Uitspraak inhoud

Parketnummer: 13-161587-25

Datum uitspraak: 14 augustus 2025

UITSPRAAK

op de vordering van 6 juni 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).[1] Dit EAB is uitgevaardigd op 19 mei 2025 door de Procureur des Konings van Brussel, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:

[opgeëiste persoon] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003, ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [BRP-adres] ,

hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1 Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 31 juli 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.M. Hof, advocaat te Amsterdam.

De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd.[2]

Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2 Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3 Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een uitvoerbaar vonnis van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel van 14 mei 2025 met referentienummer 2025/3657.

In een e-mailbericht van 4 juli 2025 heeft het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) de volgende vragen gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:

“Naar aanleiding van het door u uitgevaardigde Europees aanhoudingsbevel (ref. Bureau FF4586125 – Vonnis 2025/3657) op 19-05-2025, tegen dhr. [opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedag] -2003 te [geboorteplaats] verzoek ik u om de volgende aanvullende informatie.

Kunt u mij de datum geven waarop het onderliggende vonnis van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel van 14-05-2025 onherroepelijk is geworden? (…)”

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij e-mail van 7 juli 2025 op dit informatieverzoek als volgt gereageerd:

“ [opgeëiste persoon] appealed the 2nd of June 2025. The judgment is, therefore, not definitive but [opgeëiste persoon] is still considered as detained for this file.

Op grond van deze informatie stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon op 2 juni 2025 hoger beroep heeft aangetekend tegen het vonnis dat dit vonnis nog niet onherroepelijk is, maar dat desondanks sprake is van een voor tenuitvoerlegging vatbare rechterlijke beslissing van de uitvaardigende justitiële autoriteit als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder c, OLW.

Het voorgaande betekent dat het EAB moet worden verstaan als strekkende tot (verdere) vervolging van de opgeëiste persoon voor de in het EAB vermelde feiten.

De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB.[3]

4 Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld onder nummer 5, te weten:

illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5 De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op 25 juli 2025 is daarom door de procureur des Konings van het Parket Brussel ten behoeve van de opgeëiste persoon een terugkeergarantie afgegeven. De opgeëiste persoon heeft op de zitting kenbaar gemaakt dat hij geen beroep wenst te doen op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank komt daarom niet toe aan de beoordeling of zij artikel 6, eerste lid, OLW zal toepassen en zij zal de overlevering dus niet afhankelijk maken van de terugkeergarantie.

6 Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere overleveringsprocedure geoordeeld dat ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in België worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, gelet op de detentieomstandigheden in België. Om die reden voldoet de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer.[4] Bij brief van 28 juli 2025 heeft het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden voor de opgeëiste persoon de volgende detentiegarantie afgegeven:

1 In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

  1. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling? België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel. In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
  • De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.

  • De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm.Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.

  • De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.

  • Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval egelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3 Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie.[5] De rechtbank is, gelet op deze individuele garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen wordt door deze individuele garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon, nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder met relevante internationale standaarden (waaronder de CPT-standaarden).

7 Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8 Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.

9 Beslissing

STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Procureur des Konings van Brussel, België, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.M. Hamer, voorzitter, mrs. A.R.P.J. Davids en E.M. de Bie, rechters, in tegenwoordigheid van M.L. Kole, griffier. en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 augustus 2025.

Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Zie artikel 23 Overleveringswet.

Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.

Zie onderdeel e) van het EAB.

ECLI:NL:RBAMS:2022:7536.

Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.


Voetnoten

Zie artikel 23 Overleveringswet.

Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.

Zie onderdeel e) van het EAB.

ECLI:NL:RBAMS:2022:7536.

Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.