Terug naar bibliotheek
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2025:5733 - Rechtbank Amsterdam - 14 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBAMS:2025:573314 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

beschikking

afdeling privaatrecht

Zaaknummer / rekestnummer C/13/747939 / HA RK 24-95 Uitspraak: 14 augustus 2025

Beschikking in de zaak van:

[verzoekster], wonende te [woonplaats 1] ,verzoekster, advocaat mr. A. Sarkis te Maastricht

tegen

1 [gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ALD AUTOMOTIVE NEDERLAND B.V., gevestigd te Hoofddorp,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

CRAWFORD & COMPANY (NEDERLAND) B.V., gevestigd te Capelle aan den IJssel, verweerders, advocaat mr. W.S. Oostveen-Kouwenhoven te Amsterdam.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:

De procedure is na de mondelinge behandeling geruime tijd aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen in gezamenlijk overleg een medische expertise te laten uitvoeren. Partijen hebben de rechtbank bericht dat zij er niet in zijn geslaagd om in gezamenlijk overleg een medische expertise te laten vervaardigen en leggen het verwijt daarvoor bij de ander. Vervolgens is de beschikking is bepaald op vandaag.

1 Feiten

1.1. [verzoekster] is op 11 september 2014 als voetgangster de [locatie] (bij huisnummer 88) te Amsterdam overgestoken. Zij wilde naar een GVB-bus gaan die stilstond bij een bushalte aan de overzijde van de [locatie] . De bushalte bevindt zich naast de weg. Het doorgaand verkeer kan dus langs de bus rijden als deze bij de bushalte stilstaat Tijdens het oversteken van de [locatie] is zij aangereden door een Volkswagen Caddy (hierna: VW Caddy) die (ten opzichte van de looprichting van [verzoekster] ) voor haar van rechts kwam.

1.2. Na het ongeval is [verzoekster] met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Daar is zij aan geopereerd aan een breuk van het linker kuitbeen.

1.3. Toen het ongeval plaatsvond was [verzoekster] 16 jaar.

1.4. De VW Caddy is eigendom van ALD Automotive Nederland (hierna: ALD Automotive) en werd bestuurd door [gedaagde 1] . De buitenlandse WAM-verzekeraar van de VW Caddy is AXA Corporate Solutions S.A. (hierna: AXA). Crawford & Company (hierna: Crawford) is door AXA aangewezen als haar schaderegelaar in Nederland.

2 Vordering en verweer

2.1. [verzoekster] verzoekt de rechtbank om, kort samengevat: a. voor recht te verklaren dat [gedaagde 1] , althans ALD Automotive, althans de WAM-verzekeraar van de VW Caddy aansprakelijk zijn voor 100% van de schade die [verzoekster] als gevolg van het ongeval heeft geleden en zal lijden, b. of (indien zij niet voor 100% aansprakelijk zijn) het percentage te bepalen waarvoor zij dan wél aansprakelijk zijn; c. te bepalen dat verweerders een voorschotbedrag van € 50.000,-- aan [verzoekster] moeten betalen; d. de kosten van de deelgeschilprocedure te begroten op € 14.023,30 en hen te veroordelen tot betaling daarvan, te vermeerderen met wettelijke rent.

2.2. Aan het verzoek heeft [verzoekster] – kort weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde 1] is volgens [verzoekster] op grond van artikel 185 Wegenverkeerswet aansprakelijk (WVW). Hij heeft met een hogere snelheid gereden dan toelaatbaar is. Hij had zijn snelheid moeten aanpassen en matigen gelet op de verkeersdrukte en de aanwezigheid van de GVB-bus op de bushalte die hij voorbij zou gaan rijden. Voor zover [verzoekster] eigen schuld heeft aan het ontstaan van het ongeval dient de aansprakelijkheid van [gedaagde 1] en ALD Automotive volgens haar op grond van de billijkheidscorrectie die in de laatste volzin van artikel 6:101 lid 1 BW besloten ligt desalniettemin op 100% gesteld te worden. Zij wijst daarbij op de jonge leeftijd die zij had toen het ongeval plaatsvond, het volgens haar zwaar lichamelijke letsel dat zij opliep en de ernst van het aan [gedaagde 1] te maken verwijt.

2.3. [gedaagde 1] , ALD Automotive en Crawford verzetten zich tegen toewijzing van het verzoek en voeren daartoe het volgende aan.

2.4. Crawford is door AXA (een in het buitenland gevestigde verzekeraar) aangewezen als haar schaderegelaar in Nederland. De schaderegelaar van een buitenlandse verzekeraar kan alleen in rechte worden betrokken als de wet van het land van de schaderegelaar dit expliciet bepaalt. In Nederland is dit niet in de WAM bepaald. [verzoekster] dient volgens Crawford om die reden niet-ontvankelijk verklaard te worden in haar verzoeken voor zover die tegen Crawford zijn gericht.

2.5. [gedaagde 1] en ALD Automotive voeren aan dat [verzoekster] tussen twee stilstaande bestelbusjes plotseling de Osdorperban is opgerend om over te steken. De twee bestelbusjes stonden stil op de eerste weghelft die [verzoekster] overstak en waar zich het voor haar van links komende verkeer bevond. Omdat [verzoekster] plotseling tussen de twee bestelbusjes overstak en zijn weghelft op rende, kon [gedaagde 1] de aanrijding met [verzoekster] niet meer vermijden. [gedaagde 1] en ALD Automotive beroepen zich niet op overmacht en evenmin op aan opzet grenzende roekeloosheid. De causale bijdrage van [gedaagde 1] en [verzoekster] en de billijkheidscorrectie leiden ertoe dat de aansprakelijkheid van [gedaagde 1] voor het ontstaan van het ongeval op 65% bepaald dient te worden.

2.6. [gedaagde 1] en ALD Automotive bestrijden dat de schade van [verzoekster] waarvoor zij aansprakelijk zijn hoger is dan het bedrag dat reeds aan voorschotten is betaald.

2.7. [gedaagde 1] en ALD Automotive betwisten de redelijkheid van de omvang van de kosten van dit deelgeschil die [verzoekster] berekent.

2.8. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

3 Beoordeling

Vooraf

3.1. Het ongeval heeft inmiddels bijna elf jaar geleden plaatsgevonden. Desondanks hebben partijen het er nog niet toe weten te brengen dat duidelijkheid over de toedracht van het ongeval werd verkregen. Ook het letsel en de beperkingen die [verzoekster] als gevolg van het ongeval heeft, zijn niet of nauwelijks nader onderzocht hoewel [verzoekster] na het ongeval nog vier andere gebeurtenissen zijn overkomen (waaronder een scooterongeval en de val van een trap) die van invloed kunnen zijn geweest op haar huidige beperkingen.

Ontvankelijkheid

3.2. Er is geen wettelijke grondslag voor een vorderingsrecht van [verzoekster] jegens Crawford. [verzoekster] zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard in haar verzoeken die gericht zijn tegen Crawford. Verdeling van de aansprakelijkheid

3.3. [gedaagde 1] en ALD Automotive zijn op grond van artikel 185 WVW in beginsel aansprakelijk voor de schade die [verzoekster] als gevolg het ongeval lijdt. Op overmacht beroepen zij zich niet. De vraag is of de aansprakelijkheid van [gedaagde 1] en ALD Automotive dient te worden verminderd wegens eigen schuld van [verzoekster] (artikel 6:101 lid 1 BW). Daarbij geldt dat de billijkheid rechtvaardigt dat de eigen schuld van [verzoekster] – niet zijnde eigen schuld die gelijk is te stellen aan opzet of daaraan grenzende roekeloosheid waarop [gedaagde 1] en ALD Automotive zich evenmin beroepen – er nimmer toe kan leiden dat de vergoedingsplicht van [gedaagde 1] en ALD Automotive minder dan 50% van de geleden schade bedraagt (de zogenoemde “50%-regel”).

3.4. Bij het toepassen van het beroep van [gedaagde 1] en ALD Automotive op eigen schuld van [verzoekster] dient op de eerste plaats een causaliteitsafweging te worden gemaakt. Dat betekent dat allereerst beoordeeld moet worden in welke mate het weggedrag van [verzoekster] enerzijds en de wijze van rijden van [gedaagde 1] anderzijds het gevaar voor het ontstaan van de aanrijding in het leven hebben geroepen. Bij deze beoordeling komt het dus niet aan op de mate van verwijtbaarheid van een en ander. De beoordeling van de mate van verwijtbaarheid komt pas aan de orde bij toepassing van de in artikel 6:101 lid 1 BW vervatte billijkheidscorrectie. De grens tussen de primaire maatstaf van artikel 6:101 BW (de causale afweging) en de mate van verwijtbaarheid van de gedragingen die daarna moet worden betrokken bij de billijkheidscorrectie is evenwel niet altijd scherp te trekken.

3.5. [verzoekster] heeft in aanzienlijke mate aan het ontstaan van de aanrijding bijgedragen doordat zij de weghelft waar de voor haar van rechts komende [gedaagde 1] reed is gaan oversteken zonder hem op te merken en zonder hem voorrang te verlenen hoewel zij daartoe verplicht was.

3.6. Uit de schriftelijke bewijsstukken die in deze deelgeschilprocedure zijn overgelegd valt niet af te leiden dat, zoals [gedaagde 1] en ALD Automotive aanvoeren, op de weghelft die [verzoekster] bij het oversteken van de [locatie] het eerste betrad twee voor haar van links komende bestelbusjes stil stonden en dat [verzoekster] tussen deze bestelbusjes opdook om plotseling de weghelft over te steken waar [gedaagde 1] reed. Die schriftelijke bewijsstukken waarop [gedaagde 1] en ALD Automotive zich beroepen zijn op dat punt niet concreet genoeg en weinig overtuigend of in het geheel niet ter zake dienend. Zelfs indien de stelling van [gedaagde 1] en ALD Automotive voor juist wordt gehouden – de bewijslast rust evenwel op hen, zoals zij bij de mondelinge behandeling ook hebben erkend – volgt daaruit dat [gedaagde 1] met een snelheid van (volgens zijn eigen stellingen) circa 40 kilometer per uur tussen een GVB-bus, die stilstond bij een bushalte naast zijn weghelft, en twee bestelbusjes die stilstonden op de andere weghelft is doorgereden. Hij heeft daarmee zijn snelheid in onvoldoende mate aangepast en met name in onvoldoende mate rekening gehouden met de mogelijkheid van fouten van andere verkeersdeelnemers zoals passagiers die uit de GVB-bus waren gestapt of voetgangers, zoals [verzoekster] , die zouden gaan oversteken om de bushalte met de GVB-bus te bereiken.

3.7. Naast het voorgaande wordt bij het beroep van [gedaagde 1] en ALD Automotive op eigen schuld van [verzoekster] betrokken dat aan [verzoekster] vanwege haar jeugdige leeftijd niet een al te ernstig verwijt kan worden gemaakt van de verkeersfout die zij als voetganger heeft gemaakt. Verder is van belang dat het ongeval tot aanzienlijk(e) letsel(schade) bij [verzoekster] heeft geleid en dat [gedaagde 1] , wiens aansprakelijkheid is verzekerd, des te meer verwijt treft omdat hij als bestuurder van een motorvoertuig onvoldoende voorzichtigheid heeft betracht.

3.8. Dit alles leidt tot een mate van eigen schuld van [verzoekster] van 20% waardoor 80% van de schade die zij als gevolg van het ongeval lijdt aan haar vergoed zal dienen te worden.

Voorschot 3.9. Uit hetgeen [verzoekster] naar voren heeft gebracht blijkt dat het ongeval in ieder geval een gecompliceerde beenbreuk tot gevolg heeft gehad en dat operatief ingrijpen noodzakelijk was. Hoewel sinds het ongeval inmiddels elf jaar is verstreken, ontbreekt expertise aan de hand waarvan het aan het ongeval toe te schrijven letsel en met name de daaruit voortvloeiende beperkingen in kaart is gebracht. Die expertise is van belang omdat er na het ongeval nog andere gebeurtenissen hebben plaatsgevonden (waaronder een scooterongeval en een val van een trap) die tot beperkingen van [verzoekster] geleid kunnen hebben maar die niet in relatie staan tot ongeval voor de gevolgen waarvan [gedaagde 1] en ALD Automotive aansprakelijk zijn. Er bestaat daardoor onvoldoende zicht op de schade die [verzoekster] als gevolg van het ongeval lijdt. Daarom kan evenmin worden beoordeeld of gelet op de omvang van de schade thans, naast de voorschotten die reeds zijn verstrekt, verdere bevoorschotting dient plaats te vinden. De verzoeken van [verzoekster] om een nader voorschot op de schadevergoeding vast te stellen en een veroordeling tot betaling daarvan uit te spreken, is niet toewijsbaar.

Kosten van het deelgeschil

3.10. [verzoekster] verzoekt om vergoeding van € 14.023,30, namelijk 40 uren tegen een uurtarief van € 275,--, inclusief BTW, kantoorkosten en griffierecht.

3.11. Het betreft hier een deelgeschil dat voor een letselschadespecialist feitelijk en juridisch overzichtelijk van aard is. Daarom wordt voor het opstellen van het verzoekschrift, voorbereiding van de mondelinge behandeling, inclusief bestuderen van het verweerschrift, het bijwonen van de mondelinge behandeling, inclusief besprekingen en reistijd, in totaal twintig uur redelijk geacht. Dit komt neer op een bedrag van € 6.655,-- (inclusief BTW) + griffierecht € 314,-- = € 6.969,--.

3.12. Omdat de schadevergoedingsplicht op grond van artikel 6:101 BW evenredig met de mate van eigen schuld wordt verminderd, geldt dit ook voor de kosten van de behandeling van het deelgeschil. Het gaat immers om kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW. [gedaagde 1] en ALD Automotive zullen daarom worden veroordeeld tot betaling van 80% van de begrote kosten, dat wil zeggen een bedrag van € 5.575,20.

BESLISSING

De rechtbank:

I. verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar verzoeken tegen Crawford; II. verklaart voor recht dat [gedaagde 1] en ALD Automotive voor 80% aansprakelijk zijn voor de schade die [verzoekster] als gevolg van het ongeval lijdt; III. begroot de kosten van dit deelgeschil op € 6.969,-- en veroordeelt [gedaagde 1] en ALD Automotive tot betaling van € 5.575,20 aan [verzoekster] ; IV. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,

V. wijst het meer of anders gevorderde af. Aldus gewezen door mr. R.H.C.van Harmelen, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 augustus 2025.