ECLI:NL:OGEAC:2025:187 - Onverschuldigd betaald loon bij heimelijk dubbel dienstverband in verschillende landen - 8 juli 2025
Uitspraak
Essentie
Een directeur die heimelijk een tweede fulltime dienstverband in Nederland aangaat, handelt in strijd met goed werknemerschap. Het gerecht oordeelt in een tussenbeschikking dat ten onrechte betaalde vergoedingen terugbetaald moeten worden en verdeelt de bewijslast over de vraag of het loon onverschuldigd is betaald.
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Zaaknummer: CUR 2025 01409
Beschikking van 8 juli 2025
in de zaak van
Stichting Arbo Consult, gevestigd in Curaçao, verzoekster, gemachtigde: mr. L. Sluiter,
tegen
[Verweerder], wonende in [woonplaats], verweerder, gemachtigde: mr. E.R.A. Morillo, Partijen worden hierna Arbo Consult en [verweerder] genoemd.
1 Het procesverloop
1.1. Het procesverloop blijkt uit:
1.2. De uitspraak is bepaald op vandaag.
2 De feiten
2.1. Arbo Consult is een stichting die arbodiensten aanbiedt in Curaçao en in diverse andere (ei)landen. De stichting heeft een bestuur (het bestuur), momenteel bestaande uit vier bestuursleden. De directie van Arbo Consult bestaat uit één directeur die in loondienst is.
2.2. [ verweerder] is op 1 september 2005 in dienst getreden bij Arbo.
2.3. Vanwege ziekte en later het overlijden van de voormalig directeur, [voormalig directeur 1], van Arbo Consult heeft [verweerder] per 6 juni 2022 de positie van waarnemend Directeur vervuld.
2.4. Het salaris van [verweerder] als waarnemend directeur bedroeg Cg
2.5. In het directiereglement van Arbo Consult zijn onder meer de taken en bevoegdheden van de directeur vastgelegd. Daarin is bepaald dat de directeur onder andere belast is met het geven van leiding aan het personeel, het uitvoeren van personeelsbeleid, het uitvoeren van financieel beleid, het beheren van de middelen van de stichting, het onderhouden van interne en externe contacten en het uitvoering geven aan bestuursbesluiten. In artikel 3 lid 3 van het directiereglement is bepaald dat de directeur verantwoording aflegt aan het bestuur.
2.6. Als waarnemend directeur had [verweerder] de bevoegdheid om zelfstandig te beschikken over de fondsen op de bankrekeningen van Arbo Consult en de zakelijke creditcard.
2.7. [ verweerder] heeft op 23 januari 2024 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gesloten met een in Nederland gevestigde werkgever (Stichting Amsterdam UMC (UMC)) om per 1 maart 2024 in dienst te treden als stafadviseur met een arbeidsduur van zesendertig uur per week. Tevens is in de arbeidsovereenkomst een proeftijd van één maand overeengekomen.
2.8. Op 2 februari 2024 heeft [verweerder] een bedrag van Cg 2.605,00 overgemaakt van de rekening van Arbo Consult naar zijn eigen rekening voor de kosten van een retourvlucht Curaçao-Amsterdam.
2.9. Op 3 februari 2024 heeft [verweerder] een bedrag van Cg 5.544,00 overgemaakt van de bankrekening van Arbo Consult naar zijn eigen bankrekening met als omschrijving ’16 daggeld dienstreis directeur ARB oconsult 23-02 TM 17-03-24’.
2.10. Op 7 februari 2024 heeft [verweerder] een bedrag van Cg 2.772,00 overgemaakt van de bankrekening van Arbo Consult naar zijn eigen bankrekening met als omschrijving ’8 daggeld dienstreis directeur ARB oconsult 23-02 TM 17-03-24’.
2.11. [ verweerder] heeft op 21 februari 2024 aan de penningmeester van Arbo Consult, [penningmeester 1], laten weten dat hij voor twee weken naar Nederland zou vertrekken.
2.12. [ verweerder] is op 23 februari 2024 vertrokken naar Nederland.
2.13. De secretaris van het bestuur, [secretaris 1], heeft op 26 februari 2024 een Whatsappbericht naar [verweerder] verstuurd waarin zij vraagt of de uitlandigheid van [verweerder] verlof of een dienstreis betrof.
2.14. [ verweerder] heeft hierop op 27 februari 2024 als volgt gereageerd: “lk ben hier voor persoonlijke redenen waarbij ik het direct combineer met gesprekken ivm samenwerking tussen ARBO en beschermingsbewindvoering welke structureel zal worden geïntroduceerd en gebezigd op Curaçao. Verder wordt er een uitdieping gegeven aan de nascholing in mei gesprekken met diverse actoren. Er is ook de OR Arbo beurs waar ik naar toe zal gaan. Mag ik weten wat de reden is van de vraag?”
2.15. De secretaris heeft [verweerder] vervolgens bericht dat het wenselijk is om het onderscheid tussen verlof of een dienstreis te kunnen maken omdat zij ingeval van vakantie hem niet zal benaderen met werk gerelateerde vragen of gesprekken en in geval van een dienstreis die mogelijkheid wel bestaat.
2.16. [ verweerder] heeft hierop als volgt gereageerd: “(…) Bondia [secretaris 1], het is voor mij duidelijk. Werkgerelateerde kan altijd met mij worden afgestemd, ook al ben ik met verlof zeker als het dringend is. (…)"
2.17. [ verweerder] is per 1 maart 2024 aangevangen met zijn werkzaamheden voor UMC.
2.18. Nadat een bestuursvergadering is aangekondigd heeft [verweerder] op 7 maart 2024 een Whatsappbericht naar het bestuur gestuurd. In het bericht staat onder meer het volgende: “Bon dia allen, dringende persoonlijke omstandigheden nopen mij mijn verblijf in Nederland even te
verlengen. Volgende week vrijdag zal ik nog niet op Curaçao zijn. De vergadering kan doorgang vinden, maar wat mijn deelname betreft via Teams of
whatsapp? rond 15.00 uur? (…)”
2.19. De bestuursvergadering heeft op 15 maart 2024 plaatsgevonden waarbij [verweerder] via een videoverbinding aanwezig was. In de notulen van de bestuursvergadering staat onder punt vier het volgende: “(…) Directie mededelingen De Wnd. dir geeft aan dat hij wegens persoonlijke omstandigheden nog langer in Nederland verblijft (sinds zijn vertrek op 23 februari jl.), maar geeft aan dat hij voor het personeel beschikbaar is. Hij verwacht dat hij nog een week of twee (uiterlijk tot einde maart) in Nederland moet blijven. Hij meldt voorts dat er geen problemen zijn met payroll, omdat alles digitaal kan worden geregeld en ondertekend. (…)”
2.20. Op 1 april 2024 heeft [verweerder] een bedrag van Cg 2.402,47 overgemaakt van de bankrekening van Arbo Consult naar zijn eigen bankrekening met als omschrijving ’7 daggeld dienstr directeur ARB oconsult 32-03 T M 31-04-24’.
2.21. [ verweerder] heeft zich op 10 april 2024 uitgeschreven uit het bevolkingsregister van Curaçao.
2.22. Op 10 mei 2024 heeft er wederom een bestuursvergadering plaatsgevonden. In de notulen staat onder meer het volgende: “(…) 04. Toelichting Wnd. Directeur over langdurige afwezigheid en perspectief duur hiervan en andere mededelingen Wnd. Directeur. HJ (toevoeging gerecht: [voorzitter 1], voorzitter van het bestuur) geeft het woord aan [verzoeker] ter toelichting van zijn langdurige uitlandigheid en de onduidelijkheid daarover bij het Bestuur. [verweerder] geeft aan dat het gaat om verschillende factoren waaronder medische en persoonlijke factoren. HJ geeft aan dat het Bestuur niet de details van zijn medische en privé situatie van de Wnd. Directeur hoeft te weten, maar wel of het gaat om gezondheidsredenen dan wel niet-medische redenen en wat dit betekent voor de continuïteit van de organisatie, aangezien hij (zeker) al vijftig werkdagen afwezig is. [verweerder] geeft aan dat ook de ontwikkelingen bij Arbo Consult een rol spelen. De gebeurtenissen en ontwikkelingen van de afgelopen tijd hebben invloed gehad op hem als mens en op zijn gezin. Het Bestuur is bezig met een werving- en selectieprocedure waar hij bezwaar tegen heeft. (…) Hij geeft aan dat hij niet zal meedoen aan de wervings- en selectieprocedure. (…) Hij geeft ook aan dat hij beschikbaar blijft voor ondersteuning (c.q. overdracht) aan de nieuwe directeur. (…)
2.23. [ verweerder] heeft opmerkingen geplaatst bij de notulen en onder meer aangegeven dat het niet klopt dat hij al vijftig dagen afwezig. [verweerder] heeft onder meer het volgende geschreven: “(…) Ik ben fysiek afwezig maar heb continu gewerkt van hieruit anders lagen een aantal processen al stil bij ARBO CONSULT. De moderne technologie heeft mij in staat gesteld te kunnen functioneren. (…)
Voor de duidelijkheid wil ik wel aangeven dat ik niet fysiek aanwezig ben op Curacao c.q. ARBO CONSULT maar wel dagelijks bezig ben met het uitvoeren van mijn werkzaamheden op afstand via mail correspondentie, online en dagelijks overleg met medewerkers van ARBO CONSULT en de klanten waar nodig via zoom of whatsapp videocall. Dikwijls tot diep in de nacht vanwege het tijdsverschil. Ik heb mij te allen tijde zeer verantwoordelijk opgesteld en heb dat in de vergadering ook aangegeven. Verder zijn er hier in Nederland ook gesprekken geweest met relevante actoren vwb de samenwerking op het gebied van nascholing en bijscholing (zie laatst gehouden cursus bij ARBO), gesprekken met Commodis mbt het verstevigen van schuldhulpsanering, beschermingsbewind, competentieverbreding en uitbreiding producten op het gebied van financiële hulpverlening bij ARBO CONSULT. Ook zijn er gesprekken geweest met een gevestigde en doorgewinterde bedrijfsarts/epidemioloog die in het verleden ook ondersteuning heeft gegeven aan ARBO CONSULT waaronder competentie verbreding van mijn persoon op het gebied van Arbozorg. Hetgeen hij bereid is ook nu weer te doen. Omstandigheden van persoonlijke aard hebben geleid tot het langer vertoeven waarbij ik ook heb aangegeven dat ik gewoon blijf werken. Tot nu toe is er geen dag als AO aangemerkt. Ik ben continu mijn werk blijven doen zij het op afstand en online. (…)”
2.24. Op 24 mei 2024 heeft het bestuur [verweerder] een brief gestuurd. In de brief wordt onder meer aangegeven dat [verweerder] tot meerdere keren aan toe niet is teruggekeerd naar Curaçao ondanks diverse toezeggingen daartoe en dat het bestuur dat een zeer onwenselijke situatie vindt en het zorgen meebrengt over de continuïteit van Arbo Consult. Omdat [verweerder] heeft aangegeven dat zijn verblijf in Nederland deels ook medische redenen zou hebben, laat het bestuur aan [verweerder] weten dat een onafhankelijke arts de situatie zal beoordelen. Tevens is [verweerder] verzocht uiterlijk 10 juni 2024 weer op het kantoor in Curaçao aanwezig te zijn.
2.25. Op 3 juni 2024 heeft een onafhankelijke arts beoordeeld dat [verweerder] in staat moet worden geacht om te vliegen. Ook heeft de arts bericht dat er sprake is van beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren en dat dit overwegend te maken heeft met problemen in de werksituatie. De arts heeft bericht dat de problemen in een gezamenlijk overleg kunnen worden opgelost en dat hij [verweerder] in staat acht om een dergelijk gesprek te voeren. Ook bericht de arts dat [verweerder] heeft aangegeven graag voor Arbo Consult te willen blijven werken.
2.26. [ verweerder] is niet teruggekeerd naar Curaçao.
2.27. Op 8 juni 2024 heeft [verweerder] de arbeidsovereenkomst per 31 juli 2024 opgezegd.
2.28. [ verweerder] heeft zich op 21 juni 2024 ziek gemeld.
2.29. Arbo Consult heeft [verweerder] op 16 juli 2024 - nadat [verweerder] hierom heeft verzocht - onder meer een ‘bedankbrief’ gestuurd waarin [verweerder] wordt bedankt voor de samenwerking en de wijze waarop hij binnen Arbo Consult heeft gefunctioneerd.
2.30. [ verweerder] heeft vanaf het moment dat hij Curaçao op 21 februari 2024 heeft verlaten tot en met het einde van het dienstverband op 31 juli 2024 zijn volledige salaris ontvangen.
2.31. Op 29 juli 2024 heeft [verweerder] een bedrag van Cg 3.759,66 overgemaakt van de bankrekening van Arbo Consult naar zijn eigen bankrekening met als omschrijving ‘uitval sociale premies sal juni en juli 2024 uitschrijving’.
2.32. Op 29 juli 2024 heeft [verweerder] nogmaals een bedrag van Cg 1.359,41 naar zijn eigen bankrekening overgemaakt van de bankrekening van Arbo Consult met als omschrijving ‘corr uitval sociale premies sal juni en juli 2024 uitschr’.
2.33. Op het loonstrookje van [verweerder] voor de maand juli 2024 staat onder meer het volgende: “(…) Omschrijving aantal/% Inkomsten (…) Vakantie-uren/dagen 260.00 18.905,36 (…)”
2.34. Op 5 augustus 2024 heeft [verweerder] nogmaals een bedrag van Cg 7.557,94 overgemaakt van de bankrekening van Arbo Consult naar zijn eigen bankrekening met als omschrijving ‘corr uitval sociale premies sal juni en juli 2024 uitschr’.
2.35. Op het loonstrookje van [verweerder] voor de maand augustus 2024 staat onder meer het volgende: “(…) Omschrijving aantal/% Inkomsten (…) Vakantie-uren/dagen 260.00 18.905,36 (…)”
2.36. Arbo Consult heeft [verweerder] op 17 december 2024 een brief gestuurd. Arbo Consult heeft [verweerder] daarin verzocht om over te gaan terugbetaling van een bedrag van Cg 9.248,97 met als reden dat [verweerder] dit bedrag onrechtmatig aan zichzelf heeft uitgekeerd. Dit bedrag bestaat uit terugbetaling van (een deel van) de daggeldvergoeding en een deel van de kosten voor de retourvliegticket. [verweerder] heeft op 18 december 2024 afwijzend op dit verzoek gereageerd.
2.37. Arbo Consult heeft [verweerder] op 24 februari 2025 wederom een brief gestuurd waarin onder meer staat dat Arbo Consult het serieuze vermoeden heeft dat [verweerder] tijdens zijn dienstverband bij Arbo Consult een andere dienstbetrekking heeft geaccepteerd. [verweerder] is verzocht om op dit vermoeden te reageren. Tevens is [verweerder] verzocht om inzicht te verschaffen in het bedrag van Cg 10.114,57 dat hij aan zichzelf heeft uitgekeerd ter zake van niet genoten vakantiedagen per einddatum van het dienstverband.
2.38. Bij brief van 28 februari 2025 heeft [verweerder] afwijzend gereageerd op het verzoek van Arbo Consult.
2.39. [ verweerder] werkt tot op heden bij UMC.
3 Het verzoek van Arbo Consult
3.1. Arbo verzoekt het gerecht – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – om: Primair:
Subsidiair:
4 De beoordeling
4.1. In deze zaak gaat het primair om de vraag of [verweerder], voormalig waarnemend directeur van Arbo Consult, een bedrag van Cg 70.207,13 aan ontvangen salaris dient terug te betalen omdat Arbo Consult stelt dat [verweerder] over de periode 1 maart tot 31 juli 2024 ten behoeve van Arbo Consult geen arbeid heeft verricht en dus geen recht heeft op loon nu hij reeds bij een andere werkgever in Nederland in dienst was getreden. Verder gaat het om de vraag of [verweerder] onterecht diverse bedragen aan zichzelf heeft uitbetaald. Daarbij gaat het om kosten voor een retourvliegticket, daggeldvergoedingen, restitutie van sociale premies, dubbele uitbetaling van niet genoten vakantie uren en een te hoge salarisbetaling in de maand februari 2024. [verweerder] heeft verweer gevoerd.
Rechtsverwerking
4.2. Het meest verstrekkende verweer van [verweerder] is dat er sprake is van rechtsverwerking. Hiertoe voert [verweerder] aan dat Arbo Consult zijn opzegging van de arbeidsovereenkomst heeft geaccepteerd, er toen geen bezwaren waren, er geen openstaande vorderingen zijn benoemd en dat hij een bedankbrief heeft ontvangen. Arbo Consult betwist dat er sprake is van rechtsverwerking.
4.3. Het gerecht stelt voorop dat rechtsverwerking kan worden aangenomen indien de rechthebbende zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van zijn recht of bevoegdheid. Tijdsverloop alleen is daarvoor onvoldoende. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de rechthebbende zijn aanspraak niet meer geldend zal maken, of waardoor de positie van de wederpartij onredelijk verzwaard of benadeeld zou worden indien het recht of de bevoegdheid alsnog geldend wordt gemaakt.
4.4. Naar het oordeel van het gerecht doen zich de hiervoor bedoelde bijzondere omstandigheden niet voor. Weliswaar heeft Arbo Consult ten tijde van de beëindiging van het dienstverband een bedankbrief aan [verweerder] uitgereikt en heeft zij geen melding gemaakt van eventuele (loon)vorderingen, maar op dat moment was Arbo Consult nog niet bekend met haar (vermeende) vorderingen op [verweerder]. Arbo Consult is pas ná het einde van het dienstverband bekend geraakt met de door [verweerder] met een derde gesloten arbeidsovereenkomst gedurende het dienstverband met Arbo Consult en met de volgens haar onterechte betalingen aan [verweerder]. Gedragingen van Arbo Consult van vóór die ontdekkingen kunnen haar in het kader van rechtsverwerking in redelijkheid niet worden tegengeworpen. Gesteld noch gebleken is dat Arbo Consult na het bij haar gerezen vermoeden dat zij een vorderingsrecht heeft jegens [verweerder], het gerechtvaardigd vertrouwen bij [verweerder] heeft gewekt dat zij daar geen (juridische) consequenties aan zou verbinden. Integendeel, Arbo Consult heeft [verweerder] juist verzocht om over te gaan tot restitutie van diverse bedragen. Dat de positie van [verweerder] door de handelswijze van Arbo Consult onredelijk is verzwaard of benadeeld, is gesteld noch gebleken. De conclusie van het voorgaande is dat het beroep van [verweerder] op rechtsverwerking niet slaagt.
Onrechtmatig verkregen bewijs?
4.5. Ter onderbouwing van haar stelling dat [verweerder] tijdens zijn dienstverband met Arbo Consult een tweede fulltime dienstverband is aangegaan, heeft Arbo Consult de door [verweerder] getekende arbeidsovereenkomst met UMC overgelegd. [verweerder] heeft aangevoerd dat dat bewijs op onrechtmatige wijze door Arbo Consult is verkregen en daarom buiten beschouwing moet worden gelaten, omdat Arbo Consult deze informatie zonder zijn toestemming uit zijn zakelijke e-mailbox heeft gehaald.
4.6. Het gerecht overweegt dat als wordt vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst door Arbo Consult onrechtmatig is verkregen, dan gelet op het bepaalde in artikel 131 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) niet als algemene regel geldt dat de rechter daarop geen acht mag slaan. In beginsel wegen het algemene maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, alsmede het belang dat partijen erbij hebben hun stellingen in rechte aannemelijk te kunnen maken, zwaarder dan het belang van uitsluiting van bewijs. Slechts indien sprake is van bijkomende omstandigheden, is uitsluiting van dat bewijs gerechtvaardigd (HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:942).
4.7. Dergelijke bijkomende omstandigheden die dat kunnen rechtvaardigen zijn in dit geval niet door [verweerder] gesteld. Dat [verweerder] eigenhandig de informatie zou hebben verstrekt betreft geen rechtvaardiging om het bewijs uit te sluiten. Nog daargelaten dat [verweerder] heeft nagelaten om te reageren op het verzoek van Arbo Consult om te reageren op haar vermoeden dat hij (ook) bij een derde in dienst was getreden. Het voorgaande leidt ertoe dat het gerecht de arbeidsovereenkomst met UMC niet buiten beschouwing zal laten.
Slecht werkgeverschap?
4.8. Verder heeft [verweerder] aangevoerd dat - zo begrijpt het gerecht - zijn handelen gerechtvaardigd was omdat Arbo Consult onder meer heeft nagelaten om bepaalde bestuursbesluiten rondom administratieve procedures te nemen. [verweerder] wijst erop dat uit het directiereglement niet volgt dat hij niet mocht handelen zoals hij heeft gedaan. Dit algemene verweer lijkt gegrond te zijn op de stelling dat Arbo Consult zich niet als een goed werkgever heeft gedragen en daarom nu geen terugbetaling kan vorderen. Het gerecht kan [verweerder] daarin niet volgen. Weliswaar brengt de functie van een (waarnemend) directeur veel vrijheid met zich mee, maar wordt die vrijheid begrensd door het goed werknemerschap. Een werknemer is gelet op artikel 7A:1615d BW in het algemeen verplicht al datgene te doen en na te laten, wat een goed arbeider in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten.
4.9. Het gerecht overweegt dat [verweerder] zich niet als een goed werknemer heeft gedragen. [verweerder] is namelijk naast zijn veertigurige dienstverband bij Arbo Consult een tweede dienstverband met een omvang van zesendertig uur aangegaan bij een werkgever in Nederland, zonder Arbo Consult hierover te informeren. Weliswaar is het recht op vrije arbeidskeuze – zoals [verweerder] aanvoert - een grondrecht dat zwaar weegt, maar vindt haar beperking in onder meer de Arbeidsregeling
4.10. Het in strijd handelen met goed werknemerschap brengt op zichzelf genomen niet mee dat [verweerder] achteraf bezien geen recht had op loon vanaf het moment dat hij bij UMC in dienst is getreden. Daarvoor is nodig dat komt vast te staan dat [verweerder] geen arbeid heeft verricht en dus geen recht heeft op loon en daarom het door hem over die periode ontvangen salaris, onverschuldigd is betaald. Weliswaar heeft Arbo Consult gesteld dat [verweerder] het bedrag ook op grond van schadevergoeding aan haar moet betalen, maar die grondslag heeft zij geenszins van een onderbouwing voorzien. Op basis van die gestelde grondslag kan de vordering daarom hoe dan ook niet worden toegewezen.
Loon onverschuldigd betaald?
4.11. Arbo Consult vordert primair op grond van onverschuldigde betaling dat [verweerder] wordt veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van Cg 70.207,13 aan ontvangen salaris over de periode 1 maart tot en met 31 juli 2024.
4.12. Het gerecht overweegt dat ingevolge de hoofdregel van artikel 129 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de stelplicht en bewijslast rusten op degene die een vordering uit onverschuldigde betaling tegen een ander instelt. Het is daarom aan Arbo Consult om feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen waaruit volgt dat zij loon aan [verweerder] heeft betaald zonder dat daar een rechtsrond voor aanwezig was. In artikel 7A:1614b BW is bepaald dat geen loon is verschuldigd voor de tijd, gedurende welke de arbeider de bedongen arbeid niet heeft verricht (geen arbeid, geen loon). Een werkgever kan op grond van onverschuldigde betaling loon terugvorderen, tenzij dit in strijd met goed werkgeverschap is dan wel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Periode ziekte tot einde dienstverband
4.13. Ten aanzien van de periode van 21 juni 2024 tot het einde van het dienstverband op 31 juli 2024 is het gerecht van oordeel dat [verweerder] zijn salaris niet zonder rechtsgrond heeft ontvangen. In deze (betrekkelijk korte) periode was er sprake van ziekte en had [verweerder] ondanks het niet verrichten van arbeid gelet op artikel 7A:1614c lid 1 BW recht op loon. Voor zover het verzoek van Arbo Consult ziet op terugbetaling van loon over voormelde periode, zal dat worden afgewezen.
Periode 1 maart tot 21 juni 2024
4.14. Resteert de vraag of [verweerder] het over de periode 1 maart tot 21 juni 2024 ontvangen loon zonder rechtsgrond heeft ontvangen.
4.15. Arbo Consult stelt dat [verweerder] geen arbeid heeft verricht omdat hij per 1 maart 2024 fulltime bij een derde in Nederland in dienst is getreden en geen werkzaamheden ten behoeve van Arbo Consult heeft uitgevoerd. Voorts stelt Arbo Consult dat [verweerder] zijn werkzaamheden als waarnemend directeur ook niet (enkel) op afstand heeft kúnnen uitvoeren omdat zijn fysieke aanwezigheid op de werkvloer in Curaçao noodzakelijk was. Arbo Consult wijst erop dat [verweerder] niet, althans onvoldoende, inzichtelijk heeft gemaakt welke arbeid hij dan zou hebben verricht terwijl hij gehouden is om verantwoording af te leggen aan het bestuur.
4.16. [ verweerder] betwist dat hij in de vermelde periode geen werkzaamheden ten behoeve van Arbo Consult heeft aangevoerd. [verweerder] voert daartoe aan dat hij de twee banen heeft gecombineerd en dat dit mogelijk was vanwege het tijdsverschil. [verweerder] voert aan dat hij van 12.00 uur tot 21.00 uur voor Arbo Consult heeft gewerkt en dat hij ten behoeve van Arbo Consult diverse gesprekken heeft gevoerd met derden ten behoeve van de implementatie van Arbo-wetgeving en het verstevigen van de samenwerking voor de schuldsanering. Ter zitting heeft [verweerder] aangevoerd dat hij 1200 e-mailberichten kan overleggen waaruit volgt dat hij op afstand ten behoeve van Arbo Consult heeft gewerkt.
4.17. Het gerecht acht het gelet op de omstandigheden dat [verweerder] zonder overleg voor een langere periode uitlandig was terwijl Arbo Consult onweersproken heeft gesteld dat fysieke aanwezigheid in Curaçao voor de uitoefening van de functie van waarnemend directeur gebruikelijk was in samenhang met het feit dat [verweerder] per 1 maart 2024 elders voor zesendertig uur per week in dienst is getreden en de tot op heden gebrekkige feitelijke onderbouwing van het verweer van [verweerder], onaannemelijk dat [verweerder] in de hiervoor gemelde gehele periode veertig uur per week ten behoeve van Arbo Consult heeft gewerkt.
4.18. Gelet op het voorgaande ziet het gerecht aanleiding om er bij wege van rechterlijk bewijsvermoeden voorshands vanuit te gaan dat [verweerder] over de periode 10 april 2024 tot 21 juni 2024 geen, althans geen veertig uur per week, arbeid heeft uitgevoerd die hij uit hoofde van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst verplicht was te verrichten. Het gerecht heeft hierbij in aanmerking genomen dat [verweerder] zich met ingang van 10 april 2024 heeft uitgeschreven uit het bevolkingsregister van Curaçao en daarmee kennelijk de keuze heeft gemaakt om niet terug te keren naar Arbo Consult. Ook is in overweging genomen dat uit de eigen stellingen van [verweerder] volgt dat het laatste gesprek ten behoeve van de implementatie van de Arbo-wetgeving heeft plaatsgevonden op 4 april 2024. Dat [verweerder] na 10 april 2024 ook nog noemenswaardige werkzaamheden heeft verricht, heeft [verweerder] onvoldoende feitelijk onderbouwd. Tegen dit rechterlijk vermoeden kan tegenbewijs geleverd worden door [verweerder], waarvoor voldoende is dat het bewijsvermoeden wordt ontzenuwd. Niet nodig is dat het tegendeel wordt bewezen.
4.19. Naar het oordeel van het gerecht heeft [verweerder] voldoende onderbouwd met verwijzing naar verschillende Whatsappberichten en het noemen van specifieke datums waarop diverse besprekingen hebben plaatsgevonden dat hij tot 10 april 2024 wel arbeid heeft verricht ten behoeve van Arbo Consult. Derhalve staat thans niet vast dat [verweerder] over de periode 1 maart tot 10 april 2024 geen arbeid heeft verricht ten behoeve Arbo Consult. Nu Arbo Consult voldoende heeft gesteld dat dit niet het geval, zal zij in de gelegenheid worden gesteld om feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat [verweerder] geen arbeid heeft verricht.
Vliegticket en daggeldvergoeding
4.20. Arbo Consult stelt verder dat [verweerder] de kosten voor een retour vliegticket Curaçao – Amsterdam ten onrechte ten laste van Arbo Consult heeft laten komen omdat [verweerder] vanwege privédoeleinden naar Nederland is gereisd. Volgens Arbo Consult bestond er geen grondslag voor de vergoeding en had [verweerder] eveneens geen recht op daggeldvergoedingen. [verweerder] betwist dat dit het geval is en voert aan dat het ging om een dienstreis waarbij hij ook privézaken heeft geregeld en het gebruikelijk was om dergelijke kosten vergoed te krijgen.
4.21. Het gerecht overweegt dat in het directiereglement niets is geregeld over het declareren van de kosten en het verkrijgen van een daggeldvergoeding ingeval van een combinatie tussen een dienstreis en een privéreis. Dat het binnen Arbo Consult gebruikelijk was om in geval van een combi-reis aanspraak te kunnen maken op de hiervoor genoemde vergoedingen wil het gerecht wel aannemen, maar in dit geval blijkt uit de verklaringen en gedragingen van [verweerder] dat de voornaamste reden voor de reis naar Nederland in de privésfeer lag. Het gerecht heeft hierbij in overweging genomen dat [verweerder] ter zitting kenbaar heeft gemaakt dat hij twijfelde of hij nog wel voor Arbo Consult wilde blijven werken en hij hierover op afstand van Arbo Consult wilde nadenken en hij anderzijds bij de nieuwe werkgever per 1 maart 2024 aan de slag kon, maar er wel sprake was van een proeftijd van één maand. Verder heeft [verweerder] op 27 februari 2024 in antwoord op de vraag van één van de bestuursleden of zijn uitlandigheid een verlof of dienstreis betrof geantwoord dat het ging om een reis met persoonlijke redenen. Weliswaar heeft [verweerder] ook te kennen gegeven dat hij het zal combineren met diverse gesprekken ten behoeve van Arbo Consult, maar dit is gelet op de voornoemde omstandigheden onvoldoende om tot het oordeel te komen dat het (ook) ging om een dienstreis en [verweerder] aanspraak kon maken op een vliegticket- en daggeldvergoeding. Nog daargelaten dat aanspraak op dergelijke vergoedingen in redelijkheid enkel kan bestaan als het gaat om werkzaamheden die uit hoofde van de uitoefening van de functie dienen te worden uitgevoerd en waarvoor de fysieke aanwezigheid in het buitenland benodigd is danwel dat hierover afspraken zijn gemaakt. Zonder andersluidende afspraken bestaat er geen aanspraak op hiervoor vermelde vergoedingen in het geval dat een werknemer om hem moverende redenen naar het buitenland afreist en vervolgens (ook) werkzaamheden op afstand voor de werkgever gaat uitvoeren.
4.22. De conclusie van het bovenstaande is dat er geen grondslag bestond voor vergoeding van de vliegticketkosten alsmede voor daggeldvergoedingen. [verweerder] heeft die vergoedingen van respectievelijk Cg 2.605,00 en Cg 10.718,47 dus zonder grondslag aan zichzelf uitbetaald. De hiervoor genoemde bedragen dient [verweerder] daarom terug te betalen aan Arbo Consult.
Restitutie van sociale premies
4.23. Voorts stelt Arbo Consult dat [verweerder] bedragen ter hoogte van de sociale premies die zijn ingehouden op het salaris, ten onrechte aan zichzelf heeft gerestitueerd.
4.24. [ verweerder] betwist dat hij dit ten onrechte heeft gedaan en voert aan dat hij per 10 april 2024 was uitgeschreven uit het bevolkingsregister in Curaçao en daarom niet meer premieplichtig was. Naar het oordeel van het gerecht heeft [verweerder] onvoldoende onderbouwd dat hij niet meer premieplichtig was en dat hij dit bovendien met de SVB had moeten kortsluiten. Hierbij heeft het gerecht acht geslagen op het argument van Arbo Consult dat [verweerder] nog in dienst was bij een op Curaçao gevestigde werkgever, eveneens salaris via deze werkgever ontving en dat het daardoor niet zonder meer een gegeven was dat [verweerder] ten tijde van de uitschrijving niet meer premieplichtig was in Curaçao. Daarbij komt dat Arbo Consult de premies is blijven afdragen na de uitschrijving omdat [verweerder] de uitschrijving nimmer bij Arbo Consult heeft gemeld. Het bovenstaande maakt dat er voor [verweerder] geen rechtsgrond bestond om een bedrag ter hoogte van de betreffende premies vanaf de bankrekening van Arbo Consult aan zichzelf te restitueren.
4.25. Arbo Consult heeft onweersproken gesteld dat het gaat om een bedrag van Cg 12.713,01. [verweerder] zal worden veroordeeld tot terugbetaling van dit bedrag. Dubbele uitbetaling van niet genoten vakantie uren
4.26. Verder stelt Arbo Consult dat [verweerder] de niet genoten vakantie uren bij het einde van zijn dienstverband dubbel aan zichzelf heeft uitbetaald, namelijk zowel in de maand juli 2024 als in de maand augustus 2024. Ter onderbouwing heeft Arbo Consult verwezen naar de salarisstrookjes van deze maanden. [verweerder] heeft weliswaar betwist dat er sprake is van een dubbele (uit)betaling en aangevoerd dat het slechts gaat om één betaling, maar naar het oordeel van het gerecht heeft hij dit gelet op de door Arbo Consult overgelegde salarisstrookjes onvoldoende onderbouwd. Derhalve zal het verweer van [verweerder] als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd. [verweerder] heeft verder geen andere weren aangevoerd zodat het verzoek voor toewijzing gereed ligt. Arbo Consult heeft onweersproken gesteld dat het gaat om een bedrag Cg 18.905,36 dat teveel is uitbetaald. [verweerder] zal worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.
Te hoge salarisbetaling in de maand februari 2024
4.27. Ten slotte stelt Arbo Consult dat [verweerder] in de maand februari 2024 een bedrag van Cg 924,68 teveel aan salaris aan zichzelf heeft uitbetaald. [verweerder] heeft dit onweersproken gelaten en daarom ligt het verzoek voor toewijzing gereed.
Verdere procedure
4.28. Gelet op hetgeen in r.o. 4.18. en 4.19. is overwogen, zal het gerecht de zaak verwijzen naar de familierol van 26 augustus 2025 voor akte uitlating waarbij [verweerder] schriftelijk te kennen kan geven of en hoe hij aan de tegenbewijslevering wenst te voldoen. Ook Arbo [verweerder] kan dan te kennen geven of en hoe zij aan de bewijslevering wenst te voldoen.
4.29. Het gerecht acht het voorstelbaar dat partijen gelet op de hiervoor genomen eindbeslissingen, de bewijsopdracht voor Arbo Consult en het ontzenuwen van aangenomen rechterlijk vermoeden door [verweerder], aanleiding kunnen zien om vanwege proceseconomische redenen met elkaar in gesprek te gaan.
4.30. Het gerecht houdt iedere verdere beslissing aan.
5 De beslissing
Het gerecht:
5.1. laat [verweerder] toe om tegenbewijs te leveren tegen het bewijsvermoeden dat hij in de periode 10 april 2024 tot 21 juni 2024 geen arbeid heeft verricht met een omvang van veertig uur per week ten behoeve van Arbo Consult;
5.2. draagt Arbo Consult op om feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit kan worden afgeleid dat [verweerder] over de periode 1 maart 2024 tot 10 april 2024 geen arbeid heeft verricht met een omvang van veertig uur per week ten behoeve van Arbo Consult;
5.3. bepaalt dat [verweerder] en Arbo Consult zich op de familierol van 26 augustus 2025mogen uitlaten of hij/zij (tegen)bewijs wil(len) leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
5.4. bepaalt dat [verweerder] en/of Arbo Consult, indien hij/zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen;
5.5. bepaalt dat [verweerder] en/of Arbo Consult, indien hij/zij getuigen wil(len) laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden oktober tot en met december 2025 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
5.6. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. M.E.B. de Haseth in het gerechtsgebouw “Kas di Korte” aan de Emancipatie Boulevard Dominico F. 'Don' Martina 18;
5.7. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan het gerecht en de wederpartij moeten toesturen;
5.8. houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, bijgestaan door mr. M.R. Hoekstra, griffier, en in het openbaar uitgesproken.
Aangezien dit vonnis wordt gewezen na invoering van de Caribische gulden (Cg) wordt waar in de stukken van partijen nog werd gesproken van NAf dit gelezen als Cg.
Zie onder meer HR 11 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2574, rov. 4.2.
Landsbesluit van de 1ste november 2022, no. 22/2060, houdende vaststelling van de geconsolideerde tekst van de Arbeidsregeling 2000 waarin onder meer algemene bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de arbeidsduur, werktijden en rusttijden.
Zie Gerechtshof Leeuwarden op 7 augustus 2012, ECLI:NL:GHLEE:2012:BX3724.