Terug naar bibliotheek
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2025:801 - Proceskostenveroordeling bij onnodig ingesteld (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep - 22 mei 2025

Arrest

ECLI:NL:HR:2025:80122 mei 2025Deze uitspraak is in 1 latere zaken aangehaald

Rechtsgebieden

Essentie

Een partij die in eerste aanleg volledig in het gelijk is gesteld, mag niet in de proceskosten worden veroordeeld als diens (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep wordt verworpen. Een dergelijk beroep is in feite verweer binnen de grenzen van de devolutieve werking.

Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 24/01187 Datum 23 mei 2025

ARREST

In de zaak van

EMS AMBULANCE B.V., gevestigd te Amsterdam, EISERES tot cassatie, verweerster in het (deels voorwaardelijke) incidentele cassatieberoep, hierna: EMS, advocaat: K. Aantjes,

tegen

[verweerster], wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika, VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het (deels voorwaardelijke) incidentele cassatieberoep, hierna: [verweerster], advocaat: D. Rijpma.

1 Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar: a. de vonnissen in de zaak C/15/324508 / HA ZA 22-64 van de rechtbank Noord-Holland van 23 maart 2022 en 15 juni 2022; b. het arrest in de zaak 200.312.749/01 van het gerechtshof Amsterdam van 9 januari 2024. EMS heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. [verweerster] heeft (deels voorwaardelijk) incidenteel cassatieberoep ingesteld. Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten. De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt in het principale cassatieberoep tot verwerping van het beroep, en in het incidentele cassatieberoep tot vernietiging van het bestreden arrest uitsluitend voor zover [verweerster] daarin is veroordeeld in de kosten van het incidentele appel en tot afdoening op de wijze als vermeld in randnummer 4.12 van de conclusie. De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2 Uitgangspunten en feiten

2.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.2-1.22.

2.2 [verweerster] vordert in deze procedure, voor zover in cassatie van belang, veroordeling van EMS tot betaling van het bedrag van € 299.860,-- dat [verweerster] heeft betaald uit hoofde van de met EMS gesloten overeenkomst. Aan deze vordering heeft [verweerster] primair een toerekenbare tekortkoming van EMS ten grondslag gelegd op grond waarvan [verweerster] de overeenkomst heeft ontbonden. Subsidiair heeft [verweerster] zich beroepen op dwaling.

2.3 De rechtbank[1] heeft geoordeeld dat EMS is tekortgeschoten in de nakoming van haar inspanningsverbintenis en haar veroordeeld tot betaling van € 299.860,-- aan [verweerster].

2.4 Het hof[2] heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en EMS veroordeeld tot betaling van € 250.000,-- aan [verweerster] wegens dwaling. Het hof heeft EMS veroordeeld in de kosten van het principale hoger beroep en [verweerster] in de kosten van het incidentele hoger beroep (door het hof vastgesteld op een bedrag van € 3.967,50).

3 Beoordeling van het middel in het principale beroep

De klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

4 Beoordeling van het middel in het incidentele beroep

4.1 Onderdeel 1 van het middel kan niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

4.2.1 Onderdeel 2 klaagt dat het hof ten onrechte [verweerster] in de kosten van het incidentele hoger beroep heeft veroordeeld. Het onderdeel voert aan dat het incidentele hoger beroep van [verweerster] in wezen nodeloos is ingesteld omdat de rechtbank de primaire vordering van [verweerster] geheel had toegewezen. [verweerster] had dus geen reden om tegen dat dictum op te komen, en het incidentele beroep had slechts betrekking op onderwerpen (twee door de rechtbank verworpen feitelijke gronden voor de vordering van [verweerster]) die al werden bestreken door de devolutieve werking van het principale hoger beroep van EMS, aldus het onderdeel.

4.2.2 Het onderdeel slaagt. Het betoogt terecht dat de omstandigheid dat [verweerster], die door de rechtbank in het gelijk was gesteld, in de vorm van een (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep verweer heeft gevoerd, niet ertoe mag leiden dat verwerping van haar verweren – en dientengevolge de verwerping van het incidentele hoger beroep – haar op een kostenveroordeling komt te staan.[3]

4.2.3 Het slagen van onderdeel 2 brengt mee dat het arrest van het hof moet worden vernietigd. De Hoge Raad zal zelf de zaak afdoen door de door het hof uitgesproken proceskostenveroordeling in het incidentele hoger beroep te vernietigen en geen nieuwe veroordeling in dat beroep uit te spreken.

4.3 Onderdeel 3 is ingesteld onder de voorwaarde dat een of meer klachten in het principale beroep slagen. Hiervoor is gebleken dat deze voorwaarde niet is vervuld. Dit onderdeel hoeft daarom niet te worden onderzocht.

5 Beslissing

De Hoge Raad:

in het principale beroep:

  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt EMS in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 2.463,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien EMS deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;

in het incidentele beroep:

  • vernietigt het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 9 januari 2024, maar uitsluitend voor zover [verweerster] daarin is veroordeeld in de kosten van het incidentele hoger beroep aan de zijde van EMS, door het hof begroot op € 3.967,50;
  • veroordeelt EMS in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 2.600,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien EMS deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.

Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op 23 mei 2025.

Rechtbank Noord-Holland 15 juni 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:12315.

Gerechtshof Amsterdam 9 januari 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:48.

Zie o.a. HR 14 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2261.


Voetnoten

Rechtbank Noord-Holland 15 juni 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:12315.

Gerechtshof Amsterdam 9 januari 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:48.

Zie o.a. HR 14 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2261.