gedaagde] heeft daarop een gratis dakinspectie aangeboden, die hij heeft uitgevoerd op 5 oktober 2024. Direct na de inspectie heeft hij mondeling geoffreerd voor reparatiewerkzaamheden ter hoogte van een totaalbedrag van € 1.750,00. Na akkoord van [eisers] heeft [gedaagde] direct reparatiewerkzaamheden verricht.
2.2. Op 13 oktober 2024 heeft [eisers] contact opgenomen met [gedaagde] omdat er nog steeds een lekkage bleek te zijn. Partijen hebben vervolgens diverse afspraken gemaakt waarbij [gedaagde] zou komen kijken naar het dak, maar deze afspraken zijn om verschillende redenen steeds niet doorgegaan.
2.3. Op 19 oktober heeft [eisers] een negatieve online review geplaatst over het bedrijf van [gedaagde] .
2.4. Op 29 oktober 2024 schrijft [eiser 1] in een Whatsapp bericht aan [gedaagde] het volgende:
“Just to let you know: 1.) we will be leaving another review 2.) we will be suing you for our money back. We are done with you.”
2.5. Op 30 oktober 2024 schrijft [eiser 2] het volgende per Whatsapp bericht aan [gedaagde] :
“Hello? I will be leaving a negative review of this is not resolved. It’s unacceptable to leave this when you know our roof is leaking. I would say I have been very patient up until now but this needs to be resolved.”
2.6. Op 14 november 2025 volgt er een whatsapp wisseling tussen [eiser 2] en [gedaagde] waarin onder meer het volgende wordt geschreven:
[ [eiser 2] ] “Hi, We had two roofing companies come to our house to inspect the roof at [adres] . They confirmed that the work you did was monkey work and not acceptable. You have two options: 1) you pay us back for the work you did 1750 euros 2) we are going to sue you for the money back for unacceptable work I have videos and pictures of everything and I will also leave a negative review that reflects all of this. […] I don’t want a conversation just choose either option 1 or option 2 [ [gedaagde] ] I would like photos of the work that is supposedly not good […] You send me the photos of what is wrong, I will refund it. [ [eiser 2] ] We’re done. We will go through the legal route to get our money back.
2.7. Op 6 december 2024 en 8 december 2024 heeft het bedrijf [naam eenmanszaak] het dak geïnspecteerd en daarvan een rapport gemaakt, inclusief een offerte voor diverse herstelwerkzaamheden in dat verband. 3. Het geschil
3.1. [eisers] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, een volledige terugbetaling van € 1.750,00 voor de onvoldoende uitgevoerde dakreparaties, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf dagvaarding, compensatie voor structurele en eigendomsschade, schade door gezondheid, verlies van gebruik en verhoogde reparatiekosten, in totaal € 5.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf dagvaarding, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2. [gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4 De beoordeling
Ambtshalve toetsing
4.1. Aangezien [eisers] als consument een overeenkomst heeft gesloten met [gedaagde] als handelaar, is het consumentenrecht van toepassing en moet de kantonrechter ambtshalve toetsen of [gedaagde] heeft voldaan aan zijn wettelijke verplichtingen in dit verband. De kantonrechter heeft daarom ter zitting onderzocht of [gedaagde] heeft voldaan aan zijn precontractuele informatieverplichtingen van artikel 6:230m lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) jo. 6:230t BW. De conclusie is dat daaraan is voldaan. Weliswaar is niet gebleken dat [gedaagde] [eisers] heeft gewezen op haar recht op ontbinding als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 sub h BW, maar partijen hebben beide bevestigd van oordeel te zijn dat het in de onderhavige situatie gaat om een overeenkomst tot het doen van dringende herstellingen als bedoeld in artikel 6:230p onder b BW, zodat er geen sprake is van een recht op ontbinding en daarmee ook geen schending van de informatieverplichting op dat punt. Voorts is niet gebleken dat [gedaagde] overige informatieplichten heeft geschonden, noch dat sprake is van oneerlijke bedingen in de afspraken tussen partijen.
Wat hebben partijen afgesproken?
4.2. Allereerst de vraag wat partijen zijn overeengekomen. Vast staat dat [eisers] contact heeft opgenomen met [gedaagde] omdat zij een lekkage had aan het dak van haar woning en die wilde laten verhelpen. Tijdens de inspectie heeft [gedaagde] geconstateerd dat er een gat in de dakbedekking van de (inpandige) dakgoot zat. Dit heeft hij aan [eiser 1] laten weten en vervolgens heeft hij mondeling geoffreerd het herstelwerk aan de dakgoot te kunnen doen voor een totaalbedrag van € 1.750,00 contant. Na akkoord van [eisers] heeft [gedaagde] de bedoelde werkzaamheden uitgevoerd.
4.3. [eisers] stelt dat partijen hiermee een resultaatsverbintenis zijn aangegaan, waarbij [gedaagde] de lekkage moest verhelpen. [gedaagde] heeft dit echter gemotiveerd betwist en aangevoerd dat er slechts een overeenkomst tot stand is gekomen voor de reparatiewerkzaamheden aan de dakgoot. Hij voert aan dat de offerte was gebaseerd op de werkzaamheden aan de dakgoot en verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar de factuur met daarin een overzicht van de verrichte werkzaamheden. Dat de offerte was gebaseerd op de reparatie aan de dakgoot wordt in zoverre ook niet betwist door [eisers] De kantonrechter is dan ook van oordeel dat, hoewel partijen bij het aangaan van de overeenkomst beide het eindresultaat van een niet lekkend dak voor ogen stond, [gedaagde] slechts een verbintenis is aangegaan ten aanzien van de reparatie van het lek in de dakgoot. Voor eventuele overige mogelijke oorzaken van de lekkage is geen afspraak gemaakt en daar heeft [eisers] ook niet voor betaald. Er kan dus ook geen sprake zijn van een tekortkoming in de nakoming daarvan.
Geen sprake van verzuim
4.4. [eisers] stelt ook dat [gedaagde] het werk aan de dakgoot niet deugdelijk heeft uitgevoerd. Ter zitting heeft [eisers] haar vordering en de grondslag daarvan verduidelijkt, in de zin – zo begrijpt de kantonrechter de vordering - dat zij de verbintenis tot nakoming heeft omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding en dat zij ten aanzien van de overige schade schadevergoeding vordert wegens een (toerekenbare) tekortkoming in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Een dergelijke vordering is op grond van artikel 6:87 en 6:74 lid 2 BW slechts toewijsbaar als de schuldenaar in verzuim is. Op grond van artikel 6:82 BW treedt het verzuim in wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft. Een ingebrekestelling is niet nodig als uit de houding van de schuldenaar blijkt dat aanmaning nutteloos zou zijn. In dat geval kan de schuldeiser volstaan met een schriftelijke mededeling waaruit blijkt dat de schuldenaar voor het uitblijven van de nakoming aansprakelijk wordt gesteld.
4.5. [gedaagde] heeft aangevoerd dat er geen sprake is van verzuim omdat hij nooit deugdelijk in gebreke is gesteld door [eisers] Gevolg hiervan is volgens [gedaagde] dat de vordering tot betaling van schadevergoeding reeds op die grond moet worden afgewezen. De kantonrechter is van oordeel dat er inderdaad niet is voldaan aan het vereiste van verzuim. Op [eisers] rust de stelplicht en bewijslast dat er sprake is van verzuim. Uit hetgeen [eisers] heeft gesteld blijkt weliswaar dat [eisers] via Whatsapp haar onvrede heeft geuit over de kwaliteit van het door [gedaagde] gedane werk en dat het probleem nog niet was opgelost, maar [eisers] heeft [gedaagde] niet aangemaand in de zin dat zij hem een laatste kans voor nakoming heeft gegeven en daartoe een termijn heeft gesteld. Dat zijn wel essentiële vereisten waaraan een ingebrekestelling (die bij niet opvolging leidt tot verzuim) op grond van artikel 6:82 BW moet voldoen. Wel heeft [eisers] twee keer gezegd terugbetaling te gaan vorderen via de rechter, maar dat is niet voldoende om deze mededelingen te kunnen kwalificeren als een ingebrekestelling. [eisers] heeft ook niet gesteld dat uit de houding van [gedaagde] zou blijken dat aanmaning nutteloos zou zijn of dat er anderszins sprake is van verzuim zonder ingebrekestelling. Ook op die grond kan dus niet worden geoordeeld dat sprake is van verzuim. Nu er niet is voldaan aan het voor de vordering tot betaling van schadevergoeding vereiste verzuim, kunnen de vorderingen van [eisers] tot betaling van schadevergoeding dus niet worden toegewezen.
Rapport [naam eenmanszaak]
4.6. Ten overvloede volgt nog een overweging over de door [eisers] gestelde slechte kwaliteit van het door [gedaagde] geleverde werk. [eisers] onderbouwt dit met het rapport van [naam eenmanszaak] . Daarin staat over (het werk aan) de dakgoot het volgende:
Dakgoot voorzijde De dakgoot aan de voorzijde is een stalen die met een EPDM membraam tot onder de dakpannen loopt. De achter opstand van de dakgoot is lager dan de vooropstand. In een later stadium heeft men in de goot waarschijnlijk door lekkage hier een bitumineuze plakstroken in aangebracht. Deze zijn niet tot onder de dakpannen door geplakt en is de opstand aan de achterzijde met kit afgedicht. Ook zijn de bestaande uitloop en noodoverstort niet opnieuw correct ingewerkt/afgewerkt maar met afgekit. Na blijvende lekkage heeft men getracht met niet waterbestendige kit de aansluiting van de afdekkappen met de bitumineuze plakstroken in de goot proberen af te dichten. […]
Los van hetgeen [gedaagde] hiertegen inhoudelijk heeft aangevoerd, blijkt uit het rapport van [naam eenmanszaak] dat het dak ook op 5 andere plekken gebreken vertoonde die de lekkage zouden kunnen hebben veroorzaakt. Ter zitting is gebleken dat het dak inmiddels voor een totaalbedrag van € 5.700,00 is hersteld door [naam eenmanszaak] . Het is daarom moeilijk om nog vast te stellen of de aanhoudende lekkage daadwerkelijk het gevolg was van het gestelde ondeugdelijk uitgevoerde werk aan de dakgoot door [gedaagde] . Dat geldt temeer omdat het rapport van [naam eenmanszaak] aan bewijskracht heeft ingeboet, aangezien zij uiteindelijk ook degene is geweest die het dak heeft hersteld.
De proceskosten
4.7. [eisers] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
5 De beslissing
De kantonrechter
5.1. wijst de vorderingen van [eisers] af,
5.2. veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 745,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V.L. van Well en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2025.
De griffier De kantonrechter