Uitspraak inhoud

Parketnummer: 13-382032-24

Datum uitspraak: 15 juli 2025

UITSPRAAK

op de vordering van 30 mei 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).[1] Dit EAB is uitgevaardigd op 28 oktober 2024 door de Kantonrechtbank (Amtsgericht) Bremen, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:

[opgeëist persoon] geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982, ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres] , gedetineerd in [detentie adres] ,

hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1 Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 15 juli 2025, in aanwezigheid van mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire, advocaat in Amsterdam.

De rechtbank heeft voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2 Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3 Referte

De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

4 Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrestatiebevel van de Kantonrechtbank(Amtsgericht) Bremen van 23 oktober 2024, met kenmerk 92a Gs 942/24 (290 Js 64532/22).

De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB.[2]

Het EAB houdt verder een verzoek in om inbeslagname en afgifte van het voorwerp dat is aangetroffen in het bezit van de opgeëiste persoon.

5 Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:

georganiseerde of gewapende diefstal,

oplichting.

Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

6 De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon heeft immers het centrum van zijn belangen in Nederland gevestigd.[3] Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan. Der Leitende Oberstaatsanwalt in Bremen heeft bij brief van 30 juni 2025 de volgende garantie gegeven:

extradition request regarding [opgeëist persoon], geb. [geboortedag]1982 (…) It is guaranteed, that the prosecuted person will in case of a final conviction in the Federal Republic of Germany be transferred to the Netherlands for the execution of said conviction pursuant to the currently applicable version of the Council Framework Decision 2008/909/JHA of 27 November 2008 on the application of the principle of mutual recognition to judgments in criminal matters imposing custodial sentences or measures involving deprivation of liberty for the purpose of their enforcement in the European Union.

Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

7 Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

Hieruit volgt dat de afgifte van het in beslag genomen voorwerp – te weten een Apple iPhone (Zwart) met goednummer PL2100-2025115291-2347115 – aan de uitvaardigende justitiële autoriteit kan worden bevolen.

8 Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7, 49 en 50 OLW.

9 Beslissing

STAAT TOE de overlevering van [opgeëist persoon] aan de Kantonrechtbank Bremen (Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

BEVEELT de afgifte van het in beslag genomen voorwerp aan de uitvaardigende justitiële autoriteit: een Apple iPhone (Zwart) met goednummer PL2100-2025115291-2347115. Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Biçer, voorzitter, mrs. M. Westerman en D.L.S. Ceulen, rechters, in tegenwoordigheid van G. Riedijk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 15 juli 2025.

Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Zie artikel 23 Overleveringswet (hierna: OLW).

Zie onderdeel e) van het EAB.

Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 juni 2023, C-700/21, O. G. (Mandat d’arrêt européen à l’encontre d’un ressortissant d’un État tiers), ECLI:EU:C:2023:444, punt 64.


Voetnoten

Zie artikel 23 Overleveringswet (hierna: OLW).

Zie onderdeel e) van het EAB.

Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 juni 2023, C-700/21, O. G. (Mandat d’arrêt européen à l’encontre d’un ressortissant d’un État tiers), ECLI:EU:C:2023:444, punt 64.