Terug naar bibliotheek
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2025:6429 - Rechtbank Amsterdam - 21 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBAMS:2025:642921 augustus 2025

Rechtsgebieden

Genoemde wetsartikelen

Uitspraak inhoud

Afdeling privaatrecht

kantonrechter: mr. A.P. Ploeger zaaknummer: 11503367 WM VERZ 25-582 beslissing van: 21 augustus 2025 func.: 43837

Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 21 augustus 2025 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[adres] verder: betrokkene

namens wie beroep is ingesteld door: My Legal Consultancy B.V. [gemachtigde] verder: gemachtigde

welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 14 mei 2024 en is gericht tegen de beslissing van 4 april 2024 van de officier van justitie (verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005.

Aan betrokkene is bij beschikking van 17 oktober 2023 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wahv opgelegd. Namens betrokkene heeft mr. M. Lagas van Appjection B.V. tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep - nadat dhr./mw. [naam] van Appjection B.V. is gehoord - ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft gemachtigde vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 21 augustus 2025. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.

Gemachtigde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet bij de zitting verschenen.

Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van het beroepschrift. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep gedeeltelijk gegrond is.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Ten aanzien van de machtiging:

  1. De machtiging is naar het oordeel van de kantonrechter geldig, nu ambtshalve bekend is dat sprake is van een doormachtiging tussen gemachtigde en Bonnetje B.V en dat deze wordt geaccepteerd door rechtbank Amsterdam.

Ten aanzien van het inhoudelijke beroepschrift:

  1. Aan betrokkene is bij de inleidende beschikking wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de Wahv. Betrokkene wordt verweten dat hij als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan heeft gebruikt door te rijden op het voetpad c.q. trottoir. Deze gedraging is geconstateerd op 8 oktober 2023 om 01:01 uur op het Leidseplein te Amsterdam.

  2. Het beroep is tijdig ingesteld.

  3. Gemachtigde voert tegen de beslissing van verweerder aan dat de gedraging wordt betwist, alsmede de bevoegdheid van de handhavende ambtenaar. Daarnaast is er sprake van een algemene betwisting van de rechtsmatigheid van de aangewende bewijsmiddelen.

In een aanvullend beroepschrift d.d. 18 augustus 2025 brengt gemachtigde naar voren dat de verbalisant in de onderhavige zaak de verkeerde feitcode heeft toegepast. De opgelegde feitcode R315B, kan niet aan bestuurders van een fiets worden opgelegd. Betrokkene reed ten tijde van de gedraging op een fiets en zou vermoedelijk op een voetpad hebben gereden. De juiste feitcode is om die reden R309. Tevens wijst gemachtigde erop dat de redelijke termijn van berechting is verlopen. Gelet hierop verzoekt gemachtigde de sanctie te matigen met 25%.

Namens betrokkene wordt verzocht om een proceskostenvergoeding.

  1. Ter zitting geeft verweerder aan het eens te zijn met gemachtigde dat in de onderhavige zaak een onjuiste feitcode is gebruikt. Daarom verzoekt verweerder de kantonrechter om de feitcode te wijzigen naar R309 ‘als (snor)fietser bij het ontbreken van een verplicht fietspad (G11) of fiets/bromfietspad (G12a) niet de rijbaan gebruiken’ en het sanctiebedrag aan te passen naar het bij feitcode R309 behorende bedrag van € 60,00. Gelet op het voorgaande dient het beroep gedeeltelijk gegrond te worden verklaard.

  2. Het volgende wordt overwogen.

  3. De verbalisant verklaart in het zich in het dossier bevindende zaakoverzicht: “Ik zag dat betrokkene met het voertuig reed op een weggedeelte dat is bestemd voor voetgangers, zijnde een voetpad”.

Betrokkene is staande gehouden en de cautie verleend. Betrokkene heeft bij de staandehouding verklaard:“Ik wilde net weggaan”.

  1. In Wahv-zaken biedt een verklaring van een opsporingsambtenaar in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de aan betrokkene verweten gedraging is verricht. Dit is anders indien betrokkene voor zijn of haar zaak specifieke feiten en/of omstandigheden aanvoert die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van een of meer onderdelen van de opgemaakte verklaring in het zaakoverzicht dan wel dat uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.

  2. Gelet op het gevoerde verweer dat betrokkene op de fiets was in plaats van met een motorvoertuig en daarom de verkeerde feitcode is toegepast, overweegt de kantonrechter het volgende. Nu in de verklaring van de verbalisant niet is vermeld of betrokkene op de fiets of in een motorvoertuig reed en deze informatie cruciaal is om vast te kunnen stellen welke feitcode hier van toepassing is en dientengevolge de hoogte van de sanctie, is naar het oordeel van de kantonrechter dit gebrek voldoende aanleiding om het beroep gegrond te verklaren.

Ten aanzien van de proceskostenvergoeding:

  1. Namens betrokkene is door gemachtigde om een vergoeding van de proceskosten verzocht. Nu de inleidende beschikking wordt vernietigd, wordt een proceskostenvergoeding toegekend.

  2. De vergoeding van kosten is in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) forfaitair per proceshandeling vastgelegd. Gemachtigde heeft de volgende vergoedbare proceshandeling verricht: - het indienen van beroep bij de kantonrechter.

Volgens de bijlage bij het Bpb dient aan deze proceshandeling 1 punt te worden toegekend. De waarde van 1 punt bedraagt met ingang van 1 januari 2025 in de fase van het beroep en hoger beroep € 907,00.

  1. Gelet op het voorgaande wordt in deze zaak voor de door gemachtigde verrichte proceshandeling in de fase van het beroep bij de kantonrechter 1 punt ad € 907,00 toegekend. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast, en ingevolge artikel 13a lid 2 Wahv wordt de proceskostenvergoeding bij de kantonrechter vermenigvuldigd met 0,25 (vgl. de uitspraak van de Hoge Raad van 24 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:985). Aldus zal de kantonrechter verweerder veroordelen in de kosten tot een bedrag van: € 113,38 ((1x907) x 0,5 x 0,25).

  2. Daarom wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kantonrechter:

  • kent aan betrokkene ten laste van verweerder een kostenvergoeding toe van € 113,38.

De griffier De kantonrechter

Datum verzending

Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u binnen zes weken na de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.