ECLI:NL:RBAMS:2025:6128 - Rechtbank Amsterdam - 29 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Parketnummer: 13/140202-25
Datum uitspraak: 29 juli 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 15 juli 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
[opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] , van Nederlandse nationaliteit, ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres] , thans gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.
1 Procesgang
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 29 juli 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat in Utrecht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd.
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
2 Identiteit van de opgeëiste persoon
Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. 3. Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van het Amtsgericht Keulen van 13 maart 2025 (ref. 506 Gs 815/25).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB.
4 Strafbaarheid
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
5 De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon heeft immers het centrum van zijn gezinsleven en zijn belangen in Nederland gevestigd.
De Public Prosecution Office Cologne heeft op 28 juli 2025 de volgende garantie gegeven:
“It is hereby assured that, in the event of a final conviction in the Federal Republic of Germany, the person sought will be surrendered for further enforcement in the Netherlands for the purposes of enforcement in the European Union (OJ L 327, 5.12.2008, p. 27) pursuant to the applicable version of Council Framework Decision 2008/909/JHA of 27 November 2008 on the application of the principle of mutual recognition to judgments in criminal matters imposing custodial sentences or measures involving deprivation of liberty. for the purposes of its enforcement in the European Union (OJ L 327 of 5 December 2008, p 27), will be transferred back to the Netherlands for further enforcement.”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.
6 Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW
Het EAB ziet op een feit dat geacht wordt geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren.
Standpunt van de raadsman
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de overlevering moet worden geweigerd omdat het zwaartepunt van de begane feiten in Nederland ligt. De criminele organisatie bevindt zich in Nederland en het centrum van de drugshandel vindt in Nederland plaats. Slechts het over de grens brengen van de drugs vindt in Duitsland plaats.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden afgezien van de weigeringsgrond om de volgende redenen:
-
de drugs bevinden zich in Duitsland;
-
het onderzoek vindt in Duitsland plaats;
-
de medeverdachten bevinden zich in Duitsland;
-
Nederland is niet voornemens de opgeëiste persoon in Nederland voor dit feit te vervolgen.
Waar het zwaartepunt van de feiten ligt is, in tegenstelling tot wat de raadsman stelt, niet relevant voor de toets van artikel 13 OLW.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn. De gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is dat moet worden voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een feit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
De rechtbank stelt vast dat – in het licht van de door de officier van justitie gegeven argumenten – de enkele omstandigheid dat het feit geacht wordt geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd, onvoldoende aanleiding geeft om de weigeringsgrond van artikel 13 OLW toe te passen. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, is onvoldoende voor de rechtbank om tot een ander oordeel te komen.
7 Slotsom
De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.
8 Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.
9 Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan het AmtsgerichtKeulen voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Biçer, voorzitter, mr. R.A. Sipkens en mr. D.L.S. Ceulen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Gauneau, griffier. en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 29 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
Zie artikel 23 OLW.
Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW. (of eerste, derde, vierde en vijfde lid OLW).
Zie onderdeel e) van het EAB.
Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 juni 2023, C-700/21, O. G. (Europees aanhoudingsbevel tegen een onderdaan van een derde land), ECLI:EU:C:2023:444, punt 64.
Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.