ECLI:NL:RBAMS:2025:6063 - Rechtbank Amsterdam - 14 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Civiel recht Kantonrechter
Zaaknummer: 10271165 \ CV EXPL 23-362
Vonnis van 14 augustus 2025
in de zaak van
LUXOR LEASE B.V., mede handelend onder de naam CITYRENT, rechtsopvolger van INQAR CITYRENT, gevestigd te Vlaardingen, eisende partij, gemachtigde: mr. G.E. Hamer,
tegen
[gedaagde], wonende te [woonplaats] , gedaagde partij, niet verschenen.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding van 16 december 2022, met producties,
-
het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De beoordeling
2.1. Eisende partij stelt dat haar rechtsvoorganger met gedaagde partij een huurovereenkomst (shortlease) heeft gesloten op grond waarvan gedaagde partij een auto huurde. Op de huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing verklaard. Eisende partij stelt krachtens de huurovereenkomst een bedrag van € 3.579,84 te vorderen te hebben gekregen, welk bedrag zij aan hoofdsom vordert, vermeerderd met rente en kosten.
2.2. De overeenkomst die aan de vordering ten grondslag is gelegd is gesloten tussen een handelaar en een consument. De kantonrechter moet in dat geval ambtshalve toetsen aan het consumentenrecht. Onderzocht moet worden of de informatieplichten zijn nageleefd. Daarnaast moet de overeenkomst worden getoetst aan de Richtlijn 93/13 EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn).
2.3. De vordering bestaat uit onbetaald gelaten huur, doorbelaste boetes en een eindafrekening met daarin bedragen vanwege meer gereden kilometers en eigen risico in verband met schade aan de gehuurde auto.
2.4. Over de totstandkoming van de overeenkomst en de naleving van de van toepassing zijnde informatieplichten, in dit geval artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek, heeft eisende partij voldoende gesteld. Uit deze stellingen en de daarbij gegeven onderbouwing volgt dat eisende partij aan haar informatieplichten heeft voldaan.
2.5. Voor wat betreft het toetsen van bedingen aan de richtlijn geldt het volgende. Ieder beding dat aan de vordering ten grondslag is of kan worden gelegd moet worden getoetst.
Onbetaald gelaten huur
2.6. Het gedeelte van de hoofdsom dat ziet op de onbetaald gelaten huur is gebaseerd op een kernbeding van de overeenkomst. Ambtshalve toetsing van kernbedingen is ingevolge artikel 4 lid 2 van de richtlijn alleen aan de orde als ze niet duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd. Nu het onderhavige kernbeding duidelijk en begrijpelijk in de huurovereenkomst is geformuleerd, is het uitgezonderd van verdere toetsing aan de richtlijn.
Doorbelaste boetes
2.7. Eisende partij baseert meerdere parkeerboetes door op grond van artikel 13 van de algemene voorwaarden. Dat artikel luidt:
Artikel 13 – Overheidsmaatregelen en informatie aan autoriteiten
2.8. Het hiervoor geciteerde beding, dat ten grondslag ligt aan de doorbelaste parkeerboetes, wordt als oneerlijk aangemerkt. Eisende partij kan op grond dit beding een haar als kentekenhouder opgelegde boete betalen en aan de huurder doorbelasten. Hierdoor bestaat voor de huurder geen mogelijkheid meer om hiertegen een rechtsmiddel in te stellen. Over het algemeen leidt betaling van de boete ertoe dat wordt ingestemd met een schikkingsvoorstel, waardoor verdere strafvervolging uitblijft en het instellen van een rechtsmiddel niet meer mogelijk is. Bovendien kunnen naast het doorbelaste bedrag van de boete ook administratie- en informatiekosten in rekening worden gebracht, zonder limiet. Dat kan leiden tot een onevenredig hoge schadevergoeding. Dat maakt ieder op zichzelf, maar ook in samenhang dat het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen aanzienlijk wordt verstoord ten nadele van de consument.
2.9. Omdat het hiervoor besproken beding oneerlijk is, is de kantonrechter voornemens het ambtshalve te vernietigen, zodat eisende partij daar geen beroep meer op kan doen. Eisende partij kan onder deze omstandigheden ook geen beroep meer doen op het aanvullende recht dat van toepassing zou zijn als het beding niet in de algemene voorwaarden zou staan. Dat volgt uit de arresten van het Europese Hof van Justitie van 27 januari 2021, C-229/19, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia) en 8 december 2022, C-625/21, ECLI:EU:C:2022:971 (Gupfinger).
2.10. Concreet betekent dat, dat de doorbelaste boetes niet toewijsbaar zijn.
2.11. Voordat tot vernietiging van het beding wordt overgegaan, mag eisende partij zich daarover uitlaten.
Eindafrekening
2.12. De eindafrekening bestaat, naast de (betaalde en onbetaald gelaten) huur, uit een vergoeding van € 773,92 exclusief btw voor meer gereden kilometers en uit een bedrag van € 700,00 exclusief btw aan eigen risico in verband met schade. Over beide vergoedingen brengt eisende partij btw bij gedaagde partij in rekening.
2.13. De vergoeding voor meer gereden kilometers is gebaseerd op een transparant kernbeding in de overeenkomst, die daarom niet voor verdere toetsing in aanmerking komen.
2.14. De bedingen die ten grondslag liggen aan de gevorderde bedragen aan eigen risico zijn getoetst en niet oneerlijk bevonden.
2.15. Wel dient eisende partij toe te lichten waarom zij btw over beide vergoedingen in rekening heeft gebracht. Het gaat immers om een vorm van schadevergoeding, terwijl die vergoeding geen verband houdt met enige dienst die onder bezwarende titel is geleverd, zodat die vergoeding niet btw-plichtig is. Zie ook ECLI:EU:C:2007:440.
2.16. De zaak wordt voor akte uitlating door eisende partij over het bepaalde in overwegingen 2.11 en 2.15.
2.17. Eisende partij dient de akte tenminste twee weken voor de hierna te bepalen rolzitting ook aan gedaagde partij te sturen, met de mededeling dat gedaagde partij op die rolzitting daarop mag reageren dan wel uitstel kan vragen en hoe en wanneer gedaagde partij uiterlijk moet reageren. Eisende partij wordt in dat kader verzocht om naast de akte ook de mededeling/brief aan gedaagde partij in het geding te brengen. Wanneer niet kan worden vastgesteld dat de akte tijdig en/of met de juiste mededeling aan gedaagde partij is toegestuurd, wordt deze in beginsel buiten beschouwing gelaten.
2.18. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
3 De beslissing
De kantonrechter
3.1. verwijst de zaak naar de rol van donderdag 11 september 2025 om 10.00 uur voor akte uitlating eisende partij over het bepaalde in overwegingen 2.11 en 2.15,
3.2. bepaalt dat eisende partij de akte aan gedaagde partij moet toesturen overeenkomstig het bepaalde in overweging 2.17,
3.3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2025.
991