ECLI:NL:RBAMS:2025:6052 - Rechtbank Amsterdam - 7 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Civiel recht Kantonrechter
Zaaknummer: 10610904 \ CV EXPL 23-9849
Vonnis van 7 augustus 2025
in de zaak van
MEO LEASE B.V., gevestigd te Montfoort, eisende partij, gemachtigde: Trust Krediet Beheer B.V.,
tegen
[gedaagde], wonende te [woonplaats] , gedaagde partij, niet verschenen.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding van 29 juni 2023, met producties,
-
het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De beoordeling
2.1. De overeenkomst die aan de vordering ten grondslag is gelegd is gesloten tussen een handelaar en een consument. De kantonrechter moet in dat geval ambtshalve toetsen aan het consumentenrecht. Onderzocht moet onder meer worden of de informatieplichten zijn nageleefd.
2.2. Volgens eisende partij is de overeenkomst online tot stand gekomen. Gedaagde partij heeft eerst het online bestelproces op de website doorlopen. Daarna is een overeenkomst digitaal toegestuurd en ondertekend.
2.3. Gelet op de gestelde wijze van totstandkoming van de overeenkomst, is sprake van een overeenkomst op afstand, zodat gemotiveerd moet zijn gesteld dat is voldaan aan de informatieplichten van artikel 6:230v lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.4. Als in de dagvaarding onvoldoende is gesteld om de informatieplichten te kunnen toetsen, is de vordering niet toewijsbaar (ECLI:NL:HR:2021:1677, overweging 3.1.17). Daarvan is sprake.
2.5. Eisende partij stelt in de dagvaarding niet dat zij heeft voldaan aan de informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 en 6:230v BW. Zij gaat slechts in op enkele informatieplichten van artikel 6:230l BW, maar dat artikel is hier niet van toepassing.
2.6. De overeenkomst is tot stand gekomen in 2022. De schermafdrukken die eisende partij ter onderbouwing van haar stellingen over de informatieplichten heeft overgelegd zijn ongedateerd. Eisende partij heeft dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat gedaagde partij de overgelegde schermafdrukken destijds heeft doorlopen, waardoor de informatieplichten niet kunnen worden getoetst.
2.7. Voor zover de overgelegde schermafdrukken al zouden kunnen dienen ter onderbouwing, dan worden tijdens het bestelproces meerdere essentiële informatieplichten niet nageleefd, waaronder over de betalingsverplichting (artikel 6:230v lid 3 BW). Eisende partij stelt dat op het moment van het afronden van het bestelproces nog geen betalingsverplichting ontstaat, maar pas na ondertekening van de overeenkomst. Die (digitale) ondertekening lijkt echter slechts een formaliteit. De overeenkomst bestaat namelijk uit niet meer dan een bevestiging van het gekozen product en de door gedaagde partij zelf ingevoerde gegevens. Bovendien is de wijze waarop de overeenkomst digitaal moet worden ondertekend, dus wat gedaagde partij te zien kreeg op het moment dat hij met zijn muisaanwijzer een handtekening zette, niet toegelicht of onderbouwd.
2.8. Nu eisende partij de voor de beoordeling van belang zijnde informatie en stukken niet volledig heeft verstrekt, kan het ambtshalve onderzoek van de kantonrechter niet goed worden uitgevoerd. Eisende partij heeft dan ook niet voldaan aan haar stelplicht. Dat leidt tot afwijzing van de vordering.
2.9. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat ook als het door gedaagde partij doorlopen bestel- en ondertekeningsproces wel voldoende zouden zijn toegelicht en onderbouwd, uit de overgelegde stukken blijkt dat veel essentiële informatie in de precontractuele fase niet is verstrekt. Zo wordt tijdens het bestelproces niet geïnformeerd over het ontbindingsrecht en over de betalingsverplichting en staat in de overeenkomst geen informatie over de totale prijs, de leveringstermijn en (wederom) het ontbindingsrecht. Dat zou ingevolge de Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten hebben geleid tot afwijzing van het overgrote gedeelte van de vordering.
2.10. Eisende partij wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde partij worden begroot op nihil.
3 De beslissing
De kantonrechter
3.1. wijst de vordering af,
3.2. veroordeelt eisende partij in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde partij begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2025.
991